Revelation of John 1:16

Te midden van de kandelaars

Op 1:13. Nadat Johannes de gouden kandelaars heeft gezien, ziet hij dat Iemand in het midden ervan staat. Johannes herkent in Hem de “Zoon des mensen”, dat is de Heer Jezus (vgl. Dn 7:9-13). Hij staat hier – in beeld – te midden van de gemeenten om ze te oordelen. Dat blijkt uit de kenmerken die vervolgens door Johannes worden waargenomen. Je vindt die kenmerken ook in Daniël 7, maar daar als kenmerken van de Oude van dagen, dat is God Zelf. Dat bewijst eens te meer dat de Heer Jezus God is. De vermoeide Man bij de bron bij Sichar (Jh 4:6) en de Schepper Die ”niet moe en niet afgemat” wordt (Js 40:28), is dezelfde Persoon.

Het eerste kenmerk van de Zoon des mensen is dat Hij is “bekleed met een gewaad tot de voeten”. Hij is hier niet de Dienaar Die Zijn kleed aflegt om Zijn discipelen te dienen als een nederige slaaf (Jh 13:4). Het is het kleed van de Rechter. De Heer Jezus oordeelt de gemeente in verbinding met haar verantwoordelijkheid die ze als getuigenis op aarde heeft (vgl. 1Pt 4:17).

Het tweede kenmerk is dat Hij “aan de borst” is “omgord met een gouden gordel”. Zijn “borst” spreekt van liefde. ‘Goud’ spreekt van Goddelijke heerlijkheid. De “gordel” spreekt van dienen. Hieruit kun je opmaken dat Hij ook als Rechter in liefde dient.

Op 1:14. Zijn dienst als Rechter verricht Hij eerbiedwaardig en met wijsheid en in overeenstemming met de reinheid van de hemel. Daarop wijst het volgende kenmerk, “Zijn hoofd en haar als witte wol” (Sp 16:31; Sp 20:29).

Het daaropvolgende kenmerk, “Zijn ogen als een vuurvlam”, geeft aan dat Hij alles doorziet en beproeft wat niet in overeenstemming is met Zijn heiligheid. Niets kan voor deze vuurvlam verborgen blijven. Zo toetst Hij de hele christenheid, waarvan de zeven gemeenten een beeld zijn.

Op 1:15. Dat “Zijn voeten aan blinkend koper gelijk” zijn, betekent dat de norm van Zijn beoordeling Zijn eigen wandel is. Wat Hij van de geestelijke toestand van de gemeente mag verwachten, is dat zij beantwoordt aan wat Hij op aarde in Zijn wandel aan toewijding tegenover God heeft laten zien. “Koper” is een beeld van een gerechtigheid die het vuur van Gods oordeel kan verdragen (Nm 16:37-39) omdat er niets is wat het vuur moet verteren. Alles is in overeenstemming met God.

Terwijl Hij Zich zo vertoont, klinkt “Zijn stem als een gedruis van vele wateren” (Ez 43:2; Ps 93:4). Daarin komt de kracht van Zijn woorden tot uitdrukking waarmee Hij het vonnis zal uitspreken. De kracht van Zijn stem zal elk weerwoord in de kiem smoren. Het zal in niemand opkomen Zijn vonnis te betwisten.

Op 1:16. Verder heeft Hij “in Zijn rechterhand zeven sterren”. Wat de zeven sterren betekenen, staat in Op 1:20. Het zijn zeven engelen, dat wil zeggen de verantwoordelijken in elk van de zeven gemeenten. De Heer Jezus heeft ze in Zijn rechterhand, dat is de hand van Zijn kracht. Dat geeft aan dat Hij gezag over hen heeft.

Het “scherp, tweesnijdend zwaard” dat “uit Zijn mond kwam” (Js 11:4; Op 2:12; 16; Op 19:15; 21), is een beeld van het Woord van God (Hb 4:12; Ef 6:17). Christus oordeelt de gemeenten op grond van dit Woord, dat zij gekend, maar in zoveel opzichten veronachtzaamd hebben. Het Goddelijke, geopenbaarde Woord is de norm waarnaar iedereen zal worden geoordeeld (Jh 12:48). Het zal door iedereen erkend moeten worden.

De beschrijving van Zijn Persoon sluit af met een beschrijving van “Zijn gezicht”, dat is “zoals de zon schijnt in haar kracht” (Mt 17:2; Hd 26:13; Ml 4:2). De zon plaatst alles in het licht, niets blijft verborgen. Zijn gezicht is hetzelfde gezicht als dat wat de mensen hebben bespuugd (Mt 26:67).

Op 1:17. Als Johannes Hem in Zijn volle majesteit heeft gezien, valt hij “als dood aan Zijn voeten”. De aanblik is zo schrikwekkend, dat hij het bijna besterft. Toen de Heer op aarde was, kende Johannes de vertrouwelijke omgang met Hem en lag hij aan in Zijn schoot (Jh 13:23-25). Nu ziet hij de Heer zoals hij Hem nooit eerder heeft gezien.

Dan legt de Heer “Zijn rechterhand” op hem. Die uitdrukking betekent niet alleen dat de Heer hem aanraakt en Hem daardoor vertroost en bemoedigt. De druk van de hand bevat levengevende kracht. Het betekent voor Johannes de herinnering dat deze Rechter zijn Verlosser is. Het houdt voor jou de bemoediging in dat je van Hem, Die de christenheid zal oordelen, niets te vrezen hebt als je Hem kent en liefhebt.

Dat wordt door de Heer ook gezegd. De woorden “vrees niet” uit Zijn mond zijn in alle tijden voor de gelovigen een grote vertroosting en bemoediging geweest. Hij wijst op Zichzelf als “de Eerste en de Laatste”. Als “de Eerste” is Hij vóór alles en boven alles en de oorsprong van alle dingen, alles komt uit Hem voort. Als “de Laatste” zal Hij het laatste woord hebben. Waarvoor zou je dan nog vrezen? Hij is de rots van kracht voor vermoeide voeten en voor de zwaarste lasten van het leven.

Op 1:18. Hij is ook “de Levende”. Dit is het grote onderscheid tussen de ware God en alle valse goden. Hij heeft leven in Zichzelf. Hij kan het ook aan anderen schenken (Jh 5:21; 24-26). Om dat te kunnen is Hij in de dood geweest. Daarom hoeft Johannes niet als een dode te worden. De dood heeft Hem niet kunnen vasthouden, want in Zijn dood heeft Hij alles weggedaan waardoor de dood zijn macht uitoefent.

De dood heeft zijn kracht en recht verloren en zal nooit meer enige vat op Hem kunnen hebben. Hij is “levend tot in alle eeuwigheid”. De overwinning is totaal en eeuwig. Hij heeft door Zijn overwinning ook het volle gezag over “de dood en de hades”, wat in het bezit van “de sleutels” tot uitdrukking komt. De Heer Jezus kan naar eigen goeddunken beschikken over de dood en de hades (Hb 2:14; Op 20:14).

Hij is niet in het graf gelaten en Zijn lichaam heeft geen ontbinding gezien (Hd 2:27-28). De heerlijkheid van de Vader heeft Hem uit het graf opgewekt (Rm 6:4) omdat de Vader door Christus en Zijn werk is verheerlijkt en er aan al Gods heilige eisen is voldaan. Op grond daarvan hebben de dood en de hades ook geen gezag meer over ieder die gelooft (Mt 16:18).

Op 1:19. Na de bemoedigende woorden van de Heer krijgt Johannes de opdracht om het een en ander op te schrijven. Het is een opdracht in drie delen. In deze drie delen heb je tegelijk de grondverdeling van het boek. Hij moet schrijven wat hij heeft gezien en wat is en wat hierna zal gebeuren.

1. “Wat u hebt gezien”, heb je in de voorgaande verzen gelezen: de Heer Jezus als Rechter te midden van de zeven kandelaars.

2. “Wat is”, slaat op Openbaring 2-3. Daarin wordt de situatie beschreven van de zeven gemeenten in Klein-Azië die in Op 1:11 zijn genoemd. Dat is voor Johannes tegenwoordige tijd. In ruimere zin is het heel de tijdsperiode van de gemeente op aarde, die is begonnen op de Pinksterdag in Handelingen 2 en die zal eindigen bij de opname van de gelovigen.

3. “Wat hierna zal gebeuren”, begint met Openbaring 4 (Op 4:1) en eindigt met het laatste vers van het boek. Dit derde deel ligt geheel in de toekomst. Het zijn de dingen die gebeuren moeten na de dingen die wij in de huidige bedeling nog steeds beleven.

Op 1:20. Voordat de Heer Jezus de zeven gemeenten aanspreekt, geeft Hij eerst nog een verklaring van “de zeven sterren” en van “de zeven gouden kandelaars”. Dit is nodig, want het betreft een “verborgenheid”. Een ‘verborgenheid’ is iets wat geheim en verborgen is, totdat het wordt geopenbaard. De verborgenheid wordt nu door de Heer Jezus bekendgemaakt.

De sterren zijn hier niet in Zijn rechterhand, zoals in Op 1:16, maar “op” Zijn rechterhand. Dat wijst erop dat Hij ze met Zijn kracht ondersteunt en ze als het ware in hun openbare relatie met Hem toont. Sterren schijnen in de nacht. Ze zijn een symbool voor de engelen van de zeven gemeenten. Het woord ‘engel’ betekent letterlijk ‘boodschapper’ of ‘vertegenwoordiger’. Het kan in ruimere zin ook voor mensen worden gebruikt. De engelen zijn hier niet cherubs of andere geestelijke wezens, maar mensen die vertegenwoordigers van de gemeenten zijn.

Evenals sterren zijn ook kandelaars bedoeld om licht te verspreiden in de duisternis. De kandelaars zijn een symbool voor het geheel van elke plaatselijke gemeente, terwijl sterren meer een symbool zijn voor individuele personen die deze gemeenten vormen. Je ziet hier dan ook dat zowel de enkeling als het geheel verantwoordelijk wordt gesteld om licht te verspreiden. In de volgende twee hoofdstukken zul je zien hoe de Heer Jezus de manier waarop aan deze verantwoordelijkheid is voldaan, beoordeelt.

Lees nog eens Openbaring 1:13-20.

Verwerking: Welke indruk maakt de beschrijving van de Heer Jezus op jou?

Copyright information for DutKingComments