Psalms 84:5

Nederlandse verzen (6-9)

Van kracht tot kracht

In dit nieuwe gedeelte, dat van het vorige wordt gescheiden door een sela (Ps 84:5), blijkt dat de zegen van het wonen in Gods huis komt door gemeenschap te hebben met God. Dit wordt beleefd door de mens van wie de kracht in God is, en in wiens hart de gebaande wegen zijn (Ps 84:6). Het begint met het opnieuw uitspreken in deze psalm van een ‘welzalig’. In Ps 84:13 klinkt voor de derde en laatste keer een ‘welzalig’ in deze psalm. Daar geeft het aan waardoor de zegen van ‘welzaligheid’ verkregen wordt, namelijk ‘het vertrouwen op de HEERE der legermachten’!

De Ps 84:2-5 gaan over het wonen in Gods huis. De Ps 84:6-9 gaan over de weg van de pelgrim daarheen. Zij die in Gods huis wonen, zijn ‘welzalig’ (Ps 84:5), maar ook de pelgrim is “welzalig” (Ps 84:6), al is hij nog niet in Gods huis. Hij is ‘welzalig’ omdat zijn hart in Gods huis is en hij daarheen onderweg is. Wie in Gods huis zijn, zijn gezegend. Zij die onderweg daarheen zijn, worden ook gezegend, zoals de volgende verzen laten zien.

In principe is iedere gelovige ‘welzalig’ omdat zijn overtredingen vergeven zijn (Ps 32:1). Hier gaat het echter een stap verder. De zonen van Korach zeggen dat dit geldt voor de mens “van wie de kracht in U is”. Zulke mensen kijken niet naar hun eigen bekwaamheden. Ze zien zichzelf als onmachtig om de weg naar het heiligdom te gaan, maar ze weten dat God machtig is om hen daar te brengen. Daarom zoeken ze hun kracht in Hem (vgl. 2Tm 2:1; Ef 6:10).

Het gevolg daarvan is dat “in hun hart … de gebaande wegen” zijn. In Jeremia 31 vinden we deze uitdrukking ook: “Richt uw hart op de gebaande weg” (Jr 31:21; vgl. Js 33:8). Dat betekent dat ze wandelen op de pelgrimsweg naar Jeruzalem met het vertrouwen dat de HEERE hen daar veilig zal brengen.

Er is een ongedeeld hart in hen (Ps 86:11). Ze hinken niet op twee gedachten (1Kn 18:21). Hun hart is volkomen op God gericht (2Kr 16:9). De gebaande wegen zijn de wegen die naar Gods huis, naar God, naar de hemel leiden. Gebaande wegen zijn vrijgemaakt van alle hindernissen (vgl. Js 40:3-4; Lk 3:2-9). Wie in zijn hart gebaande wegen heeft, is oprecht en wijkt van het kwaad (Sp 16:17). Hij heeft de zonde geoordeeld en zo de weg vrijgemaakt voor de kracht van Gods Geest om in hem te werken.

Als het hart ongedeeld en volkomen op God is gericht, kunnen de pelgrims de moeilijkheden die ze onderweg tegenkomen, overwinnen (Ps 84:7). Ze overwinnen ze niet alleen, maar de moeilijkheden worden tot zegen. “Het dal van de moerbeibomen” is letterlijk het dal Baka. Baka kan worden vertaald met moerbeibomen die in een dor landschap groeien.

Het is een dor dal, terwijl in veel gevallen de bodem van een dal vochtiger is waardoor in de diepte toch bomen kunnen groeien. Ook de mirte, een symbool van het overblijfsel, groeit in de diepte, namelijk in de bodem van een dal (Zc 1:8). Als er van balsemstruiken een tak afbreekt, druppelt er een melkachtig sap uit, net alsof er tranen vloeien.

De vertaling ‘tranendal’ komt van de LXX, de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Het bepaalt de pelgrim erbij dat de weg door het leven geen pijnloze weg is. De weg is dor en droog, en daardoor zwaar voor een pelgrim die water nodig heeft (vgl. Gn 21:14-19). Dan is de overgang naar een oord van bronnen en naar vroege regen bijzonder. Vaak is het leven moeilijk en komen de tranen tevoorschijn. De tranen van de pelgrim die zijn kracht in God heeft, worden parels in het licht van God. Hij kan psalmen zingen in de nacht (Hd 16:25; Jb 35:10).

Moeilijkheden en verdriet drijven uit naar God. Daardoor wordt de weg door het tranendal een bron van zegen. Gods tegenwoordigheid wordt op een manier ervaren die bij voorspoed niet mogelijk is. De tranen maken plaats voor “de regen” die “[hen] overvloedig bedekken” zal. Talloze gelovigen hebben ervan getuigd dat de nood hen heeft uitgedreven naar God en dat ze bij Hem een vertroosting hebben gevonden die ze voor geen goud zouden willen missen.

De regen is hier letterlijk ‘de vroege regen’. De vroege regen valt in september/oktober. Dit is wijst erop dat het hier profetisch om het Loofhuttenfeest gaat, want dat wordt ook gevierd in september/oktober.

Zo gaan de pelgrims “voort van kracht tot kracht” (Ps 84:8). Elke nieuwe beproeving, elk nieuw leed, is een aanleiding om de kracht van God te ervaren (vgl. Js 40:31; Sp 4:18). We sterken ons in de genade als we ons bewust zijn dat we die genade nodig hebben. Genade is de kracht waardoor “zij zullen verschijnen voor God in Sion”. De pelgrims weten dat. De zekerheid van de behouden aankomst in Gods huis geeft kracht om te volharden. Voor ons, christenen, geldt hetzelfde, maar dan met betrekking tot het hemelse Sion waarheen wij op weg zijn (Hb 12:22).

Tegelijk is er opnieuw het besef dat het in eigen kracht niet zal gelukken om het einddoel te bereiken. Zekerheid van de aankomst maakt niet blind voor de omstandigheden en de eigen zwakheid. Daarom bidt de pelgrim tot de “HEERE, God van de legermachten” (Ps 84:9) en vraagt Hem naar zijn gebed te luisteren.

Tegelijk noemt hij God ook de “God van Jakob”. De boven alle machten staande God is de God van de zwakke Jakob. Met een beroep op die Naam vraagt de pelgrim aan Hem om zijn gebed ter ore te nemen. Ze kennen de God van Jakob als de God die talloze malen in het leven van Jakob Zijn genade aan hem heeft bewezen. Zij herkennen zichzelf in Jakob. Daarom doen ze door God zo aan te spreken op die genade een beroep.

Copyright information for DutKingComments