Psalms 72:2

Inleiding

Met Psalm 72 eindigt het tweede boek van Psalmen. Zoals het tweede boek van de Thora, Exodus, eindigt met de komst van de heerlijkheid van de HEERE in de tabernakel, zo eindigt het tweede boek van Psalmen met de komst van de koning-priester in recht en gerechtigheid.

Er is in deze psalm geen sprake van lijden of vervolging of strijd, maar van vrede en zegen. De psalm stelt de grote Zoon van David voor als de Bron en Waarborg van de zegeningen van het duizendjarig vrederijk. Het is de vervulling van de bede: “Moge … Uw koninkrijk komen” (Mt 6:9-10).

De psalm is het antwoord op het gebed in Psalm 71, waarin het overblijfsel zijn vertrouwen op God stelt. Dit antwoord is de openbaring van de heerlijkheid van de komende Koning. Dat kan gebeuren omdat het overblijfsel verlost is (Ps 71:19-24). Het vrederijk kan nu beginnen.

Gerechtigheid en vrede

De psalm is “van Salomo” (Ps 72:1a). Voor ‘van Salomo’ in plaats van ‘voor Salomo’ zie bij de Inleiding op Psalm 42. Salomo is een beeld van de Heer Jezus als Koning in het vrederijk, als de Vredevorst. Salomo betekent ‘vrede’, ‘vreedzame’, ‘vredebrenger’. De psalm begint met een gebed tot God voor “de koning”, dat is Salomo, dat God hem Zijn “recht” en Zijn “gerechtigheid” geeft (Ps 72:1b). Daardoor zal hij in staat zijn om Gods recht te spreken, dat wil zeggen te regeren, in gerechtigheid en recht over “Uw volk” en met name over “Uw ellendigen” (Ps 72:2). Recht en gerechtigheid en de ellendigen komen in de twee volgende verzen terug.

Een dergelijk gebed past bij een troonsbestijging (1Kn 1:38-40). De vraag dat God hem Zijn recht zal geven, betekent dat God hem inzicht geeft in het recht van God en het gezag om het uit te voeren. Hij vertegenwoordigt God in Zijn regering op aarde. Dan moet alles naar het recht van God worden beoordeeld.

In het gebed wordt ook aan God gevraagd om “aan de zoon van de koning” – dat is opnieuw Salomo, de zoon van David, een type van de grote Zoon van David – Zijn gerechtigheid te geven. Hier is de vraag dat Salomo op een rechtvaardige wijze naar het recht zal handelen, zonder aanzien des persoons. Dit betekent dat het kwaad moet worden bestraft en het goede moet worden beloond.

Het belang van gerechtigheid met betrekking tot het vrederijk zien we ook hierin dat ‘gerechtigheid’ in de Ps 72:1-3 in elk vers een keer wordt genoemd. Het is de belangrijkste eigenschap van de regering van Christus, een eigenschap die in geen menselijke regering aanwezig is. Recht en gerechtigheid zijn het fundament van de troon van de Messias (Ps 89:15). Een regering in gerechtigheid heeft vrede in het koninkrijk tot gevolg.

De psalm gaat in feite over de Heer Jezus, zoals we horen in de aankondiging van de geboorte van de Heer Jezus (Lk 1:32-33). Er wordt over een wereldwijde en eeuwige regering gesproken en die zal alleen door Christus worden uitgeoefend. Daarbij komt dat de Heer Jezus de ware Zoon van David is en daarom “meer dan Salomo” (Mt 12:42).

De psalm is vanaf Ps 72:2 in de toekomende tijd gesteld, zoals het steeds terugkerende woord “zal” aangeeft. Dit kan ook als een wens worden gelezen. Niet Salomo, maar de Heer Jezus zal alles volmaakt vervullen waarover in dit gebed wordt gesproken. Wat nu in dit gebed volgt, vloeit voort uit Ps 72:1.

De Heer Jezus zal over “Uw volk”, dat is Gods volk, “rechtspreken [of: richten] met gerechtigheid” (Ps 72:2). Voordat volken met het recht van God te maken krijgen, is er eerst rechtspraak over het volk van God. Alle goddelozen zullen worden geoordeeld volgens een volmaakt rechtvaardige rechtspraak.

Zoals al is opgemerkt, zal met name over “de ellendigen” worden rechtgesproken “met recht”. Zij hebben onder zware verdrukking en lasterlijke beschuldigingen volhard in hun vertrouwen op God en Zijn Naam niet verloochend. Nu wordt hun – niet ‘weldadigheid bewezen’, maar – recht gedaan. Dat ze “Uw ellendigen” worden genoemd, betekent dat zij, dat is het gelovig overblijfsel, een bijzondere positie hebben in het hart van God. Ze zijn ‘Zijn oogappel’ (Ps 17:8; Dt 32:10; Zc 2:8).

Met “de bergen” worden mogelijk vorsten van Gods volk bedoeld (Ps 72:3). Zij zullen hun onderdanen niet meer onderdrukken en uitbuiten, maar “voor het volk vrede dragen”. Zij zullen zich inzetten voor de handhaving van de vrede voor hun volk. Omdat het over het vrederijk gaat, kunnen we bij “de bergen” denken aan koninkrijken ofwel hooggeplaatste machten, en bij “de heuvels” aan lagere overheden of de rechterlijke macht. Zij zullen hun verantwoordelijke positie niet meer misbruiken om zichzelf ten koste van anderen te verrijken.

Vrede (Ps 72:3) komt na gerechtigheid (Ps 72:2). De komende Koning is de ware Melchizedek. In Hebreeën 7 wordt de betekenis van die naam uitgelegd: Hij is “in de eerste plaats naar de uitleg [van zijn naam]: koning van [de] gerechtigheid, en vervolgens ook: koning van Salem, dat is koning van [de] vrede” (Hb 7:2). Door te spreken over “in de eerste plaats … en vervolgens ook” wordt op de volgorde – eerst gerechtigheid en dan vrede – nadruk gelegd. De reden vinden we in Jesaja 32, waar we lezen: “De vrucht van de gerechtigheid zal vrede zijn, en de uitwerking van de gerechtigheid: rust en veiligheid tot in eeuwigheid” (Js 32:17; vgl. Jk 3:18).

Nog een keer wordt gezegd dat de Messias “de ellendigen van het volk recht doen” zal (Ps 72:4; Ps 72:2; vgl. Js 11:4). Dit bewijst wel hoezeer het belang van de ellendigen de Messias aan het hart gaat. Hij zal hen belonen voor de doorstane beproevingen en recht doen door hun de beloofde zegen te geven. Dat zal het onrecht dat zij hebben geleden niet alleen compenseren, maar volledig doen vergeten.

Hij denkt ook aan “de kinderen van de arme”. Kinderen zijn tegen wil en dank de grootste slachtoffers van een situatie van ellende waarin ouders, schuldig of onschuldig, terecht zijn gekomen. Zij worden als ‘betaling’ van schulden van de ouders door de schuldeisers meegenomen (vgl. 2Kn 4:1). De Messias trekt Zich hun lot aan en zal hen verlossen. Hij onttrekt hen niet alleen aan de macht van de onderdrukker, maar Hij verbrijzelt de onderdrukker, zodat zij nooit meer bang voor hem hoeven te zijn.

Het optreden van de Messias in recht en gerechtigheid zal vrees bewerken bij de inwoners van het land (Ps 72:5). Men zal zich ervoor hoeden iets kwaads te doen. Dit respect of ontzag zal er zijn “zolang de zon en de maan er zijn”, dat wil zeggen gedurende de duizend jaar dat het vrederijk duurt. “Van generatie op generatie” zal deze vrees aanwezig zijn.

In het volk Israël volgen de generaties elkaar niet op in de zin van de ene generatie gaat en de andere komt (Pr 1:4a), maar er worden voortdurend nieuwe generaties aan al bestaande generaties toegevoegd (vgl. Js 59:21). De oudste generatie zal het meest door de vrees voor God gekenmerkt moeten worden. Zij hebben immers de langste tijd de zegen van het vrederijk genoten.

De komst van de Messias wordt vergeleken met het “neerdalen als regen op het gemaaide [veld], als regendruppels die de aarde bevochtigen” (Ps 72:6). Dat de regen op het gemaaide veld valt, wil zeggen dat het valt op een veld waarvan de oogst is binnengehaald. Als de regen op deze grond valt, is dat op een veld dat klaar is voor het nieuwe gewas dat nu moet gaan groeien. Dit roept het beeld op van overvloedige verkwikking die in de Messias aanwezig is en over het volk komt dat er klaar voor is Hem te ontvangen.

Het veld is gemaaid, dat wil zeggen dat alle afvalligen zijn geoordeeld. Maaien is een beeld van het oordeel, het afsnijden van het leven (Op 14:14-16; vgl. Js 26:9b). Het wil ook zeggen dat het overblijfsel zichzelf heeft veroordeeld met erkenning van hun schuld aan de dood van de Messias (Zc 12:10-14). Wat een verkwikking is het voor hen om te ontdekken dat door diezelfde dood de Messias verzoening voor hun zonden heeft bewerkt bij God. Daardoor weten ze ook dat ze voor God rechtvaardigen zijn.

Een gemaaid veld kan er na een droge periode treurig uitzien, droog en geel. Maar als de regen komt, zal het droge veld er weer fris en groen uitzien, vol nieuw leven (Js 35:1; Ez 34:26; Hd 3:19). Zo zal de komst van Christus de aarde veranderen. Hij zal eerst komen om te maaien, om het oordeel over de afvalligen te brengen. Daarna breekt het vrederijk aan, dat ook “de wedergeboorte” van de aarde wordt genoemd (Mt 19:28). Anders gezegd: Hij “vernieuwt … het gelaat van de aardbodem” (Ps 104:30b).

Zijn komst met Zijn verkwikking heeft tot gevolg dat “in Zijn dagen … de rechtvaardige tot bloei komen” zal (Ps 72:7). “Zijn dagen” zijn de dagen van Zijn regering. Het zijn dagen die worden gekenmerkt door Zijn aanwezigheid op aarde in macht en zegen. Zijn dagen zijn alle dagen van het vrederijk, dagen van “grote vrede, tot de maan er niet [meer] is”. De vrede is groot, want zij is overal op aarde overvloedig aanwezig. De vrede is ook groot omdat er geen einde aan zal komen (Js 9:6).

Op de nieuwe aarde zal er geen zee meer zijn (Op 21:1). Dit vers lijkt erop te wijzen dat er na het vrederijk, op de nieuwe aarde die dan wordt geschapen, ook geen maan meer zal zijn – “tot de maan er niet [meer] is”. We lezen immers ook dat er dan geen nacht meer zal zijn (Op 22:5).

Copyright information for DutKingComments