Psalms 97:3-5

Inleiding

In Psalm 97 wordt uitvoerig ingegaan op het laatste vers van de vorige psalm, waar wordt gewezen op de komst van de Messias (Ps 96:13). In de psalm die we nu voor ons hebben, verschijnt de Messias. Deze gebeurtenis en de gevolgen daarvan worden hier bezongen. De boodschap aan Maria over de heerschappij van de Zoon Die zij zal krijgen, wordt profetisch voorgesteld (Lk 1:32).

Jesaja roept uit: “Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, … die tegen Sion zegt: Uw God is Koning” (Js 52:7; vgl. Ps 93:1). Al in Psalm 96 is deze boodschap door Sion doorgegeven aan de wereld: “De HEERE is Koning” (Ps 96:10). Dat wordt nu verder uitgediept in Psalm 97 en Psalm 99. Beide psalmen beginnen dan ook met de uitroep: “De HEERE [Jahweh] is Koning” (Ps 97:1; Ps 99:1; vgl. Op 19:6; Op 11:15-17).

De HEERE regeert

De psalmist roept het uit dat “de HEERE regeert” [letterlijk: “Jahweh is Koning”] (Ps 97:1). Hij zit op de troon. Het universum wordt niet bestuurd door natuurwetten of het gezag van een boze macht. Er is een soevereine Heerser, Die wijs, heilig, rechtvaardig en verstandig is. Daarom kan “de aarde zich verheugen en vele kustlanden zich verblijden”. Daartoe worden ze dan ook opgeroepen. De kustlanden worden apart genoemd omdat zij ver weg gelegen zijn (Jr 31:10). Maar ook zij mogen zich verblijden, want de zegen van de heerschappij van de Messias komt ook tot hen. De HEERE is niet alleen Koning over Israël, Hij is de Koning van de koningen, Hij regeert over het hele aardrijk.

De HEERE, dat is de Messias, hult Zich in “wolken en donkerheid” (Ps 97:2). Deze kenmerken geven aan dat wat Hij doet, door mensen niet te volgen is. Hoe zouden sterfelijke mensen Hem kunnen begrijpen in Zijn onnavolgbare gerechtelijke daden? Ze zullen ze erkennen, zonder de diepte ervan te beseffen. Dit betekent niet dat er in Hem duisternis is. God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis (1Jh 1:5; Ps 104:2; 1Tm 6:16). Schepselen kunnen dat licht niet doorgronden. Voor ons, mensen, is Hij daarom omgeven door donkere wolken.

Hij regeert in “gerechtigheid en recht”. Zijn heerschappij is volmaakt. Een rechterlijke dwaling komt niet voor, laat staan een verdraaien van het recht. “Het fundament van Zijn troon” bestaat juist uit het uitoefenen van volstrekte gerechtigheid. Zijn regering zal weldadig aandoen na alle corrupte regeringen waarvan de wereld vóór Zijn komst vol is geweest. Zijn rijk is niet gefundeerd op willekeur, zoals zo vaak nu het geval is bij regeringen, maar op gerechtigheid en recht. Daarom houdt Zijn heerschappij eeuwig stand (Sp 16:12; Sp 25:5).

Hij spreekt niet alleen rechtvaardige oordelen uit, maar voert die ook uit. Dat zien we in het “vuur” dat “voor Zijn aangezicht” uitgaat (Ps 97:3). Vuur stelt hier het verterende oordeel over de zonde voor (vgl. Lv 10:1-2). God is een verterend vuur, zowel in het Oude Testament (Dt 4:24) als in het Nieuwe Testament (Hb 12:29). Zijn heiligheid verdraagt geen zonde in Zijn tegenwoordigheid (vgl. 1Pt 1:16). Dat zullen “Zijn tegenstanders” ervaren als Hij hen “rondom … in vlam” zet (vgl. 2Th 1:7-8; Ps 68:3).

Behalve de vlam rondom Hem die alles verteert wat zich niet aan Zijn heiligheid onderwerpt, zijn daar “Zijn bliksemflitsen” (Ps 97:4). Ook bliksemflitsen maken diepe indruk. Ze verlichten de wereld en maken daarin alles openbaar. Het zijn de plotselinge, onnavolgbare bezorgers van Gods oordelen. “De aarde ziet ze en beeft”, want ze zijn schrikwekkend en onweerstaanbaar. Zo’n machtsontplooiing heeft de aarde nog nooit gezien.

“De bergen”, symbolen van stabiliteit en onbeweeglijkheid, “smelten als was voor het aangezicht van de HEERE” (Ps 97:5; vgl. Mi 1:4). Zo verterend is Zijn verschijning. Niets houdt stand als Hij verschijnt en oordeelt. Dit oordeel komt Hem toe want Hij is “de Heere van heel de aarde”. Hij is Adonai, de soevereine Heerser van het heelal Die Zijn aangezicht, dat is Zijn tegenwoordigheid, aan de aarde laat zien.

Copyright information for DutKingComments