Psalms 78:52-53

Door de woestijn geleid en in het land gebracht

Na dit definitieve oordeel (Ps 78:51) liet de farao Gods volk gaan. Asaf zegt hier dat God Zijn volk als schapen liet wegtrekken (Ps 78:52). De farao wordt door God gedwongen het volk vrij te laten. God heeft Zich voortdurend voor Zijn volk ingezet. Dat Hij hen “als schapen” liet wegtrekken, geeft hun kwetsbaarheid, hun weerloosheid aan en dat ze volledig afhankelijk waren van Gods bescherming en verzorging.

Ze hadden hun bevrijding niet aan hun eigen kracht te danken. Hier is God de goede Herder Die Zijn schapen uitleidde in de vrijheid (vgl. Jh 10:3). Verderop, in de Ps 78:70-71, zien we dat Hij David als herder voor Zijn volk liet optreden. In profetische zin spreekt het ervan dat God Mens werd om als Zoon van David de goede Herder te zijn.

Nadat ze waren weggetrokken, ”leidde” Hij “hen als een kudde door de woestijn”. Hij zorgde ervoor dat ze bij elkaar bleven en niet verstrooid werden. De woestijn is een gebied waar een mens niet doorheen komt zonder de weg te kennen of zonder een goede gids. Voor het volk was het een volkomen onbekende weg. Daarom waren ze helemaal afhankelijk van de leiding van God.

Met een hartgrondig “ja” getuigt Asaf ervan dat God “hen veilig” leidde, “zodat zij niet angstig waren” (Ps 78:53). God zorgde voor veiligheid te midden van al de gevaren van “die grote en vreselijke woestijn” (Dt 8:15; vgl. Jr 2:6). De vijand kon hen niet meer bang maken, “want de zee had hun vijanden bedolven” (Ex 14:27-30). De slavernij lag achter hen, evenals de dode lichamen van de slavendrijvers. Tijdens de woestijnreis zorgde God, zolang de reis duurde.

Zo “bracht” Hij “hen naar Zijn heilig grondgebied, naar deze berg, [die] Zijn rechterhand verworven had” (Ps 78:54). Mozes en de Israëlieten noemden dit al in het lied dat zij direct na de verlossing zongen (Ex 15:17). God bracht Zijn volk “naar Zijn heilig grondgebied”. Het land dat Hij voor hen had uitgezocht (Ez 20:6), is van Hem. Het is heilig omdat Hij heilig is. Wat van Hem is, moet beantwoorden aan Wie en wat Hij is.

Met “deze berg” wordt het hele land bedoeld (Ex 15:17a; Js 57:13). “Zijn rechterhand” heeft die berg verworven. De rechterhand staat voor kracht en eer. Hij heeft Zijn kracht laten zien door “de heidenvolken van voor hun [ogen]” te verdrijven (Ps 78:55). Daarna heeft Hij “[hun] erfelijk bezit door een meetsnoer” verdeeld. Geschiedkundig zijn we in het boek Jozua aangekomen. Alle stammen kregen een deel toegewezen (Jz 13:7; Jz 14:1-5; vgl. Ps 16:6).

Ten slotte “deed” Hij “de stammen van Israël in hun tenten wonen”. Na de slavernij in Egypte en de omzwervingen in de woestijn had het volk de rust bereikt. Nu konden ze genieten van alle zegeningen die God in dit land voor hen klaar had liggen.

Copyright information for DutKingComments