Psalms 72:15

Zegen van de regering

De uitroep “Hij zal leven!” is een wens (Ps 72:15). Leven is het grote kenmerk van de Messias. Dat Hij zal leven, wil zeggen dat er aan Zijn leven geen einde komt (Ps 21:5). Hij leeft “naar [de] kracht van een onvergankelijk leven” (Hb 7:15-17). Zijn koninkrijk is daarom een eeuwig koninkrijk. De zegen van het vrederijk is onlosmakelijk verbonden aan Zijn leven. Waar Hij in zegen heerst, wordt het leven in al Zijn volheid genoten. Leven is pas echt leven en wordt pas echt geleefd als het wordt geleefd in verbinding met Hem.

De waardering van dat leven, dat overal in het vrederijk zichtbaar is, wordt door mensen op diverse manieren tot uiting gebracht:

1. “Men zal Hem van het goud van Sjeba geven.” Het goud dat Hem wordt gegeven, is van Hem (Hg 2:9). Dat ze Hem dat geven, wil zeggen dat ze Zijn recht op het meest waardevolle in de schepping erkennen. Daarmee erkennen zij Zijn recht op de hele schepping.

2. “Men zal voortdurend voor Hem bidden.” In de voorgaande verzen heeft de Koning zegeningen gebracht naar de armen, naar Zijn volk en naar de wereld. Als reactie bidden ze voor Hem en wensen Hem Gods zegen toe. Er zal “voortdurend” voor Hem worden gebeden dat Hij Zijn zegenrijke regering gedurende het hele vrederijk zal voortzetten. Deze gebeden geven het verlangen weer naar een eindeloze voortgang van Zijn regering.

3. “De hele dag zal men Hem zegenen.” Dat men Hem “de hele dag” zal zegenen, wil zeggen dat men Hem gedurende ‘de hele dag’ van het vrederijk het goede zal toewensen, dat men goede dingen over Hem zal zeggen. Letterlijk staat er ‘altijd heel de dag’ en heeft de betekenis van ‘de hele dag’ of ook ‘iedere dag’.

Onder de zegenrijke regering van de Messias levert “een handvol koren op het land, op de top van de bergen”, een enorm rijke oogst op (Ps 72:16). Het vrederijk kent niet alleen geen gebrek, maar wordt gekenmerkt door overvloed. Het geloof ervaart nu al dat “een handvol” tot een grote hoeveelheid kan worden als we met dat kleine beetje naar de Man Gods gaan (1Kn 17:12-15). In het vrederijk is er een overvloed aan koren in de dalen en op de bergen. Op de bergen groeit normaal gesproken geen koren, maar dan wel. De volle korenaren zullen “ruisen als de Libanon”.

De overvloedige oogsten zullen gelijke tred houden met de groei en bloei van de bevolking in de steden (vgl. 1Kn 4:20; Gn 15:5; Js 9:2a). Er is geen angst voor overbevolking, geen angst voor een tekort aan voedsel, geen angst voor wanbeheer van voorraden. Alles wordt op volmaakte wijze beheerd en verdeeld door de Heerser in gerechtigheid, Die ook hierin volmaakt rechtvaardig te werk gaat.

Alles hangt af van Hem, Wiens Naam voor eeuwig zal blijven (Ps 72:17). Hij staat met Zijn Naam garant voor een ogenblikkelijk genot van alle weldaden en overvloed aan zegen. Hij staat er ook garant voor dat daaraan geen einde zal komen. Het oog wordt afgewend van de zegen naar Hem Die zegent, naar Zijn Naam. De zegen kan alleen door de komende generaties worden genoten in verbinding met Zijn Naam. Niet de zegen wordt “van kind tot kind voortgeplant”, maar Zijn Naam en daarmee ook de zegen.

Dit zal gebeuren “zolang de zon er is”. Hijzelf is “de Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2). In het licht van de Zon zullen de komende generaties “gezegend worden”. De zegen van het vrederijk wordt onafgebroken voortgezet omdat Hij de Bron van zegen is en blijft. Dit is Hij niet alleen voor Zijn volk Israël, maar voor “alle heidenvolken”. Ook zij prijzen niet zichzelf gelukkig vanwege de zegen, maar prijzen Hem gelukkig door Wie zij de zegen krijgen.

Copyright information for DutKingComments