Psalms 81:4

Inleiding

In deze psalm verwacht het overblijfsel dat God hen zal herstellen. Daarvoor zal God beginnen met tijdens de nieuwe maan de bazuin te blazen. Het enige feest van de zeven feesten in Leviticus 23 dat samenvalt met de nieuwe maan is het Feest van het bazuingeschal, dat tegelijkertijd het (burgerlijke) nieuwjaarsfeest van Israël is. De nieuwe maan stelt het begin van het herstel van Israël voor. Terwijl zij wachten op het ingrijpen van de HEERE, maakt de HEERE hun in de Ps 81:7-17 duidelijk dat zij in het verleden, toen Hij hen had verlost, daarna toch weer in opstand kwamen. Het houdt de waarschuwing in om niet in dezelfde fout te vervallen.

Opschrift

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Voor “op ‘De Gittith’” zie bij Psalm 8:1.

Voor “[een psalm] van Asaf” zie bij Psalm 50:1.

Nederlandse verzen (2-6)

Een feestlied

Asaf roept op om “vrolijk voor God” te zingen (Ps 81:2). De zang is voor Israël de lofprijzing bij uitstek (vgl. Hs 14:3; Hb 13:15). De HEERE is de Heilige Die troont op de lofzangen van Israël (Ps 22:4). Asaf noemt God “onze kracht”. God is de kracht van Zijn volk. Het lied bezingt de kracht van God die Hij in de verlossing van Zijn volk heeft getoond. Er moet worden gejuicht “voor de God van Jakob”. Juichen is luid vreugdebetoon, in tegenstelling tot luid geklaag.

Op “de God van Jakob” wordt een beroep gedaan in een dag van benauwdheid om te verlossen (Ps 20:2). Asaf roept hier op om voor de God van Jakob te zingen en te juichen in het vertrouwen dat Hij zal ingrijpen en verlossen. Koning Josafat heeft laten zien dat hij de HEERE zozeer vertrouwde, dat hij zijn zangkoor liet opstellen vóór de gewapende soldaten (2Kr 20:21).

De naam ‘Jakob’ herinnert aan de zwakheid ofwel het onvermogen van Gods volk om op God te vertrouwen, om hen uit de slavernij te bevrijden en hun Zijn zegen te geven. Door de kracht van God is het volk bevrijd en heeft het de zegen ontvangen. Jakob zelf noemt God “de Machtige van Jakob” (Gn 49:24). De God van Jakob herinnert ook aan Gods verkiezing van Jakob boven Ezau (Rm 9:10-12). Een en ander maakt duidelijk dat er geen enkele roem voor de mens is. Alleen God is alle lofprijzing waard.

Het is aanleiding tot een uitbundig feest. Het psalmgezang moet worden aangeheven (Ps 81:3). De vreugde moet worden begeleid met muziekinstrumenten. Muziek ondersteunt het gezang en zorgt voor harmonie in het gezang. Het volk moet “de tamboerijn” laten horen. Dit veronderstelt dat het volk al dansend zingt. Het bespelen van de tamboerijn gebeurt vaak door vrouwen (Ex 15:20-21; Ri 11:34; 1Sm 18:6). Ook “de lieflijke harp met de luit” begeleiden de vreugde-uitingen. De harp wordt ‘lieflijk’ genoemd vanwege het aangename geluid ervan.

Daarbovenuit klinkt “de bazuin”, de sjofar (Ps 81:4; vgl. Jz 6:5). De sjofar roept op om met de lofzangen te beginnen, en roept ook op tot verootmoediging. Hij kondigt aan dat het donkerste van de nacht is bereikt. Het is “nieuwemaan”. De aankondiging houdt ook in dat het volk vanaf nu het licht van de “vollemaan” tegemoet gaat. De nieuwemaan is het symbool van het begin van het openbare herstel van Israël in het licht van de zon. Dit herstel begint met zich te verootmoedigen. Israël wordt namelijk pas aangenomen als de Grote Verzoendag geweest is. Daarna wordt het herstel door Israël gevierd, want dan heeft God het volk opnieuw als Zijn volk is aangenomen. Dit zal gebeuren nadat de gemeente is opgenomen.

Op de eerste dag van de zevende maand heeft God aan de “nieuwemaan” een feest verbonden, het Feest van het bazuingeschal (Lv 23:23-24; Nm 29:1). Ook “bij vollemaan” in de zevende maand is er door God een feest ingesteld. Vollemaan is op de vijftiende dag. Op die dag begint het Loofhuttenfeest (Lv 23:33-34). Het Loofhuttenfeest herinnert aan de reis door de woestijn, terwijl ze in het land wonen en God danken voor alle zegeningen van het land (Lv 23:42-43).

Het wordt hier “onze feestdag” genoemd, hoewel het een van de feestdagen van de HEERE is (Lv 23:1-2). Letterlijk staat er “op ons feest”, dat wil zeggen het feest dat Israël mag vieren ter ere van de HEERE (Ex 5:1).

Deze feesten zijn geen verzinsel van de Israëlieten zelf, maar zijn “een verordening in Israël, een bepaling van de God van Jakob” (Ps 81:5). Het is niet zo, dat het volk het feest wel eens kan vieren als het daar een keer zin in heeft. Het is “een verordening”, waaraan ze gehoorzaam moeten zijn. Het is een verordening “in Israël”, dat wil zeggen in het land dat wordt bewoond door een volk dat ‘Israël’ heet, dat betekent ‘vorst van God’. Ze mogen het feest vieren in het geloof – ze bidden nog om herstel –, maar vieren het feest al, in vertrouwen op en in gehoorzaamheid aan de HEERE.

Het is “een bepaling” van God. God heeft bepaald dat dit moet gebeuren. Hij is God en zij zijn Zijn volk. Ze moeten naar Hem luisteren. Hij is “de God van Jakob”. De naam Jakob herinnert aan praktijk en falen. De naam Israël herinnert aan positie en voorrechten. Beide aspecten hebben een plaats in de lofprijzing van God.

God heeft deze feesten “ingesteld tot een getuigenis in Jozef” (Ps 81:6). Hier is een derde naam voor het volk. Met Jozef wordt ook het hele volk bedoeld (vgl. Ps 77:16; Ps 80:2). Hier is de overgang naar de verbinding tussen Gods volk en Egypte. Door Jozef is het volk in Egypte terechtgekomen. Daar is hij Gods middel tot hun zegen en leven geweest. Nadat Jozef is gestorven, is het volk tot slaven gemaakt. Daaruit is het door God bevrijd.

De bevrijding begon met het optrekken van God “tegen het land Egypte”. Dit ziet op de oordelen die God over het land Egypte heeft gebracht. Het ziet speciaal op Zijn uittrekken door het midden van Egypte om alle eerstgeborenen in het land te doden (Ex 11:4-5). Dit handelen van God is “een taal” – de taal van Gods verlossing –, die Israël niet heeft verstaan. Ze hebben niet begrepen wat God met hun bevrijding heeft bedoeld. Het bewijs daarvan is hun ongehoorzaamheid.

Copyright information for DutKingComments