Psalms 86:15

Hulp en troost

De “hoogmoedigen” zijn de trotse mensen, de pralers en snoevers (Ps 86:14). Profetisch kunnen we hierbij denken aan de Assyriërs (Js 36:4-10). David is door zulke mensen omringd. Hij wijst God op hen. Het is “een horde geweldplegers” die hem willen ombrengen. Het is een hele bende, niet zomaar een enkeling. Deze mensen, zo zegt hij tegen God, “houden U niet voor [ogen]”. Zij houden geen enkele rekening met God, maar jagen hun eigen belangen na. Mensen als David staan hen daarbij in de weg. Daarom moet hij uit de weg geruimd worden.

Tegenover deze geweldplegers plaatst David de “Heere”, Adonai, de soevereine Heerser (Ps 86:15). Bij Hem vallen die grootsprekers en kwaaddoeners in het niet. Zíj houden Hem niet voor ogen, maar híj kent de Heere als “een barmhartig en genadig God, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw” (vgl. Ps 86:5). Dit is de naam die de HEERE in genade aan Mozes heeft geopenbaard in Exodus 34 (Ex 34:6-7).

Op Hem doet hij een beroep om Zich tot hem te wenden met opnieuw de vraag om hem “genadig” te zijn (Ps 86:16). Hij vraagt niet alleen om bescherming tegen de hoogmoedigen en geweldplegers van Ps 86:14, maar ook om de kracht van God om tegen hen stand te houden. Hij doet dit beroep op Gods kracht weer als “Uw dienaar”.

David wijst als een pleitgrond voor zijn verlossing ook op zijn moeder als hij aan God vraagt: “Verlos de zoon van Uw dienares.” De naam van zijn vader, Isaï, wordt meerdere keren genoemd. De verwijzing naar zijn moeder is een van de twee verwijzingen die we naar haar in de Schrift hebben (Ps 86:16; Ps 116:16). Dat David haar “Uw dienares” noemt, betekent dat zij een Godvrezende vrouw is geweest, die God heeft gediend en hem in de dingen van God heeft onderwezen.

David heeft een Godvrezende moeder gehad (Ps 22:10) en vanaf de moederschoot is hij Godvrezend opgevoed (vgl. 2Tm 1:5). Mogelijk denkt hij ook terug aan zijn geboorte en dat God hem vanaf de moederschoot heeft afgezonderd voor Zichzelf en Zijn volk en over hem heeft gewaakt (vgl. Jr 1:5; Gl 1:15).

Dat hij haar in dit gebed noemt, is misschien omdat hij zich herinnert hoe hij vroeger in zijn nood bij haar troost heeft gezocht en gevonden. In het laatste vers van de psalm spreekt hij over de troost die hij van de HEERE zal krijgen. Iemand die troost geeft, kan meevoelen, wat verlichting geeft van de druk en de pijn die iemand kan ervaren.

Tot slot van zijn gebed, dat, zoals we hebben gezien, uit verschillende gebeden bestaat, vraagt hij aan God aan hem “een teken ten goede” te doen (Ps 86:17). Hiermee vraagt David om een zodanig zichtbaar handelen van God ten gunste van hem, dat men daarin Gods hand moet erkennen. Het betekent een ingrijpen van God waardoor David wordt gered en zijn vijanden worden verslagen.

Het teken is ook niet voor hemzelf bedoeld, maar voor zijn haters. Als zij dat teken zien, zullen zij beschaamd worden, wanneer Hij, de HEERE, hem “geholpen en getroost” heeft. David twijfelt niet aan de hulp en troost van God. De hulp die hij van God zal krijgen, is een troost voor hem na alle ellende en armoede in de dag van zijn benauwdheid.

Copyright information for DutKingComments