‏ Revelation of John 11:10

De zevende bazuin

Op 11:9. De twee getuigen zijn gedood. Het ‘succesvolle’ optreden van het beest wordt aan de hele wereld getoond. De lijken worden door de toegestroomde verslaggevers via internet, televisie en satelliet aan de hele wereld getoond. Je kunt je vandaag de dag goed voorstellen hoe dit nieuws direct wereldwijd wordt verspreid, terwijl er ook beelden worden getoond van de verslagen ‘vijanden’. De massamedia spelen overigens een hoofdrol in de vorming van de gedachten van de mens. Zoals iemand zei: Je ziet vandaag een generatie opgroeien die niet door ouders wordt opgevoed, maar door de media.

De lijken van deze ‘vijanden van de mensheid’ zijn geen begrafenis waard. Wie hen zou willen begraven, krijgt daarvoor geen toestemming (vgl. Ps 79:1-3). Tevens blijven de lijken liggen als een overwinningstrofee, een herinnering aan de overwinning die het beest heeft behaald en een bewijs van zijn macht. Het dient alles tot glorie van de dictator die de wereld van deze mensen heeft ‘verlost’. Er gaat ook de waarschuwing van uit dat dit het lot is van ieder die zich tegen het beest verzet.

Op 11:10. Als aan dit ergerlijke getuigenis een einde is gekomen, zal de wereldbevolking feest vieren als in een overwinningsroes. Om de overwinning te vieren sturen ze elkaar geschenken (vgl. Es 9:19; 22). Ze feliciteren elkaar met de dood van deze ellendige profeten die hen zo gepijnigd hebben. Ze hebben zich niet opengesteld voor de boodschap van God die door hen werd verkondigd. De toegebrachte pijniging heeft hen niet uitgedreven tot God. Dat was Gods bedoeling met Zijn twee getuigen.

Niet alleen de ongelovige massa in Israël zal zich over hun dood verheugen. Zoals Joden en heidenen samen de Heer Jezus verwierpen, deelt ook hier de hele wereld in de duivelse vreugde van de afvallige Joden over de dood van de getuigen van de Heer.

Op 11:11. Hun vreugde zal echter van korte duur zijn. Na drieënhalve dag zien zij iets wat hen met grote vrees vervult. De getuigen gaan op hun voeten staan! Dat komt doordat de “levensgeest uit God in hen” komt. Maar daar hebben de toeschouwers geen idee van. Evenals de wereld getuige was van hun dood, zijn ze het ook van hun opstanding. Hierdoor zullen ze moeten erkennen dat God sterker is dan Zijn vijanden.

Op 11:12. Als de twee getuigen zijn opgestaan, krijgen ze vanuit de hemel het bevel dat ze daar moeten komen. Hun getuigenis in leven, sterven en opstanding is voorbij. Ze worden opgeroepen naar de hemel. Van de stem gaat zo’n kracht uit, dat zij naar de hemel opstijgen in een wolk. Het lijkt erop dat deze wolk het symbool is van Gods tegenwoordigheid. God neemt ze in Zijn tegenwoordigheid op. Zij hebben Hem verheerlijkt en nu verheerlijkt Hij hen.

Al hun vijanden “aanschouwden” hen. De hemelvaart van de Heer Jezus is niet aanschouwd door ongelovigen, evenmin als de opname van de gemeente door ongelovigen aanschouwd zal worden. Met de opstanding en hemelvaart van de twee getuigen is dat anders. Die worden niet slechts gezien, maar ‘aanschouwd’. De toeschouwers nemen met verbijstering deze voor onmogelijk gehouden gebeurtenissen waar. Ze kunnen hun ogen niet geloven. Maar hoewel het niet te loochenen is en deze wonderen zich voor hun ogen voltrekken, heeft het geen effect op hun geweten voor God.

Op 11:13. Er kan dan ook niets overblijven dan het oordeel. Als de twee getuigen in de hemel zijn opgenomen, komt er “een grote aardbeving”. Jeruzalem wordt door een machtige hand geschud, waardoor “het tiende deel van de stad” wordt verwoest, wat aan “zevenduizend … mensen” het leven kost. Er staat “namen van mensen”. Dat betekent dat God de namen kent van allen die zijn omgekomen. Hij kent de namen van hen die zich voor het beest hebben gebogen, net zoals Hij de namen kent van de zevenduizend die in de tijd van Elia de knie niet voor Baäl hebben gebogen (1Kn 19:18). God rekent niet in getallen; het gaat Hem niet om statistieken, maar om personen.

“De overigen”, zij die niet door het oordeel getroffen zijn, worden heel bang. Ook geven ze “heerlijkheid aan de God van de hemel”. Dat betekent niet dat zij zich bekeren, maar dat zij Gods hand in deze gebeurtenis erkennen. Toen de Heer Jezus in genade op aarde was en in genade handelde, werd daarvoor ook aan God eer gegeven door de mensen. Maar ook toen was er geen sprake van echte bekering. Je kunt verstandelijk overtuigd zijn dat God aan het werk is, zonder dat het je hart en geweten raakt.

Op 11:14. Met het voorbijgaan van “het tweede ‘Wee’” is de tussenzin, die loopt van Openbaring 10:1-11:13, geëindigd. We zijn nu toe aan de zevende en laatste oordeelsbazuin, die ook “het derde ‘Wee’” wordt genoemd. De laatste drie bazuinen worden ‘Wee’ genoemd, omdat ze nog erger zijn dan de eerste vier. Het eerste ‘Wee’ komt uit de put van de afgrond (Op 9:1-12), het tweede ‘Wee’ komt van de Eufraat (Op 9:13-21) en het derde ‘Wee’ komt uit de hemel, van de Heer Jezus Zelf.

Op 11:15. Het blazen van de zevende bazuin brengt het koninkrijk wel dichtbij, maar het is nog niet helemaal zover dat het ook wordt gevestigd. Toch is het koninkrijk al zo dichtbij, dat de hemel meedeelt dat het “is gekomen”. Zo spreken de stemmen van de hemel het luid uit. Maar er moeten nog andere oordelen komen. Die worden in Openbaring 15-16 beschreven. Het zijn echter oordelen die van korte duur zijn. Die oordelen vormen samen de zevende bazuin.

Het koninkrijk dat als gekomen wordt gezien, is een onverdeeld koninkrijk en strekt zich uit over de hele wereld. Dat kan alleen omdat de Heer en Zijn Christus het gezag in handen nemen. Hij zal rechtvaardig en genadig regeren. Als Hij eenmaal regeert, zal daaraan geen einde komen, zolang zon, maan en aarde zullen bestaan (Ps 72:5; 7; 17). Hij, Die “zal regeren tot in alle eeuwigheid”, is de Heer, God, en Hij regeert in de Persoon van Zijn Christus, de Zoon des mensen, Die Zelf ook God is. Onze Heer en Zijn Christus zijn één en dezelfde Persoon en toch twee Personen. Dit is en blijft het wonder van de eeuwigheid.

Op 11:16. Als dit geweldige nieuws heeft geklonken, reageren de vierentwintig oudsten. Door de Geest begrijpen zij wat er gebeurt en gaat gebeuren. Ze beseffen de grootsheid van de gebeurtenissen en ze beseffen nog meer de grootsheid van Hem Die alles tot stand brengt. Ze kunnen dan ook niet op hun tronen blijven zitten, maar vallen in aanbidding voor God neer (Op 4:10; Op 5:9).

Op 11:17. Terwijl ze aanbidden, danken ze God. Ze spreken Hem met meerdere namen aan. Ze noemen Hem eerst “Heer”, dat is Jahweh, de God van het verbond. Hij doet waartoe Hij Zich heeft verplicht. Ze noemen Hem ook “God de Almachtige”. Dat is God in Zijn scheppingsmacht, Die als de Almachtige alles wat Hij heeft geschapen, onderhoudt en naar Zijn doel brengt.

Verder zeggen ze van Hem dat Hij “is” en “was”. ‘Hij Die komt’ wordt er niet meer aan toegevoegd. “Die is” wijst op Zijn eeuwig bestaan en “Die was” wijst op Zijn verbinding met het verleden. ‘Die komt’ is niet meer nodig, omdat Hij hier wordt gezien als Degene Die is gekomen en Zijn koningschap heeft aanvaard.

Dat heeft Hij gedaan, doordat Hij Zijn “grote kracht” heeft “aangenomen”. Hij heeft die grote kracht altijd gehad. Maar nu grijpt Hij met kracht in het wereldgebeuren in. En wat Hij heeft aangenomen, geeft Hij nooit weer uit handen en zal Hem nooit uit handen genomen kunnen worden. Zijn grote kracht is daarvoor de garantie.

Op 11:18. De oudsten spreken ook over de toorn van God. Ze doen dat in verband met de toorn van de naties, dat is de hele mensheid. De naties zijn in de voorbije eeuwen altijd tegen God in opstand gekomen en hebben zich tegen Hem verzet. Maar het is nu voorbij met hun toorn, want God maakt daaraan in Zijn toorn een einde. De woordspeling laat zien hoe onbetekenend de toorn van de mens is tegenover de toorn van de almachtige God. Je ziet deze twee zijden ook in Psalm 2, waar het onderscheid tussen het woeden van de volken en hoe God daarop reageert nog sterker naar voren komt (Ps 2:1-6).

Met de komst van het koninkrijk is de tijd gekomen dat God de doden zal oordelen, hoewel dat oordeel pas zal worden uitgevoerd na het vrederijk (Op 20:12). Maar voor het uitdelen van het loon is de tijd gekomen. Dat loon is voor hen die als echte “slaven” in gehoorzaamheid aan God, als ware “profeten” Zijn woorden hebben gesproken tot hen tot wie zij gezonden waren. Dat heeft hun verwerping en spot opgeleverd, maar nu krijgen ze de beloning. Dit loon wordt gegeven in het vrederijk (Op 22:12). Hoewel het feitelijk nog niet zover is, kan er toch zo over worden gesproken omdat de regering in handen van de Heer Jezus ligt.

Ook “de heiligen”, zij die voor Hem afgezonderd hebben geleefd in een verdorven wereld, krijgen nu hun loon. Zij hebben zo geleefd uit eerbied voor Zijn Naam en dat ieder naar de mate van zijn verantwoordelijkheid, wat tot uitdrukking komt in “de kleinen en de groten”.

Ten slotte is Gods tijd ook gekomen “om te verderven hen die de aarde verderven”. Daarmee worden de drie beesten uit Openbaring 12-13 – de draak, het beest uit de zee en het beest uit de aarde – en al hun volgelingen bedoeld. Dit is een andere categorie dan de eerder in dit vers genoemde doden.

Zo wordt alles weggedaan wat het vrederijk altijd in de weg heeft gestaan en worden zij beloond die altijd hebben geleefd in het geloof in de Vredevorst en in Zijn komst.

Op 11:19. Hier begint een nieuwe tussenzin die doorloopt tot Openbaring 15:4. Vanaf Openbaring 15:5 worden de zeven schaaloordelen beschreven. In de tussenzin laat de Heilige Geest de oorsprong van de hoofdrolspelers van Openbaring 8-11 zien. Daar zie je: de draak, dat is de satan, en het eerste beest en het tweede beest. Andere hoofdpersonen zijn: de vrouw, dat is Israël, de Zoon, dat is Christus, Michaël en de grote hoer Babylon. In totaal passeren zeven hoofdpersonen de revue.

Uitgangspunt van de tussenzin is “de tempel van God in de hemel” en “de ark van Zijn verbond”. De tempel is Gods woonplaats te midden van Zijn volk. De ark van het verbond herinnert aan Gods trouw ten aanzien van Zijn verbond met Zijn volk. Het is een scherp contrast met wat op hetzelfde ogenblik plaatsvindt in de tempel op aarde. Die wordt op afschuwelijke wijze door de antichrist ontheiligd. God is ten zeerste ontstemd over wat er op aarde gebeurt. De “bliksemstralen, stemmen, donderslagen, aardbeving en grote hagel” geven daaraan op indringende wijze uiting.

Lees nog eens Openbaring 11:9-19.

Verwerking: Welke overeenkomsten zie je tussen de twee getuigen en de Heer Jezus? Wat kun jij voor jouw getuigenis leren van de twee getuigen?

Copyright information for DutKingComments