Psalms 77:11

Nederlandse verzen (11-14)

Gods weg is in het heiligdom

In Ps 77:11 komt het keerpunt. De Godvrezende is zozeer met zijn ellende en problemen bezig geweest, dat hij zijn vertrouwen in de goedheid en genade van God was kwijtgeraakt. Dat is veranderd op het moment dat hij oog heeft gekregen voor het werkelijke probleem: hij heeft alleen oog gehad voor zichzelf en zijn omstandigheden. Kijk maar hoe vaak de psalmist in deze psalm de woorden ‘ik’ en ‘mij’ gebruikt. Daardoor had hij God uit het oog verloren.

Toen hij zich dat bewust werd, veranderde zijn kijk op zijn situatie totaal. Dan ontdekt hij de oorzaak, wat hem “krenkt”, dat is wat hem innerlijk verwondt, wat hem steekt, namelijk de gedachte dat “de rechterhand van de Allerhoogste verandert”. Dat Hij de Allerhoogste is, wil zeggen dat Hij boven alles en iedereen staat.

Asaf erkent daarmee dat het probleem niet bij God ligt, maar bij hemzelf, bij zijn zienswijze op Gods handelen. Gods rechterhand spreekt van Zijn krachtig handelen waardoor Zijn macht zichtbaar wordt. Dat heeft God in het verleden gedaan om Zijn volk te verlossen. Kennelijk, zo heeft hij toen gedacht, doet God dat nu niet meer.

Asaf heeft gedacht dat God een veranderlijke God is. God handelt inderdaad niet altijd op dezelfde manier. Zijn handelingen met ons zijn door ons niet altijd na te gaan en te begrijpen. Hij handelt wel altijd met hetzelfde doel: Hij wil ons dichter bij Zich hebben, ons nauwer aan Zich te verbinden, dat wil zeggen voor ons besef.

Als Asaf heeft ontdekt dat het probleem bij hemzelf zit, is het afgelopen met het denken aan zichzelf. Hij zal vanaf nu “de daden van de HEERE gedenken” (Ps 77:12). Hij spreekt hier over “de HEERE”, de God van het verbond en de beloften, met Wie hij een relatie heeft en Die hij kan vertrouwen. Het licht breekt door in de duisternis van zijn denken en gevoelens.

Te midden van zijn geloofsworsteling besluit de psalmist om zijn gedachten te richten op dat wat God in het verleden geopenbaard heeft. Voor ons is het dat we onze gedachten richten op dat wat God in het verleden gedaan heeft, dat Hij “zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft” (Rm 8:32). Dat helpt ons om te midden van onze worstelingen in het geloof eraan vast te houden “dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede” (Rm 8:28).

God is betrouwbaar. Al Zijn daden bewijzen dat. Aan die daden wil hij denken. Hiermee kan hij Gods scheppingsdaden bedoelen, maar hij zal vooral denken aan Zijn daden om Zijn volk te verlossen. Hij wil denken aan Zijn wonderen “van oudsher”, zoals de bevrijding van Zijn volk uit de slavernij in Egypte.

Als de geplaagde gelovige zover is dat hij boven zijn nood is uitgestegen en God weer voor zijn aandacht heeft, is hij in staat “al Uw werken” te overdenken (Ps 77:13). Zijn gedachten cirkelen niet meer om zichzelf, maar gaan naar God uit. En denken aan God is denken aan Zijn werken. God openbaart Zich in Zijn werken, wat hier vooral ziet op Zijn werken in de verlossing van de Zijnen.

God zorgt voor Zijn schepping. Daarbij gaat de waarde van de Zijnen de waarde van de schepping ver te boven (Mt 6:26; Mt 10:31; Mt 12:12). De gelovige kan spreken over Gods daden van zorg voor hem, vanaf zijn geboorte tot zijn bekering en zolang hij daarna leeft. Hij heeft oog gekregen voor het ware karakter van het leven, dat God alles bestuurt. Hoe Hij dat doet, begrijpt hij niet altijd, maar hij vertrouwt God, dat Hij alles zal besturen op een manier die tot verwondering en aanbidding leidt. Daarvan getuigt hij naar anderen.

Asaf is op het punt aangekomen dat hij tegen God kan zeggen: “O God, Uw weg is in het heiligdom” (Ps 77:14a). Dat Gods weg in het heiligdom is, wil zeggen dat Zijn weg een heilige weg is, een weg die heiliging van Zijn Naam bewerkt. Letterlijk is het: “Uw weg is in heiligheid.” Dat betekent dat de wegen en het handelen van God hoger zijn dan onze wegen.

Zijn wegen worden gekenmerkt door wijsheid, macht en majesteit. Daarom wordt dit gevolgd met een uitroep van verwondering: “Wie is een God zo groot als God?” (Ps 77:14b) Dit gedeelte gaat over de weg van God toen Hij Israël verloste uit Egypte (Ps 77:14-21). In het lied van Mozes wordt dezelfde kreet van verwondering geuit (Ex 15:11).

Het is Góds weg. Dat is de beste weg. Wij kunnen daar misschien anders over denken als die weg ons wel eens in moeilijkheden voert. Als we zover komen dat we met Gods weg voor ons als de beste weg instemmen, komt er rust in ons hart.

We stellen dan verwonderd de vraag: “Wie is een God zo groot als God?”. Hij bestuurt alles in het heiligdom. Niemand is met Hem te vergelijken, niet in Zijn macht en niet in Zijn bestuur. Elke poging tot vergelijking met wat of wie ook is in feite dwaasheid. Er is geen andere levende God. God is oneindig verheven boven de dode afgoden van wie mensen hun hulp verwachten en die door hen worden aanbeden.

Copyright information for DutKingComments