‏ Psalms 81:12

Nederlandse verzen (9-13)

Luisteren of niet luisteren

Nadat God Zijn volk heeft verlost, heeft Hij hun Zijn doel met hun verlossing duidelijk gemaakt. Hij spreekt hen aan als “Mijn volk” (Ps 81:9). Hij zegt tegen hen dat ze naar Hem moeten luisteren. Het is een beroep op het hart, of het gewillig is om te luisteren. Je kunt wel iets met je oren horen, maar het gaat erom of er in het hart de bereid is om te doen wat het oor heeft gehoord.

Gods volk moet luisteren, want God “zal onder u getuigen” (vgl. Ps 50:7). Dat wil zeggen dat God hun Zijn wil voorhoudt. Hij wil dat ze Hem erkennen, Hem gehoorzamen en Hem dienen. Als ze Zijn getuigenis onder hen aannemen, zullen ze kunnen ontvangen wat Hij voor hen in Zijn hart heeft.

Als eerste wil God dat het volk, dat Hij “Mijn volk” noemt, zal gehoorzamen aan het gebod dat er onder hen “geen andere god” zal zijn (Ps 81:10). Dit wordt uitvoerig behandeld in Jesaja 40-48. Het is de tweede grote zonde van het volk Israël – naast de verwerping van Christus – dat het afvallige volk de antichrist als koning en god aanneemt (2Th 2:3-4).

Er is maar één God, de anderen zijn geen echte goden. Dat zijn goden van andere volken, goden van vreemden (Dt 32:12). Dit is de herinnering aan het eerste gebod van de wet (Ex 20:3-4). Het volk dat God “Mijn volk” noemt, “mag zich voor geen vreemde god neerbuigen” (Ex 20:5). Dit gebod hebben ze al gebroken nog voordat Mozes met de twee tafelen van de wet naar beneden is gekomen (Ex 32:2-8).

In Exodus 20 volgt dit gebod van Ps 81:10 op de inleiding van de tien geboden, dat de HEERE hun God is, Die hen uit Egypte heeft bevrijd (Ex 20:2). Over dit laatste spreekt de psalmist in Ps 81:11. Dat hij die volgorde omdraait en eerst het gebod noemt dat Gods volk geen andere goden mag hebben en zich daarvoor niet mag neerbuigen, is om het belang van dit gebod te onderstrepen.

God alleen is “de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte leidde” (Ps 81:11). Hij heeft hen bevrijd om Zijn volk te zijn. Dit is de herinnering aan de inleiding op de tien geboden (Ex 20:2). De grondslag voor Zijn recht op hun onverdeelde toewijding is hun bevrijding door Hem uit de slavernij van Egypte. Dit is al een geweldig voorrecht.

Maar het gaat nog veel verder. God zegt tegen Zijn volk: “Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen.” Dit is een geweldige uitnodiging. Het volk mag de mond wijd opendoen, zoals jonge vogeltjes dat doen om het eten van hun moeder te ontvangen. God kan in al hun behoeften voorzien als zij hun mond opendoen naar Hem. Het betekent dat ze alles van Hem verwachten. Die houding waardeert en beloont Hij.

Hij is de almachtige God, Die zegt dat Hij zal geven wat zij vragen. Wat Hij geeft, kunnen andere goden niet geven. Het gaat in de eerste plaats om hun behoeften om op aarde te leven, maar Hij wil hun veel meer geven. Hij wil vanuit de volheid van Zijn hart al Zijn schatten geven die Hij voor hen heeft klaarliggen. Wat hier geldt voor de Israëliet, geldt voor elk lid van Gods volk in alle tijden. Wat vragen wij aan Hem?

Helaas, hoe vaak zijn ook wij zoals Israël. God moet zeggen: “Maar Mijn volk heeft naar Mijn stem niet geluisterd” (Ps 81:12). Nog een keer noemt God het volk “Mijn volk” (vgl. Ps 81:9). Hij heeft het door de verlossing tot Zijn eigendomsvolk gemaakt. Uit dankbaarheid voor hun verlossing in het verleden en Zijn beloften voor de toekomst, zou het volk trouw moeten zijn aan Hem. Maar het volk heeft volhard in zijn opstandigheid tegen Hem. Het heeft niet geluisterd naar Zijn stem.

Luisteren of gehoorzaamheid is de thema van deze psalm; het werkwoord sama ofwel luisteren, komt vijf keer voor in deze psalm. Zijn volk heeft de onbeperkte uitnodiging van God niet in hun hart opgenomen. God moet zeggen: “Israël is tegenover Mij onwillig geweest.”

Omdat hun hart niet op Hem en Zijn uitnodiging gericht was, maar onwilligheid heeft getoond, “daarom” heeft God hen “aan hun verharde hart” overgegeven (Ps 81:13). Het is zoals wat God gedaan heeft met de farao (Ex 10:27). Zij hebben ervoor gekozen om niet op Gods uitnodiging in te gaan, maar vast te houden aan hun opvattingen. Ze willen hun eigen weg naar succes en geluk gaan. Daarom zorgt God ervoor dat ze in hun eigen weg voortgaan, zodat ze de bittere vruchten daarvan zullen proeven (vgl. Hd 14:16; Rm 1:24).

Copyright information for DutKingComments