Psalms 78:1-4

Inleiding

Psalm 78 werkt uit wat het laatste vers van Psalm 77 zegt: “U leidde Uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aäron” (Ps 77:21). De geschiedenis van het volk Israël wordt gebruikt als een illustratie om onderwijs te geven naar aanleiding van de wegen van God met Zijn volk in het verleden. Het doel is dat het gelovig overblijfsel van Israël – de maskilim, de verstandigen of de wijzen – daaruit lessen trekt. De reis van het volk Israël uit Egypte naar het beloofde land is een type of een voorbeeld van de terugkeer van de tien stammen naar Israël in de toekomst, na de grote verdrukking (vgl. Js 11:16; Js 51:9-11; Jr 16:14; 15; Ez 20:34-36; Mt 24:31). De geschiedenis en ook de plagen in deze psalm worden niet chronologisch, maar thematisch, in een geestelijke volgorde, beschreven.

In Psalmen 73-77 zijn vragen gesteld over de onbegrijpelijke weg die God met Zijn volk Israël gaat. Psalm 78 geeft daar antwoord op. De psalmist-profeet Asaf laat vanuit de geschiedenis zowel de ontrouw van het volk als de trouw van God zien als reden waarom God de weg gekozen heeft die Hij met Zijn volk is gegaan. Uit de geschiedenis van Gods volk blijkt hun voortdurende ontrouw. Uit Gods antwoord blijkt Zijn genadige verkiezing, waardoor Hij toch Zijn plannen van zegen voor hen uitvoert. God heeft het volk lief en beschermt het, wat ook inhoudt dat Hij het straft en tuchtigt als het van Hem afwijkt.

Het doel van de psalm is om ons lessen te leren uit het verleden. Er wordt ons in de geschiedenis van Gods aardse volk een spiegel voorgehouden om ons te laten zien waartoe wij in staat zijn (vgl. Jk 1:22-24). Dat is om ons te waarschuwen niet in dezelfde fouten te vallen (1Ko 10:6; 11). Ook geldt voor ons dat we in deze geschiedenis zien waartoe God ondanks ons falen in staat is.

Een indeling van de psalm:

Ps 78:1-4 Kernboodschap: oproep tot wijsheid.

Ps 78:5-8 Oproep om door te geven van geslacht tot geslacht.

Ps 78:9-16 Opstand van de mens in tegenstelling tot de zorgende hand van God.

Ps 78:17-31 Het falen van Israël en de trouw van God.

Ps 78:32-37 Oppervlakkig berouw.

Ps 78:38-64 Het oordeel over de volken en over Israël.

Ps 78:65-72 Het antwoord van God: David als type van de Heer Jezus, de Zoon van David.

Doorgeven wat God heeft gedaan

Dit is de tiende van de in totaal dertien psalmen die “een onderwijzing” (Ps 78:1a) zijn, de zogenoemde maskil-psalmen (Psalmen 32; 42, 44; 45; 52; 53; 54; 55; 74; 78; 88; 89; 142). Maskil-psalmen houden onderwijs in voor het gelovig overblijfsel van Israël in de eindtijd. Zie verder bij Psalm 32:1.

Voor “van Asaf” zie bij Psalm 50:1.

Asaf richt zich tot Gods volk als “mijn volk” (Ps 78:1b). Hiermee geeft hij aan dat hij er niet buiten staat, maar er deel van uitmaakt. Hij vraagt hun om “mijn onderricht ter ore” te nemen, want hij heeft hun belangrijke dingen te zeggen (vgl. Dt 4:1; Js 1:2). Het lijkt op wat Mozes heeft gedaan in Deuteronomium 32, waar hij door middel van zijn lied de geschiedenis van Israël gebruikt om het volk te onderwijzen (Dt 32:5-18). Mozes begint, net als Asaf, met de oproep te horen naar “de woorden van mijn mond” (Dt 32:1-2). Mozes zegt dat tegen de hemel en de aarde, om getuigen te zijn. Asaf zegt het tegen Gods volk.

Ze moeten ook niet alleen luisteren, maar hun “oor tot de woorden van mijn mond” neigen. Dat ziet op een gezindheid om aandachtig te luisteren met de bereidwilligheid om te doen wat er wordt gezegd.

Nadat het eerste vers om aandacht heeft gevraagd, geeft het tweede vers het verlangen weer om de luisteraar/lezer duidelijk te maken dat de letterlijke zin een hogere of diepere betekenis heeft. Die kan alleen worden begrepen door hen die zich in de psalm verdiepen. Er is een verlangen in Asaf om zijn volk te dienen “met spreuken” (Ps 78:2; vgl. Sp 1:6). Het woord voor ‘spreuken’ is mashal, wat betekent: onderwijs door vergelijking. Het betreft “aloude verborgenheden” die door hem in het licht worden gesteld om een nieuwe generatie te onderwijzen. Die verborgenheden zijn een rijke schat, want hij zal zijn mond “doen overvloeien”.

Het kenmerkende van de mashal, de gelijkenis, in Psalm 78 is dat de psalmist, geïnspireerd door de Heilige Geest, de aloude geschiedenis van Israël gebruikt als gelijkenis om daaruit lessen te leren. In andere gevallen wordt gewoonlijk een fictief verhaal gebruikt als gelijkenis, terwijl het hier een echt gebeurd verhaal is, de geschiedenis van de verlossing in het verleden.

De Heer Jezus vervult dit woord van Asaf door gebruik te maken van gelijkenissen. Gods Geest verwijst in Mattheüs 13 naar dit vers als Hij over de Heer Jezus zegt: “Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen, opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: ‘Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van [de] grondlegging af verborgen zijn geweest’” (Mt 13:34-35). De Heer plaatst in Mattheüs 13 ‘aloude verborgenheden’ op een nieuwe wijze in het licht en wel door gebruik te maken van gelijkenissen of vergelijkingen. We zien in dit citaat ook dat Asaf een “profeet” wordt genoemd.

De psalmist-profeet Asaf geeft de geschiedenis van Israël door vanuit Gods perspectief. Daarvoor put hij uit wat hij heeft gehoord van “onze vaders” (Ps 78:3). Opnieuw benadrukt hij zijn verbondenheid met zijn volk, nu door over hun gemeenschappelijke vaders, “onze vaders”, te spreken. Hij en zij hebben het gehoord en weten het. Ze zijn ervan op de hoogte. Hun vaders hebben het hem en zijn tijdgenoten, “ons”, verteld.

Het is voor ouders van nu een belangrijke aanwijzing om aan hun kinderen en kleinkinderen door te geven wat ze in de omgang met God uit het Woord van God hebben geleerd (vgl. Ex 12:26-27; Ex 13:14-16). Het doorvertellen ervan maakt het voor de ouders opnieuw groot. Ze zullen er God voortdurend voor prijzen en groot maken.

Het legt op allen die het hebben gehoord de verantwoordelijkheid het gehoorde niet te verbergen “voor hun kinderen”, dat zijn allen die tot Gods volk behoren (Ps 78:4). De opdracht is om Gods daden “aan de volgende generatie” te “vertellen”. Deze daden noemt hij “de loffelijke daden van de HEERE … Zijn kracht en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft”.

Het is een vreugde om al de verschillende handelingen van God door te geven aan hen die na ons komen. God is het waard om vanwege al Zijn daden geloofd en geprezen te worden. Het zijn met recht ‘loffelijke daden’ ofwel ‘te loven daden’. God openbaart in die daden Zijn kracht. Ook de wonderen die Hij heeft gedaan, brengen Zijn volk tot lof aan Hem. Alles waarin God Zich openbaart, heeft die uitwerking op hen die er oog voor hebben.

Praktisch is het niet altijd eenvoudig om met onze kinderen en kleinkinderen hierover te spreken. Wat vooral belangrijk is, is dat ze bij ons zien dat het geloof voor ons geen verstandelijke zaak is, maar dat het ons hele leven doortrekt. Ons geloofsleven moet fris zijn, net als het manna dat elke morgen vers voor het oprapen lag. Lammetjes kunnen niet leven van oud gras, maar van jonge, verse grasscheuten.

Copyright information for DutKingComments