‏ Revelation of John 13

Nederlandse verzen (1-4)

Het beest uit de zee

De twee beesten die in dit hoofdstuk worden beschreven, stellen de twee menselijke en tegelijk monsterlijke werktuigen voor die de satan in de eindtijd zal gebruiken. Het eerste beest stijgt op uit de zee. De zee is het bekende beeld van de volken (Op 17:15; Js 17:12; vgl. Dn 7:2-3). Dit beest is dan ook een heidense heerser over een heidens rijk. Het tweede beest stijgt op uit de aarde. Met de aarde wordt Israël bedoeld. Het tweede beest is de antichrist die over het afvallige Israël zal regeren. In deze twee beesten komen de beide kenmerken van de satan – geweld en leugen – tot uiting (Jh 8:44). Het eerste beest wordt meer gekenmerkt door geweld, het tweede meer door leugen.

Op 13:1. Het beest “uit de zee” wordt eerst beschreven. Voor de ogen van Johannes – en door zijn beschrijving ook voor jouw ogen – stijgt het op uit de zee. Hij ziet uit de woelige, onbestuurbare naties, uit die geweldige mensenmenigte, een heerser omhoog komen. Het is dezelfde persoon als de persoon die uit de afgrond komt (Op 11:7; Op 17:8). Zijn opkomst uit de afgrond geeft zijn demonische oorsprong aan. Dit is niemand anders dan de dictator van het herstelde Romeinse rijk, het verenigde West-Europa.

Dat het om hem gaat, wordt duidelijk uit wat je verder ziet. ‘Horens’ zijn een beeld van macht. De vorm van die macht kun je afleiden uit de ‘diademen’ die hij op zijn horens heeft. Dat wijst erop dat dit beest gezag heeft over koninklijke machthebbers. In verbinding met de horens en de diademen wordt het getal ‘tien’ genoemd. Daardoor weet je dat het om tien koningen gaat (vgl. Op 17:12; Dn 7:24). Zij zijn aan de heerschappij van het beest onderworpen.

Johannes vermeldt ook dat er “zeven koppen” op dit monster zitten. Van deze koppen staat in Openbaring 17: “De zeven koppen zijn zeven bergen” (Op 17:9). Nu is nog de vraag wat die zeven bergen dan wel zijn. Het is een historisch gegeven dat in de oudheid de stad Rome bekendstond als ‘de stad met de zeven heuvels’. Dit maakt duidelijk dat Rome het politieke centrum van deze monsterlijke machthebber is.

De zeven koppen zijn echter niet alleen een aanduiding van de locatie waar de macht zetelt. Ze stellen ook zeven koningen voor (Op 17:10). Daarmee worden zeven regeringsvormen bedoeld, waardoor het Romeinse rijk achtereenvolgens is bestuurd. Daarop gaat Op 13:3 verder in. Wat Johannes ook nog ziet, is dat deze politieke macht zich tegen God verheft. Hij ziet namelijk “namen van lastering” op zijn koppen. Het beest tooit zich met namen van Godslasterlijke aard, mogelijk namen die alleen God toekomen.

Op 13:2. Nog is de beschrijving van het beest niet klaar. Johannes heeft nog meer te vermelden. Hij herkent in dit beest trekken van drie verschillende verscheurende dieren. Hij noemt “een luipaard”, “een beer” en “een leeuw”. Als je daar nu eens Daniël 7 naast legt, dan lees je dat Daniël dezelfde dieren ziet (Dn 7:4-6). Alleen ziet hij ze in omgekeerde volgorde. Daniël ziet eerst een leeuw, dan een beer en als derde een panter of luipaard. Dat komt, omdat Daniël vooruitblikt, terwijl Johannes terugkijkt.

Deze dieren stellen wereldrijken voor. Daniël leefde in de tijd van het Babylonische wereldrijk, voorgesteld in een leeuw. Dat wereldrijk is ten onder gegaan, omdat de Meden en Perzen de wereldheerschappij veroverden. Vanwege de bruutheid waarmee ze te werk gingen, wordt dat rijk door een beer voorgesteld. Maar ook hun heerschappij was eindig. Griekenland, onder aanvoering van Alexander de Grote, veroverde de wereldheerschappij op de Meden en Perzen met een overweldigende snelheid. Vandaar dat het luipaard of de panter daarvan het gepaste symbool is.

Daniël spreekt ook nog over een vierde dier. Hij zegt daarvan dat het een “schrikwekkend, gruwelijk en uitzonderlijk sterk” dier is (Dn 7:7-8). Historisch stelt dit dier het Romeinse rijk voor dat de wereldheerschappij op de Grieken veroverde. Profetisch zien we dit rijk terug in het beest dat Johannes hier ziet. Het beest is zowel het herstelde Romeinse rijk als het hoofd van dat rijk. Dit rijk en dit hoofd bezitten alle wrede kenmerken van het vierde dier, waarin Johannes alle wrede kenmerken van de drie genoemde dieren verenigd ziet.

Zie je het voor je? Het beest stijgt op uit de zee, dat wil zeggen dat de dictator komt bovendrijven. Onlosmakelijk met hem verbonden zijn de tien koningen, de heersers van verschillende landen die samen het herstelde West-Romeinse rijk vormen. Daarover heeft deze dictator het gezag, dat hij uitoefent vanuit Rome als zijn machtscentrum. Hij openbaart zich Godslasterlijk en met een wreedheid die zinnebeeldig door de drie beschreven verscheurende dieren wordt voorgesteld.

En wie zit erachter, wie zorgt ervoor dat hij zo machtig wordt? De draak, dat is de duivel (Op 12:9). Hier verleent de duivel rechtstreeks gezag aan iemand die dit ook uit zijn hand aanneemt. Deze dingen kunnen natuurlijk alleen gebeuren omdat God ze toelaat. En Hij laat ze toe, omdat ze in Zijn plan passen. Maar het gaat er hier om, dat de draak de inspirator van het beest is. Het beest heeft macht, regeert en heeft groot gezag omdat de duivel dit alles aan hem heeft gegeven.

Hier zie je een grote tegenstelling tussen het beest en de Heer Jezus. Eens heeft de satan de Heer Jezus alle koninkrijken aangeboden om die uit zijn hand aan te nemen (Mt 4:8-9). Maar de Heer heeft dat geweigerd. Hij wilde niet op Gods tijd vooruitlopen om Koning te worden. Hij wilde het rijk en de macht uit de hand van God ontvangen (Dn 7:13-14; Ps 2:8). Dat betekende voor Hem vernedering en de kruisdood. Ook voor jou is het belangrijk dat je geen aanzien in de wereld zoekt. De satan wil je dat best geven. Je kunt dan het lijden ontlopen. Als de satan met zulke verleidingen op je afkomt, reageer dan als de Heer Jezus (Mt 4:10).

Op 13:3. Vervolgens ziet Johannes dat een van de koppen van het beest als tot de dood geslagen is. Hiermee wordt aangeduid dat het Romeinse rijk ten onder is gegaan en is verdwenen. Uit de geschiedenis weten we dat in het jaar 476 aan het toenmalige West-Romeinse rijk een dodelijke slag werd toegebracht. Rome werd toen veroverd door de Germanen. Wat Johannes zag, was op het moment dat hij het zag – hij zag het tegen het einde van de eerste eeuw – nog toekomst. Het zou over een paar eeuwen gebeuren.

Maar voor God heeft de toekomst geen geheimen. Hij deelt die mee voor zover Hij het van belang acht dat wij daarvan op de hoogte zijn. Hij doet dat niet om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, maar opdat wij ons leven daarnaar zouden inrichten (2Pt 3:11-12). Daarom laat God aan Johannes, en aan jou, zien wat er nog meer gaat gebeuren.

Johannes ziet vervolgens dat de dodelijke wond wordt genezen. Dat lag voor Johannes niet in de nabije toekomst, maar in de verre toekomst. Het is wat wij in onze dagen zien gebeuren! Voor ons is het nabije toekomst. Voor onze ogen vindt een herleving van het West-Romeinse rijk plaats. Maar denk eraan: wel door de macht van de satan! Dit herstel vindt niet plaats door een nieuwe verovering met geweld, maar door duivelse inspiratie en overleg. Johannes ziet hoe dit herstel de bewondering en aanbidding van de hele wereld opwekt.

Op 13:4. De mensen zullen zich ervan bewust zijn dat de draak, dat is de satan, dit rijk zijn macht heeft gegeven. Ze haten God zozeer, ze zijn zozeer van Hem vervreemd, dat ze in onverholen, algemene en grenzeloze bewondering de draak als god aanbidden. Ook zullen zij het beest aanbidden. Ze tarten en lasteren God door over het beest uitspraken te doen die alleen voor God gelden (vgl. Ex 15:11; Mi 7:18). Voor hen is niemand met het beest te vergelijken en kan niemand het tegen het beest opnemen om het te verslaan. Als Europa één geheel is, zal dit het effect zijn.

Mocht jij warm lopen voor het ene Europa, dan hoop ik dat dit, door wat Gods Woord hier zegt, verandert in koude rillingen die langs je rug lopen. Het zal nu toch wel tot je doordringen dat de satan de oorsprong ervan is en dat het uitloopt op de aanbidding van de satan! Dat veel christenen in Nederland bij het referendum over de Europese grondwet op 1 juni 2005 ‘tegen’ hebben gestemd, zegt nog niet veel over hun visie op Europa. Het zwaarst wegende argument om ‘tegen’ te stemmen was dat er in die grondwet geen verwijzing naar God en de Joods-christelijke wortels van de Europese Unie was opgenomen. Indien dat wel was gebeurd, had men waarschijnlijk gewoon ‘vóór’ gestemd! Dat is onthutsend.

Lees nog eens Openbaring 13:1-4.

Verwerking: Wat is het verbazingwekkende aan dit beest?

Mond en daden van het beest uit de zee

Op 13:5. Zoals de satan aan het beest ‘zijn macht en zijn troon en groot gezag’ heeft gegeven (Op 13:2b), zo geeft hij het beest ook “een mond”. Hij maakt om zo te zeggen het beest tot zijn spreekbuis. Wat het beest laat horen, is dan ook snoevende en Godslasterlijke taal. Zijn brallende taal kent geen beperkingen. Voor de mensen klopt hij zich op de borst en beroemt hij zich erop dat alle vooruitgang zijn verdienste is. Naar God balt hij de vuist en beschimpt en vervloekt Hem.

Maar aan het optreden van het beest wordt een grens gesteld. Hij krijgt “tweeënveertig maanden”. Dat is de periode die je al eerder bent tegengekomen (Op 11:2) en die je hebt leren kennen als de periode van de grote verdrukking van drieënhalf jaar. In die tijd zal hij ongeremd tekeergaan (vgl. Dn 8:24), zowel tegen God en hen die in de hemel wonen als tegen de heiligen op aarde.

Op 13:6. Het is niet alleen zo, dat bij het beest het gepaste respect voor God ontbreekt. Als het beest zijn mond opendoet tegen God, is dat om tegen Hem tekeer te gaan en zijn minachting voor Hem te uiten. Over de Naam van God kan hij alleen maar smalen en schamperen. Tot in het diepst van zijn wezen veracht hij God. De woorden die hij gebruikt, worden niet gegeven. Ik denk dat de woorden die je soms om je heen hoort en die je met walging vervullen, in het niet zinken bij wat het beest zal uitspuwen.

En niet alleen God en de Naam van God zijn het mikpunt van zijn lasterlijke taal. Hij richt zijn boosaardige vuilspuiterij ook tegen “Zijn tabernakel”. Hiermee wordt de gemeente bedoeld, waarin God als in een tabernakel in de eeuwigheid bij de mensen op aarde zal wonen (Op 21:2-3).

Ten slotte richt hij zijn lasteringen tegen alle overige hemelbewoners. Je kunt daarbij denken aan alle gelovigen die niet tot de gemeente behoren.

En denk maar niet dat het beest deze lasterlijke praat in een achterkamertje uitslaat. De lasterlijke uitingen die hij naar God en de hemelbewoners slingert, zullen publiekelijk worden gedaan en tot vermaak dienen. Met intens genoegen zullen de mensen zijn optreden en zijn vermetele taal via televisie en internet waarnemen. Alles wat hij zegt en doet, is propaganda maken voor zijn programma. Dit programma heeft geen ander doel dan de mensen op te zetten tegen God, om God van de troon te stoten. De tijd zal leren dat zijn propaganda slaagt, en dat zijn programma een dramatisch einde krijgt.

Op 13:7. Het beest, geïnspireerd door de satan, kan tegen allen die in de hemel wonen niets anders doen dan zijn mond openen om zijn haat tegen hen uit te braken. Maar er zijn ook nog “heiligen” op aarde. Op hen kan hij zijn duivelse moordzucht botvieren, nadat hij lucht heeft gegeven aan alle opgekropte gevoelens van haat door die naar de hemel te slingeren. Hij wordt in de gelegenheid gesteld oorlog te voeren tegen hen die uit trouw aan God niet met de afvallige massa als in een carnavalsoptocht mee hossen.

De heiligen zijn niet alleen heiligen in naam, maar ook in de praktijk. Heilig betekent afgezonderd voor God. Dat er wordt gesproken over ‘oorlog voeren’, betekent dat hij deze strijd serieus neemt, alsof de trouwe gelovigen gevaarlijke staatsvijanden zijn die over grote macht beschikken. Hij zet alle beschikbare middelen in, want hij wil hen met wortel en tak uitroeien, hen tot de laatste man vernietigen. En hij heeft schijnbaar succes. Hij overwint hen. Deze overwinning verleent hem internationaal gezag. Landen buiten het herstelde Romeinse rijk, dat wil zeggen het verenigd Europa, zullen openstaan voor zijn ideeën en adviezen.

In zijn blinde waanzin weet hij niet dat deze overwinning alleen betrekking heeft op het lichaam. De heiligen zijn met het oog daarop gesterkt door de woorden van de Heer Jezus. Hij heeft gezegd dat ze niet bang hoefden te zijn (voor het beest), want alleen het lichaam kan worden gedood (Mt 10:28). In Openbaring 20 zie je hen terug. Ze zitten op tronen en regeren met Christus de duizend jaren (Op 20:4). Zo mag ook jij je bemoedigd weten door de woorden van de Heer Jezus en door wat jouw deel in de toekomst is, om het lijden te verdragen dat je nu soms meemaakt.

Op 13:8. Vanwege alle prestaties van het beest zullen allen die op de aarde wonen, hem aanbidden. De bewondering voor het beest zal geen grenzen kennen. De uitdrukking “die op de aarde wonen”, geeft aan dat het mensen betreft die doelbewust afgerekend hebben met de hemel. Hun leven heeft, net als dat van de dieren en het beest, geen ruimere horizon dan de aarde en is volkomen en uitsluitend met de aarde verbonden.

Van deze mensen wordt nog een nadere kwalificatie gegeven. Hun naam komt niet voor “in het boek van het leven van het Lam Dat geslacht is”. Het ontbreken van hun naam in dat boek heeft dramatische gevolgen. De korte tijd van hun lofprijzing van het beest zal worden gevolgd door een eeuwig geween en tandengeknars vanwege de pijnen in de vlammen van het eeuwige vuur.

Opmerkelijk is nog de uitdrukking “van [de] grondlegging van [de] wereld af”. Je herinnert je misschien wel de uitdrukking “van vóór [de] grondlegging van [de] wereld” (Ef 1:4). Die uitdrukking wordt gebruikt voor hen die tot de gemeente behoren. Zij zijn uitverkoren nog voordat de schepping er was. De gemeente is namelijk van hemelse én eeuwige oorsprong. Maar er zijn ook gelovigen die niet tot de gemeente behoren. Dat zijn de gelovigen uit Israël en de volken in de perioden vóór en na het verblijf van de gemeente op aarde. Zij staan in verbinding met de aarde en daardoor met Gods plannen vanaf de schepping (Mt 13:35; Mt 25:34).

Er is een groot contrast tussen hen die op de aarde wonen en het boek van het leven. Die op de aarde wonen, zijn met hun hele ziel en zaligheid aan de aarde verknocht. De aarde is hun leven. Er is bij hen geen enkele gedachte aan God en de hemel. Dat maakt dat zij levend dood zijn (Ef 2:1-2). Als zij zich niet bekeren, zullen ze tot in eeuwigheid in de tweede dood zijn (Op 21:8).

Daartegenover staat het boek van het leven. Dat boek is verbonden aan het Lam Dat geslacht is, wat erop wijst dat het Lam in de dood is geweest. Het Lam is in de dood geweest om aan allen die in Hem geloven het leven te geven. De naam van ieder die in Hem gelooft, staat in het boek van het leven. Het boek is van Hem, Hij houdt het bij. Alle namen van de aanbidders van het Lam staan erin, niet één wordt er gemist. Alle namen van de aanbidders van het beest zijn eruit verwijderd, ze ontbreken, niet één komt erin voor.

Op 13:9. Ik hoop dat jij een oor hebt om te horen en je laat waarschuwen. Je hebt zojuist samen met Johannes het beest zien opkomen. Je hebt zijn lasterlijke taal gehoord en zijn moorddadige bezigheden gezien. De massahysterie die zijn opkomst en optreden veroorzaken bij alle mensen die op de aarde wonen, is duidelijk aan je voorgesteld. Je bent getuige geweest van de opkomst van de wereldregering en de wereldreligie. Het gaat niet om iets wat nog wel eens in de verre toekomst zou kunnen gaan gebeuren, maar om gebeurtenissen die vandaag steeds herkenbaarder worden. Je zou toch niet willen zeggen dat dit een ver-van-mijn-bed-show is? Het is ook voor jou uiterst actueel. Laat je niet misleiden.

Op 13:10. De beschrijving van dit beest besluit met te wijzen op het beginsel van vergelding (vgl. 2Th 1:6-7). Dit moet als vertroosting voor de heiligen dienen en hen stimuleren om te volharden. Ze mogen weten dat wie hen nu in de gevangenis werpt, zelf in de gevangenis zal belanden; en wie hen met het zwaard doodt, zal zelf door het zwaard omkomen (Jr 15:2; Jr 43:11). God zal ervoor zorgen dat elke misdaad die tegen Zijn heiligen is begaan, rechtvaardig zal worden vergolden. Tot dat moment komt, moeten de heiligen volharden in hun geloof. Ze kunnen erop vertrouwen dat God, Die dan nog niet zichtbaar tussenbeide is gekomen, het binnenkort zal doen.

De heiligen zien in het geloof de goede afloop voor henzelf en de vergelding van de verdrukkers. Het brute geweld van het beest kunnen ze niet met geweld beantwoorden. In zichzelf zijn ze weerloos en hulpeloos. Maar ze hebben een bron van kracht die heel anders werkt. De bron van hun kracht is het geloof in God dat Hij aan alle gezag en macht van het beest een einde zal maken.

In dit besef volharden zij in hun trouw aan God, al kost het hun hun vrijheid en zelfs hun leven. Hun leven is niet in de hand van het beest, maar in de hand van de almachtige en trouwe God. Dat mag ook jouw vertrouwen zijn als je tegenstand in je getuigenis voor de Heer ontmoet. Als je dat vertrouwen hebt, zul je je getuigenis niet opgeven, maar daarin volharden.

Lees nog eens Openbaring 13:5-10.

Verwerking: Welke aspecten van de machtsuitoefening van het beest herken jij nu al in de samenleving?

Het beest uit de aarde

Op 13:11. Dan doemt voor de ogen van Johannes een tweede beest op. Het is geen tweelingbroer van het eerste beest, maar een ander. Het ziet er anders uit en doet andere dingen. Maar je zult zien dat deze twee beesten het wel goed met elkaar kunnen vinden. Ze zijn twee handen, beter: twee klauwen, op één buik. Dit beest stijgt niet op uit de zee, zoals het eerste, maar “uit de aarde”. Met ‘de aarde’ wordt, in tegenstelling tot de zee, een min of meer geordende samenleving bedoeld. Het lijkt hier om Israël te gaan.

Dat denk ik, omdat uit de beschrijving van dit beest blijkt dat het een nabootser van de Heer Jezus is. Als Johannes de horens ziet, moet hij denken aan een lam. In Openbaring is het Lam steeds de Heer Jezus. En wie is de grote nabootser van de Heer Jezus anders dan de antichrist? Hij is het van wie de Heer Jezus tegen de ongelovige Joden heeft gezegd dat iemand zou komen in zijn eigen naam en dat ze die zouden aannemen (Jh 5:43). Dit betekent ook dat de antichrist een Jood zal zijn. Israël zal geen vreemde, iemand die niet tot het volk behoort, als koning aannemen. Het moet iemand uit hun eigen volk zijn.

Deze valse messias doet door zijn horens denken aan een lam. Maar hij spreekt “als [de] draak”. Zijn taal maakt hem openbaar. Dat zorgt er ook voor dat de schapen die bij de Heer Jezus horen, de antichrist niet zullen volgen. De schapen luisteren niet naar de stem van de vreemde (Jh 10:5). Zij kennen de stem van de Heer Jezus, de goede Herder, en daarom volgen zij Hem (Jh 10:4). Dit is ook voor jou de grote toetssteen. Als jij een stem hoort en je herkent die niet als de stem van de Heer Jezus, moet je daar niet naar luisteren.

Op 13:12. Er is een grote verbondenheid tussen de beide beesten. Maar die verbondenheid is er niet een van gelijkwaardigheid. Feitelijk loopt het tweede beest aan de leiband van het eerste beest. Als het tweede beest zijn gezag uitoefent, is het eerste beest daarbij nadrukkelijk aanwezig. Het tweede beest, de antichrist, heeft gezag bij de gratie van het eerste beest. Hij kan niet zelfstandig opereren, maar is afhankelijk van het eerste beest. Het eerste beest, de dictator van het herstelde West-Romeinse rijk, het verenigd Europa, bepaalt en ziet erop toe hoe de antichrist zijn gezag uitoefent. Dit is het gevolg van het verbond dat het afvallige Israël onder aanvoering van de antichrist, de valse messias, met het eerste beest zal sluiten. Jesaja noemt dit ‘een verbond met de dood’ (Js 28:15; Dn 9:27).

Het tweede beest heeft ook, net als alle andere aardbewoners, een grenzeloze bewondering voor het eerste beest. Die bewondering is zo groot, dat hij alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat alles en iedereen op aarde het eerste beest aanbidt. De aanleiding tot de aanbidding is het genezen van de dodelijke wond van het eerste beest. In de beschrijving van het eerste beest heb je geleerd dat deze genezing ziet op het herstel van het West-Romeinse rijk, dat gestalte heeft gekregen in het verenigd Europa. Met deze dwang om het eerste beest te aanbidden doet het tweede beest zich kennen als een geestelijk leider, zowel van het afvallige Jodendom als van de afvallige christenheid. Het is zijn doel een einde te maken aan alle aanbidding van de Vader en de Zoon (vgl. 1Jh 2:22).

Op 13:13. Zijn tactiek is die van leugen en misleiding, bedriegerij en nabootsing. Hij laat de mensen allerlei indrukwekkende tekenen zien. Wat je ziet, is niet te loochenen. Tenminste, dat is wat veel mensen geloven. Maar denk eraan dat beelden gemanipuleerd kunnen worden. Misleidend is ook dat je niet het hele verhaal te zien krijgt. Als twee mensen iets hebben gezien en daarvan een verslag doen, kun je toch twee heel verschillende verslagen krijgen. De duivel is de grote manipulator en een meester in het vertellen van halve waarheden. Laat je dus niet op sleeptouw nemen door verhalen en films van zogenaamde grote tekenen die aan God worden toegeschreven.

Het is een kenmerk van de eindtijd dat er opzienbarende dingen gebeuren. De oorsprong daarvan is niet God, maar de duivel (2Th 2:9). Hier zie je dat het beest zelfs “vuur uit de hemel laat neerdalen”. Iedereen ziet dat het uit de hemel komt, van God … lijkt het. Maar het is een truc van de duivel die door deze valse profeet de indruk probeert te wekken dat hier een ware profeet aan het werk is. Zijn kunststukje is een nabootsing van wat Elia eens enkele keren deed (1Kn 18:38; 2Kn 1:10; 12). Het woord “zelfs” geeft aan dat het wel eens zijn meest misleidende doortraptheid zou kunnen zijn. Met een beroep op de Bijbel zullen de mensen zeggen dat iemand die ‘zelfs’ dat kan, toch wel de ware Messias moet zijn.

Op 13:14. Je ziet hoe mensen die niets met God te maken willen hebben, die alleen voor de aarde leven, een prooi zijn van bovennatuurlijke verschijnselen. Het religieuze gevoel van de mens is een prima werkplaats voor demonen. Als iets voordeel oplevert, hetzij financieel, hetzij in de vorm van een geestelijke kick, hetzij voor hun gezondheid, haken mensen aan die zonder God leven. Zij bewonderen anderen om er zelf op vooruit te gaan. Ze hebben niet in de gaten dat ze zich regelrecht aan de instrumenten van de satan uitleveren. De satan geeft de antichrist de bekwaamheid om misleidende tekenen te doen. Die tekenen gebeuren in tegenwoordigheid van het (eerste) beest. Ze gebeuren tot zijn glorie en eer.

De godsdienstige invloed die de antichrist door zijn tekenen heeft bemachtigd, is inmiddels zo groot, dat hij de tijd rijp acht voor het oprichten van een afgodsbeeld voor het eerste beest. Hij geeft dan ook de opdracht om zo’n afgodsbeeld te maken. Hier is sprake van het oprichten van “de gruwel van de verwoesting” (Mt 24:15; Dn 9:27; Dn 12:11). Weer wordt er verwezen naar zijn herleven na de dodelijke wond. Dit moet wel een enorme indruk maken. Het is iets wat je steeds meer nu al waarneemt, naarmate Europa steeds meer één rijk wordt.

Op 13:15. De misleidende macht van de antichrist is zo groot, dat het lijkt alsof hij het beeld tot leven brengt. De satan stelt hem in staat het beeld adem te geven. Maar adem is geen leven. Alleen God kan leven geven. De indruk dat het beeld leeft, wordt gewekt doordat het spreekt. De stem zal uiteraard die van een demon zijn die op perfecte manier een menselijke stem imiteert. Dit spreken maakt de misleiding compleet.

De afvallige Joden zullen denken dat ze met een afbeelding van de ware God te doen hebben. Voor hen gold altijd dat afgoden stom waren (Ps 115:3; 5; 7; Ps 135:17). Een sprekend beeld kan daarom, zo menen zij in hun dwaze verblinding, geen afgod zijn. Massaal zullen de mensen in aanbidding voor het beest neervallen. De aanbidding van het beest is bepalend voor leven of dood. Wie niet aanbidt, wordt gedood (vgl. Dn 3:5-6).

Op 13:16. Hoewel de mensen misleid zijn, buigen ze zich toch vrijwillig voor het beest neer. Ze hebben voor het beest gekozen. Maar met hun keus voor het beest raken ze tegelijk hun vrijheid kwijt. Ze zijn in de ban geraakt van een macht waaruit ze zich niet kunnen bevrijden. Het beest verstevigt zijn greep op de mensen en brengt ze tot absolute verbondenheid en onderwerping aan zichzelf. Niemand ontkomt daaraan. Het maakt niet uit of je een kleine burger of een grote minister bent, want hij is de grote baas. Het maakt ook niet uit of je rijk bent of arm, want je kunt het niet afkopen. Evenmin maakt het uit of je een vrije of een slaaf bent, want je bent je vrijheid kwijt.

Alle mensen worden gedwongen hun loyaliteit aan het beest zichtbaar te betuigen. Daartoe laat het beest een waarneembaar merkteken “op hun rechterhand of op hun voorhoofd” aanbrengen. De ‘rechterhand’ staat voor daden. Zo legt het beest beslag op alles wat iedere persoon doet. Alles zal bijdragen aan de macht en glorie van het beest en zijn rijk. Het ‘voorhoofd’ is de zetel van het denken. Door indoctrinatie zullen alle mensen uit volle overtuiging de zaak van het beest dienen.

Door de ontwikkeling van de techniek zal het aanbrengen van het merkteken een eenvoudige handeling zijn. We staan op de drempel van het door het beest beheerste tijdperk. Als niet Gods Woord en Zijn daarin geopenbaarde gedachten je hand en je denken besturen, zullen de zonde en ten slotte de antichrist het doen. Laat deze waarschuwing goed tot je doordringen.

Op 13:17. Door dit merkteken beheerst het beest de hele economie. Wie zich niet met huid en haar aan het beest uitlevert, is in economisch opzicht een paria, een uit de samenleving verstotene. Aan deze beproeving zullen de getrouwen in alle hevigheid worden blootgesteld. Door hun weigering om de naam van het beest of het getal ervan op hun lichaam te laten aanbrengen, zullen zij niet kunnen “kopen of verkopen”. De hongerdood dreigt.

Op 13:18. Vanwege het sluwe, misleidende karakter van het beest zullen zijn voorstellen tot het aanbrengen van het merkteken geloofwaardig worden gepresenteerd. De mensen die het merkteken laten aanbrengen, denken dat ze daarmee verstandig handelen. Maar ze handelen dwaas. De getrouwe daarentegen krijgt van God wijsheid om het beest te ontmaskeren. Daarvoor moet hij zijn verstand, dat is het door God gegeven inzicht, gebruiken. Hij kan dan het getal van het beest berekenen.

Er zijn tal van pogingen gedaan om het getal te berekenen, maar allemaal met verschillende uitkomsten. Dat bewijst dat wij het vandaag niet kunnen berekenen. Dat hoeft ook nog niet, omdat die tijd nog niet is aangebroken. Pas als de gemeente is opgenomen, breekt die tijd aan. In die tijd zullen de wijzen en verstandigen het getal kunnen berekenen. In elk geval is duidelijk dat zes het getal is van de mens. Dat wordt hier in drievoudige vorm, 666, het getal van het beest genoemd. De mens is hier aan het beest gelijk geworden, het absolute dieptepunt van de degeneratie van de mens.

Lees nog eens Openbaring 13:11-18.

Verwerking: Noem de kenmerken van de antichrist.

Copyright information for DutKingComments