Psalms 75:7

Nederlandse verzen (5-9)

Waarschuwing

Tegen de achtergrond van Zijn aanstaande regering volgen waarschuwingen aan het adres van de dwazen en de goddelozen (Ps 75:5). Het is als het ware een laatste oproep om zich te bezinnen op hun dwaasheid en geloof in eigen kracht. De dwazen krijgen het advies niet zo dwaas te doen door zich hoogmoedig tegen God op te stellen. Tegen de goddelozen zegt Hij dat ze hun hoorn, het symbool van kracht, niet moeten opheffen.

Laten ze hun hoorn toch niet naar omhoog, dat wil zeggen naar God, heffen (Ps 75:6). Het is opperste dwaasheid om met God om de macht te strijden (vgl. Ps 2:1-4). Ze zullen er ook goed aan doen om “[niet] met hooghartig [uitgestoken] hals” te spreken. In hun hoogmoed tegenover God rekken ze hun hals uit om groter te lijken.

Ze moeten bedenken dat “het verhogen” niet van een of andere plek op aarde komt (Ps 75:7). Het komt “niet uit het oosten of uit het westen of uit de woestijn”. ‘De woestijn’ is het zuiden. Het noorden wordt niet genoemd. Mogelijk wordt die richting niet genoemd omdat uit die richting de oordelen als de tuchtroede van God komen, die vernedering en niet verhoging betekenen.

In elk geval komt verhoging niet van een instantie of een mens op aarde, maar van God, want “God is Rechter” (Ps 75:8). Zowel vernedering als verhoging komt van Hem en gebeurt op grond van een rechterlijke uitspraak van Hem. “Hij vernedert de een” omdat Hij als Rechter daartoe beslist. Op grond van diezelfde hoedanigheid als Rechter “verhoogt” Hij “de ander”. Hij handelt naar recht, niet naar voorkeur of in willekeur.

Mensen die zichzelf verhogen, vernedert Hij (Lk 14:11; Lk 18:14b). Dat zullen de aanmatigende goddelozen ervaren. “In de hand van de HEERE is een beker” die gevuld is met het oordeel van de Rechter (Ps 75:9). De wijn van het oordeel “schuimt” en is “overvloedig gekruid”. Dit wijst op de onstuimigheid en scherpte van het oordeel (vgl. Op 14:10; Op 16:19).

God schenkt uit de beker. Hij schenkt hem helemaal leeg. “Alle goddelozen van de aarde” moeten hem ”tot op de bodem opdrinken” (vgl. Js 51:17; Jr 25:15). In de beker zit niets anders dan de toorn van God over het zondige leven van de goddelozen. Elke slok uit deze beker is volkomen verdiend. Daarom moeten zij hem tot de laatste druppel leegdrinken, er blijft geen restje in de beker achter. Strafvermindering is niet mogelijk.

Als het tijdstip om te oordelen is gekomen, is er geen ontkomen meer aan. Er is ook geen verzachting mogelijk. Zelfs de droesem moet worden gedronken, dat wil zeggen dat ook de koning van het noorden uiteindelijk vernietigd zal worden (Dn 11:45). De oordelen komen niets sparend en volledig over alle goddelozen. Niemand van de goddelozen ontkomt eraan. “Vreselijk is het te vallen in [de] handen van [de] levende God” (Hb 10:31).

Copyright information for DutKingComments