Psalms 89:42

Nederlandse verzen (39-46)

Verstoten en verworpen

De actuele situatie staat haaks op de vastheid en vervulling van het verbond en doet denken aan nieuwemaan. Het is nacht, zonder het licht van de maan. David, de uitverkoren koning, is door God verstoten en verworpen (Ps 89:39). David is verstoten door eigen schuld. Ook zijn nakomelingen, het volk Israël, zijn verstoten door hun eigen zonden. Ook Christus, de Heer en de Zoon van David, is verstoten en verworpen. Dat is echter niet door eigen schuld, maar omdat Hij het schuldoffer is geworden (Js 53:10). Daardoor is het mogelijk geworden voor God om David en zijn nakomelingen genade te bewijzen.

We bevinden ons in de tijd die vlak aan de vervulling van de belofte voorafgaat, de tijd van de grote verdrukking. God is verbolgen geworden op Zijn volk en de nakomelingen van Zijn gezalfde koning omdat zij Hem ontrouw zijn geworden. Naar het gevoel van het gelovig overblijfsel heeft God het oude verbond met Zijn dienaar tenietgedaan (Ps 89:40). God heeft zijn diadeem van koninklijke waardigheid “ontheiligd en op de aarde geworpen”. Er is niets meer van de vroegere grootheid en eer over.

De stad van God, de stad van David, is een bouwval geworden (Ps 89:41). De stad is vrij toegankelijk geworden door de bressen in de muren. De verdediging is uitgeschakeld, de vestingen liggen in puin. Ethan schrijft het toe aan het handelen van God.

Door het wegvallen van de bescherming is de Davidsstad door “alle voorbijgangers op de weg … beroofd” van alle kostbaarheden die erin te vinden waren (Ps 89:42). Er is ook geen enkel respect meer voor de stad. Voor “zijn buren”, de buurvolken, “is hij tot smaad geworden”.

God heeft de tegenstanders niet alleen toegang tot de stad gegeven, maar ook hun “rechterhand … verheven” (Ps 89:43). Hij heeft hun de kracht ervoor gegeven en hun de macht over Zijn volk gegeven. Wat heeft Hij hun vijanden daardoor “verblijd”, maar dan in de zin van leedvermaak.

Daartegenover heeft Hij het zwaard van Zijn volk tegen henzelf gekeerd (Ps 89:44). Hij heeft hun Zijn kracht onthouden en hen daardoor “in de strijd geen stand doen houden”. Ze zijn verslagen, omgekomen, verstrooid, weggevoerd of gevlucht.

Hij heeft de luister van de koning “doen ophouden”, daar is niets van over (Ps 89:45). Alle pracht die zijn koningschap heeft gekenmerkt, is verdwenen. Van zijn heerschappij is ook niets over, want Hij heeft “zijn troon op de aarde neergestoten”. Er is ook niets meer om over te regeren, want het volk is verstrooid over de omringende landen of weggevoerd in ballingschap.

De heerlijke regering van David en van zijn eerste opvolger, zijn zoon Salomo, heeft maar kort geduurd. Door de ontrouw van Salomo heeft God “de dagen van zijn jeugd”, dat is van het koninkrijk van Israël, “verkort” (Ps 89:46). Het is van kwaad tot erger gegaan. God heeft de dagen van voorspoed en jeugdige schoonheid niet kunnen verlengen. Hij heeft Zijn troon aan de volken moeten geven en Zijn volk “met schaamte bedekt”.

Copyright information for DutKingComments