Psalms 8:1

Inleiding

Psalm 8 is na Psalm 2 de tweede messiaanse psalm. Dat blijkt uit de aanhaling ervan in Hebreeën 2, waardoor duidelijk wordt dat deze psalm over de Heer Jezus gaat. Psalm 8 is de eerste lofzang in Psalmen. Deze psalm is de enige die alleen tot God is gericht. Dit is opmerkelijk omdat het hier gaat om de ware Mens, de Zoon des mensen, Die gekomen is om God te verheerlijken, maar dan alleen nadat Hij als de tarwekorrel in de aarde is gevallen en is gestorven (Jh 12:24).

Er is een overeenkomst en een verschil tussen Psalm 8 en Psalm 2. De overeenkomst is dat beide psalmen over de heerlijkheid van de Heer Jezus gaan. Het verschil is dat Psalm 2 over de Heer Jezus als Koning op Sion gaat, waar Hij als de Zoon van God, de Messias, over Israël regeert (Jh 1:50) en vandaaruit ook over de volken. Hij komt in de eerste plaats voor Israël als “Dienstknecht van [de] besnijdenis … ter wille van [de] waarheid van God, om de beloften van de vaderen te bevestigen” (Rm 15:8).

In Psalm 8 gaat het over de Heer Jezus als de Zoon des mensen Die over al het geschapene heerst. Hij heeft een Naam boven alle naam. Hij is niet in de hemel, maar boven de hemel. Hij gaat alles te boven. Daartoe moest Hij als de Zoon des mensen lijden en sterven en opstaan uit de doden. De aankondiging daarvan door de Heer Jezus Zelf vinden we drie keer in de evangeliën (Mk 8:31; Mk 9:31; Mk 10:33-34).

Psalm 8 is wat wel een ‘envelop-psalm’ wordt genoemd omdat hij met dezelfde zin begint en eindigt: “HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde” (Ps 8:2; 10). Dat benadrukt het feit dat de verheerlijking van God zal plaatsvinden door de gestorven en weer opgestane Zoon des mensen. De Heer Jezus is als de tweede Mens en de laatste Adam gekomen om Gods doel met de schepping van de mens te verwerkelijken, namelijk de verheerlijking van God. Christus is de ware Adam.

Opschrift

Voor “een psalm van David” zie bij Psalm 3:1.

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Dan volgt er een aanwijzing die nog niet eerder is voorgekomen: het is een psalm “op ‘De Gittith’”. Deze uitdrukking komt drie keer in Psalmen voor (Ps 8:1; Ps 81:1; Ps 84:1). De betekenis van dit woord hangt samen met een afleiding ervan, het Hebreeuwse woord gat, dat wijnpers betekent. Daardoor lijkt het erop dat het om een ‘wijnperslied’ gaat.

De wijnpers is een symbool van oordeel en van vreugde. We kunnen hierin in de eerste plaats een verwijzing zien naar het lijden van Christus Zelf. Hij heeft de drinkbeker van de wijn van Gods toorn gedronken voor ieder die in Hem gelooft. In de tweede plaats is het een profetische verwijzing naar het oordeel over de goddelozen. Wijn is behalve een beeld van de toorn een beeld van de vreugde die het resultaat is van verdrukking door het oordeel (Jr 48:33; Js 63:3; Op 14:20; Op 19:1-5; 15).

Om de wijn te maken moeten de druiven geperst worden. Zo komen ook de vreugde en verheerlijking van God alleen tot stand door het lijden. Het zal een vreugde zijn, wanneer de goddelozen geoordeeld worden en de Messias over Israël en de hele aarde zal regeren.

Nederlandse verzen (2-3)

Hoe machtig is Gods Naam

David spreekt tot de “HEERE, onze Heere” (Ps 8:2). HEERE, Jahweh, is de naam van God in Zijn relatie met de mens en in het bijzonder met Zijn volk. Heere, Adonai, geeft Zijn soevereine heerschappij over al het geschapene aan. David, en in hem het gelovig overblijfsel, ziet de macht van Gods Naam “op de hele aarde”. De hele aarde is één grote openbaring van die Naam. Dit zal het geval zijn als de Heer Jezus de aarde door het oordeel heeft gereinigd en het vrederijk opricht.

Tegelijk beseft David dat de majesteit van God “boven de hemel” uitgaat. Zijn majesteit overstijgt al het geschapene, of het nu het zichtbare of het onzichtbare deel ervan is. David ziet alleen het geschapene en daarvan slechts een klein gedeelte, het deel dat hij met zijn ogen kan waarnemen. Door het geloof weet hij dat God Zijn majesteit overal toont, op talloos veel meer plaatsen dan hij om zich heen kan waarnemen, maar ook veel hoger dan de geschapen hemel. God gaat Zijn schepping onmeetbaar ver te boven.

Daar heeft de mens die los van God leeft geen oog voor omdat hij God niet erkent, hoewel God Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid in de schepping kenbaar maakt (Rm 1:19-20). Maar wat voor de wijzen en verstandigen van de wereld verborgen is, omdat hun ogen verblind zijn door “de god van deze eeuw”, de satan (2Ko 4:4), heeft God aan kleine kinderen geopenbaard (Ps 8:3; Mt 11:25).

Wat van “de mond van kleine kinderen en zuigelingen” wordt gezegd, is van toepassing op het gelovig overblijfsel. Zij zijn als kleine kinderen en zuigelingen volkomen weerloos tegenover de tegenstanders, de vijanden en de wraakzuchtige mensen. Maar hun mond gaat open om God te prijzen. Dit toonbeeld van zwakheid en onverstand naar menselijke maatstaven is “een sterk fundament” dat God heeft gelegd om daarop Zijn eer en glorie te bouwen.

Als de Heer Jezus dit vers uit Psalm 8 aanhaalt, doet Hij dat uit de Septuaginta en zegt “hebt U Zich lof bereid” (Mt 21:16) in plaats van “hebt U een sterk fundament gelegd”. In de lof aan God – en aan de Heer Jezus – worden Zijn kracht en grootheid bezongen. Het is Gods methode om dat te doen door de mond van kinderen en zuigelingen, het zwakke, zodat door het zwakke het sterke beschaamd wordt (1Ko 1:27). David zegt tegen God dat Hij zo te werk gaat “omwille van Uw tegenstanders”. God snoert hiermee de mond van “vijand en wraakzuchtige”. Dit zijn vooral en in de eerste plaats de goddelozen van het volk en vervolgens ook de vijanden van buitenaf.

De Heer Jezus haalt dit vers aan om Zijn tegenstanders, de overpriesters en de schriftgeleerden, de mond te snoeren (Mt 21:15-16). Die dwazen openbaren hun weerstand tegen Hem door Hem op het ‘ongehoorde’ te wijzen dat kinderen Hem in de tempel loven met de woorden “hosanna voor de Zoon van David” (Mt 21:15; vgl. Ps 118:25-26). De Heer houdt hun vervolgens dit vers voor. Hij zegt daarbij verwijtend tegen hen of ze dat vers in Psalm 8 “nooit gelezen” hebben. Ze zullen het vaak genoeg hebben gelezen, maar altijd zonder de ware betekenis te begrijpen.

Iets niet begrijpen is niet erg. Iets niet willen begrijpen is echt erg (vgl. Js 6:9-10). Dat is het geval bij de overpriesters en de schriftgeleerden. Hun onwil maakt hen er blind voor dat dit vers aantoont dat de Heer Jezus de HEERE, Jahweh, Zelf is. De kinderen geven daaraan luidruchtig uiting.

Copyright information for DutKingComments