Psalms 68:20

Nederlandse verzen (20-24)

Uitkomsten tegen de dood

Wat David in Ps 68:19 tegen God heeft gezegd, veroorzaakt een lofprijzing voor “de Heere” (Ps 68:20). In Zijn soevereine verhevenheid overlaadt Hij “ons”, dat is het gelovig overblijfsel, “dag aan dag”. ‘Dag aan dag’ betekent elke dag zonder uitzondering. “Overlaadt Hij ons” is letterlijk “draagt Hij ons” (vgl. Js 46:3-4). Hij draagt hen met Zijn kracht, zodat zij kunnen dragen wat Hij te dragen geeft. Hij helpt niet alleen hun lasten dragen, maar Hij draagt henzelf (vgl. Dt 1:31). Die God is “onze zaligheid”. Ze vinden in Zijn hulp en in Hemzelf al hun geluk en voorspoed.

God geeft niet slechts een tijdelijk gevoel van zaligheid of geluk. Wat God, “Die God”, hun God, geeft, is “volkomen zaligheid” of geluk (Ps 68:21). Dit kan ook worden vertaald als de God van de uitreddingen of verlossingen. Van het woord ‘zaligheid’ of ‘redding’, is ook de naam ‘Jezus’ afgeleid. Jezus betekent ‘de HEERE redt’ of ‘de HEERE verlost’. Hier wordt gezegd dat God volkomen redt of verlost. Uit het Nieuwe Testament weten we dat God dat doet in de Persoon van de Heer Jezus (Mt 1:21).

Er zijn veel gevaren, tegenslagen en beproevingen in het leven van de gelovige, maar God redt hem uit al die verschillende moeiten (2Tm 3:11; 2Tm 4:18). Hij is de garantie dat ieder van de Zijnen de volkomen zaligheid of het volkomen geluk van het vrederijk bereikt.

Hij is “de HEERE, de Heere”, Jahweh, Adonai, de God Die Zijn verbond met hen heeft gesloten (Jahweh) en de algemene heerschappij heeft, Hij heerst over alles (Adonai). Bij Hem zijn dan ook “uitkomsten tegen de dood”. Dit betekent zowel uitkomst in en ontsnapping aan doodsgevaar als verlossing uit de macht van de dood zelf, waarbij de dood als een persoon wordt voorgesteld. Dit is mogelijk omdat Christus de dood heeft “verslonden tot overwinning” (1Ko 15:54b). De dood is voor Hem geen verhindering Zijn volk te geven wat Hij heeft beloofd. Hij is de Leidsman die hen dwars door de dood heen in de volle gelukzaligheid van het vrederijk brengt (Ps 48:15; Ps 16:10).

De vijanden zijn ook geen verhindering voor de zegen: “Ja, God zal de kop van Zijn vijanden verpletteren, de harige schedel van wie met zijn schuldige wandel doorgaat” (Ps 68:22). De vijanden van Zijn volk zijn “Zijn vijanden”. We kunnen hierbij denken aan de toekomstige koning van het noorden en zijn bondgenoten die verwoesting over Jeruzalem brengen. Na die verwoesting laat hij een bezettingsmacht in Jeruzalem achter en stoot door naar Egypte. Als hij in Egypte is, hoort hij geruchten van een aanval op zijn bezettingsmacht in Jeruzalem. Dan keert hij terug uit Egypte om Jeruzalem opnieuw te veroveren. De Heer Jezus zal dan hem, de kop van Zijn vijanden, verpletteren (Dn 11:40-45; vgl. Na 3:18).

Zijn vijanden hebben geprobeerd Hem dwars te zitten in het vervullen van Zijn beloften. Dat is altijd tevergeefs gebleken, want het is onmogelijk Gods plannen te dwarsbomen. Ze hebben hun dwaze pogingen om dat te doen massaal met de dood moeten bekopen (Ps 110:6; vgl. Hk 3:14).

De “harige schedel” benadrukt dat ze haar op hun schedel hebben. Het lange haar is een symbool van onderdanigheid en toewijding (1Ko 11:15). Een van de kenmerken van machten die onder het gezag van de satan staan, die hem onderdanig en toegewijd zijn, is dat zij “haar als vrouwenhaar” hebben, dat wil zeggen dat ze lang haar hebben (Op 9:8). Wie zich onderdanig aan de duivel blijft gedragen, “wie met zijn schuldige wandel doorgaat”, kiest voor de dood.

Als “de Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan; Ik breng u terug uit de diepten van de zee” (Ps 68:23), gebeurt dat ook. God bevrijdt Zijn volk uit de sterkste macht, waarvan Basan spreekt (Ps 68:16). Basan is de Golan-hoogte, het gebergte ten oosten van het meer van Galilea, waar het overblijfsel naartoe is gevlucht (Mt 24:16). De HEERE zal dus het overblijfsel van Juda daarvandaan terugbrengen. Niemand kan Hem daarin tegenhouden.

Ook al is Zijn volk verborgen in “de diepten van de zee” en onvindbaar voor mensen, God weet waar ze zijn en zal hen vandaar terugbrengen naar hun land. De zee is een symbool van de volken (Op 17:15; Js 57:20). Hier vinden we een aanwijzing dat de tien stammen, die verstrooid en verborgen zijn onder de volken, rond deze tijd door God naar het beloofde land zullen worden teruggebracht.

Als Zijn volk terug is in hun land, zijn de rollen omgekeerd. Gods volk zal zijn voet kunnen “baden in bloed” (Ps 68:24; vgl. Ps 58:11b; Js 63:3; Op 14:20). Dit is weer zo’n uiting van overwinning over de vijanden die wel gepast voor Israël, Gods aardse volk, maar die niet past bij de gemeente, Gods hemelse volk. De strijd van de gemeente is geen letterlijke strijd tegen bloed en vlees, maar een geestelijke strijd tegen boze machten in de hemelse gewesten (Ef 6:12).

Het wijst op de instemming met het oordeel van God dat Hij rechtvaardig over Zijn vijanden heeft uitgeoefend. Die vijanden hebben God op vreselijke wijze getart en Zijn volk meedogenloos vertrapt. De toezegging dat “de tong van uw honden zijn deel [krijgt] van de vijanden”, geeft Gods afschuw voor deze vijanden aan (vgl. 1Kn 21:19; 1Kn 22:38).

Copyright information for DutKingComments