Psalms 74:10

Het zwijgen van God

Het Godvrezende overblijfsel, waarvan Asaf de gevoelens vertolkt, ziet hun tekenen, waaraan ze zien dat God bij hen is, niet meer (Ps 74:9). Daarmee bedoelen ze dat de tempel is verdwenen met het altaar en de priesterdienst. Er is ook “geen profeet meer”, iemand die hen namens God kan vertroosten en bemoedigen in hun omstandigheden of hun Gods wil bekend kan maken over de weg die zij moeten gaan. Op de kwellende vraag “hoelang” deze situatie nog moet duren, kan niemand antwoord geven, want niemand weet het (vgl. Hd 1:6-7).

De Heer Jezus spreekt over een teken dat de vraag naar ‘hoelang’ beantwoordt: “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in [de] hemel; en dan zullen alle stammen van het land weeklagen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel met kracht en grote heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenverzamelen uit de vier windstreken, van [de] uitersten van [de] hemelen tot [andere] uitersten daarvan” (Mt 24:30-31).

Het overblijfsel stelt de vraag naar “hoelang” ook in verbinding met de smaad die de tegenstander God aandoet (Ps 74:10). De vraag houdt, behalve een vraag naar een tijdsduur, toch ook geloof in. Er is geloof dat er een keer een einde zal komen aan de smaad die God wordt aangedaan. Het kan toch niet zo zijn dat de vijand “voor altijd” Gods Naam zal lasteren? Wij weten dat God die tijd begrenst tot drieënhalf jaar (Op 13:5; Mt 24:22). De tijd van het gruwelijke optreden van de koning van het noorden is nog korter, want dat optreden vindt plaats aan het einde van de grote verdrukking.

De grote vraag die het overblijfsel blijft bezighouden, is “waarom” God Zijn hand, Zijn rechterhand, heeft teruggetrokken (Ps 74:11). Gods hand staat voor Gods handelen. Gods rechterhand staat voor Zijn handelen in kracht. Waarom treedt Hij niet krachtig handelend op tegen de smaad die Zijn heilige Naam wordt aangedaan? Hij is toch alwetend en almachtig? Omdat Hij Zijn sterke rechterhand van Zijn volk heeft teruggetrokken, heeft Hij de vijand de vrije hand gegeven. Dit begrijpen ze niet.

Maar ze hebben de diepe overtuiging dat God machtig is en de controle over alles behoudt. Daarom roepen ze Hem op om Zijn hand uit Zijn boezem te halen, waar Hij Zijn hand verborgen heeft (vgl. Ex 4:6). Hij moet Zijn hand tevoorschijn laten komen en een eind maken aan alle smaad en lastering. De vraag “maak er een eind aan!” is letterlijk de vraag “verwoest!”. Daarmee zegt het gelovig overblijfsel tegen God dat Hij de vijand definitief moet verwoesten. Daarmee zal inderdaad ook een eind komen aan alle smaad en lastering. Dit komt overeen met het gebed van het overblijfsel: “Moge Uw Naam worden geheiligd” (Mt 6:9b).

Copyright information for DutKingComments