Revelation of John 1:4

Geadresseerden, zegenwens en lofprijzing

Op 1:2. De openbaring waarvan Johannes getuige is en waar hij jou nu bij betrekt, is geen verzinsel van hemzelf. Hij komt tot je met al het gezag van het door God gesproken Woord. Wat Johannes heeft betuigd over de komende gebeurtenissen, komt uit de mond van God. Als een extra onderstreping wordt eraan toegevoegd dat wat God heeft gezegd, volkomen wordt gedekt door “het getuigenis van Jezus Christus”. De Heer Jezus geeft getuigenis van wat God heeft gesproken.

“Alles wat hij heeft gezien”, is de inhoud van dit hele boek. Alles wat Johannes heeft gezien en wat hij in dit boek heeft opgeschreven, is het Woord van God. ‘Het getuigenis van Jezus Christus’ geeft het profetische karakter ervan aan. Het gaat immers om de openbaring, het zichtbaar worden in deze wereld, van Hem.

Op 1:3. Aan het lezen of voorlezen van dit boek en het luisteren naar de inhoud ervan is een speciale zegen verbonden: je wordt “gelukkig” geprezen. Niemand kan het ‘lezen’ en ‘horen lezen’ zonder gezegend te worden. Wat je leest en hoort, zijn woordelijk geïnspireerde mededelingen over toekomstige gebeurtenissen.

Behalve lezen en horen is het, om gelukkig te worden geprezen, nog van belang te “bewaren wat daarin geschreven staat”. “Bewaren” wil zeggen dat je het als een schat in je hart bewaart, opdat het in de praktijk van je leven ook een uitwerking heeft. Vanuit je hart wordt immers je leven bestuurd (Sp 4:23). De oproep om te bewaren komt aan het einde van het boek nog een keer terug (Op 22:7). Wat in dit boek geschreven staat, staat ingeklemd tussen deze aansporing.

Trouwens, dat het “geschreven staat”, betekent dat het van blijvende waarde is. Het kan telkens worden nageslagen om te zien wat nog gebeuren moet en het kan ook worden nageslagen ter controle van wat er om je heen gebeurt. Je hebt een volmaakte handleiding van de toekomst in handen. Ik raad je aan die vaak te raadplegen, want “de tijd” dat alles tot een beslissing wordt gebracht, “is nabij”. De Heer Jezus staat op het punt om te verschijnen en te oordelen.

Op 1:4. Johannes is de aangewezen persoon om dit boek te schrijven. De Heer Jezus heeft van hem gezegd dat hij, wat zijn bediening betreft, zal blijven tot Hij terugkomt (Jh 21:22). Dat wil zeggen dat Johannes ook een dienst heeft die betrekking heeft op de toekomst. Die dienst vervult hij al enigszins als hij in zijn eerste brief spreekt over de antichrist en de wederkomst van Christus en het verval dat al is begonnen zich te vertonen. Maar de volle vervulling ervan vinden we in dit bijbelboek Openbaring.

Hij schrijft het boek “aan de zeven gemeenten die in Asia zijn”. Het noemen van het getal “zeven” is niet toevallig. Het getal zeven stelt volmaaktheid voor, een afgerond geheel. Denk aan een week. Die heeft zeven dagen. Na die zeven dagen is de week vol en begint er een nieuwe week. De zeven gemeenten staan model voor de hele gemeente en voor de hele periode van de gemeente tijdens haar aanwezigheid op aarde. Toch zijn het zeven verschillende gemeenten. Dat zul je nader zien als we Openbaring 2-3 bestuderen. Het betekent dat de hele gemeente zich op verschillende manieren op aarde heeft geopenbaard.

Dat plaatselijke gemeenten van elkaar verschillen, heb je wel gezien in de brieven die Paulus aan diverse gemeenten heeft geschreven. Die verscheidenheid zie je niet alleen in de verschillende plaatselijke gemeenten, maar ook in de verschillende perioden van het bestaan van de gemeente op aarde. Dat herken je direct als je er alleen al aan denkt hoe de gemeente in het begin was en hoe de gemeente nu is. Zo zijn er meerdere verschillen in de ontwikkeling van de gemeente.

Al die verschillende gemeenten kunnen veel van elkaar leren en ook wij kunnen er veel van leren. Daarom is het zo goed dat wij dit schrijven van Johannes aan hen in Gods Woord hebben.

Het is ook mooi om te zien dat de zegenwens van “genade” en “vrede”, die je vaak in de brieven van Paulus bent tegengekomen, door Johannes hier aan die zeven gemeenten wordt toegewenst. “Genade” is de bron van alle zegen, het is de onverdiende gunst van God, die je krijgt louter en alleen om Wie Hij is. Als je beseft dat God in genade met je omgaat, zal het gevolg zijn dat je met “vrede” in je hart je weg gaat, hoe de omstandigheden ook mogen zijn.

Er is wel een verschil met de brieven van Paulus als het erom gaat van Wie je die zegen krijgt toegewenst. In die brieven wordt de zegen toegewenst van God de Vader en de Heer Jezus Christus. Hier komt de wens “van Hem Die is en Die was en Die komt en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn”. Dat past helemaal bij dit bijbelboek.

Je vindt hier God zoals Hij in het Oude Testament wordt voorgesteld: als Jahweh, de God van het verbond, de God van de trouw aan Zijn verbond. Dan volgt er niet als eerste ‘Die was’, maar “Die is”. Dat betekent dat Hij wordt gezien als de “IK BEN DIE IK BEN” (Ex 3:14). Hij is ook Degene “Die was”, dat is de God van het verleden, Die steeds voor Zijn volk en de hele aarde heeft gezorgd. Hij is het ook “Die komt”, want Hij is ook de God van de toekomst.

Vervolgens worden in de zegenwens “de zeven Geesten” genoemd. Dit is de Heilige Geest, maar dan als de Geest van kracht door Wie God de oordelen vanuit Zijn troon zal uitvoeren. Het getal zeven wijst op de verscheidenheid en de volkomenheid waarmee de Heer Jezus de oordelen in de kracht van deze Geest zal uitvoeren bij Zijn wederkomst (vgl. Js 11:2). Daarom wordt de aandacht gericht op de “troon” van God, wat onderstreept dat het om regering gaat en het uitoefenen van macht.

Op 1:5. Ten slotte worden genade en vrede toegewenst “van Jezus Christus”. Net als bij de zeven Geesten, aan Wie wordt toegevoegd “Die voor Zijn troon zijn”, wordt er ook aan de Naam van Jezus Christus iets toegevoegd. Je zou kunnen zeggen dat er drie titels van Hem worden genoemd die alle drie in verbinding met de aarde staan:

1. Hij was “de trouwe Getuige” voor God in het verleden op aarde (1Tm 6:13), van de kribbe tot het kruis (Jh 18:37). Hij was altijd trouw. De gemeente had dat ook moeten zijn, maar heeft daarin gefaald.

2. Hij is ook “de Eerstgeborene van de doden”. Dit is Hij in de tegenwoordige tijd, sinds Zijn dood en opstanding (Hd 26:23; Ko 1:18). ‘Eerstgeborene’ wil zeggen dat Hij de hoogste in rang is in het rijk van de opstanding.

3. En Hij is “de Overste van de koningen van de aarde”. Dit is Hij ook nu, maar Hij zal het in de toekomst openlijk zijn, zo zal Hij geopenbaard worden (Ps 89:28).

Als Hij zo is voorgesteld, komt er spontaan een reactie van de gemeente. Dat zal ook jouw reactie zijn. Het hart van ieder die Hem liefheeft, stemt ermee in dat Hij “ons liefheeft”. Hij had ons lief en heeft ons nog steeds lief. Is het niet geweldig dat Hij, Die in dit boek zo nadrukkelijk als de Rechter wordt voorgesteld, Degene is Die jou liefheeft?

Zijn liefde is het bijzonder daarin tot uiting gekomen dat Hij je van je zonden “heeft verlost door Zijn bloed”. Dit betekende voor Hem dat Hij in de dood moest gaan, want alleen Zijn bloed kon jou van je zonden verlossen. Voor jou betekent het dat alle aanstaande oordelen volkomen aan je voorbijgaan, want Hij heeft je eens voor altijd verlost. Is dat geen reden om Hem te prijzen?

Op 1:6. Maar Hij heeft nog veel meer gedaan dan alleen dat Hij met betrekking tot het verleden alles heeft gedaan wat nodig was om jou van het oordeel te bevrijden. Hij heeft je zonden weggenomen om jou samen met alle gelovigen tot iets te kunnen maken, namelijk “tot een koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader”. Wat je geworden bent, heeft Hij je “gemaakt”. Er is geen enkele verdienste van jouw kant. Je hebt alles aan Hem te danken.

Het is niets anders dan grote genade dat je deel mag hebben aan Zijn regering. Als verloste ontvang je, samen met alle gelovigen, een koninklijke waardigheid samen met Christus, “de Overste van de koningen van de aarde”, zodat jij ook boven de koningen van de aarde verheven bent (1Pt 2:9; Ex 19:6).

Daarbij ben je ook nog gemaakt tot een priester voor Zijn God en Vader. Alles wat de Heer Jezus heeft gedaan, heeft Hij gedaan met het oog op de eer van Zijn God en Vader. Je bent gemaakt tot iemand die voor Gods aangezicht mag loven en aanbidden (Op 4:10; Op 5:9; Hb 13:15; 1Pt 2:5). Dat mag je nu al doen. Als de Heer Jezus Zijn koninklijke majesteit op Zich neemt, mag je een middel tot zegen zijn voor hen die op aarde door zware tijden gaan en in hun nood tot God gaan. Je mag dan ‘gebeden van de heiligen’ voor Gods aangezicht brengen (Op 5:8).

Voor alles wat Hij voor jou heeft gedaan, komt Hem de heerlijkheid toe. Alles wat je bent geworden, weerspiegelt Zijn heerlijkheid. Terwijl de mens steeds alles doet voor zijn eigen heerlijkheid en in eigen kracht, doet de Heer Jezus alles tot heerlijkheid van God aan Wie Hij als Mens alle kracht ontleent. Op aarde heeft Hij als Mens geleefd van alle woord dat door de mond van God is uitgegaan (Mt 4:4). Wat Hem als Mens heeft gekenmerkt en wat Hij tot stand heeft gebracht, zal eeuwig gezien en bejubeld worden. Het kan niet anders of je sluit je van harte aan bij het “ja, amen” waarmee de lofprijzing besluit.

Lees nog eens Openbaring 1:2-6.

Verwerking: Wat leer je hier allemaal over het Woord van God en over de Heer Jezus?

Copyright information for DutKingComments