Revelation of John 13:8

Mond en daden van het beest uit de zee

Op 13:5. Zoals de satan aan het beest ‘zijn macht en zijn troon en groot gezag’ heeft gegeven (Op 13:2b), zo geeft hij het beest ook “een mond”. Hij maakt om zo te zeggen het beest tot zijn spreekbuis. Wat het beest laat horen, is dan ook snoevende en Godslasterlijke taal. Zijn brallende taal kent geen beperkingen. Voor de mensen klopt hij zich op de borst en beroemt hij zich erop dat alle vooruitgang zijn verdienste is. Naar God balt hij de vuist en beschimpt en vervloekt Hem.

Maar aan het optreden van het beest wordt een grens gesteld. Hij krijgt “tweeënveertig maanden”. Dat is de periode die je al eerder bent tegengekomen (Op 11:2) en die je hebt leren kennen als de periode van de grote verdrukking van drieënhalf jaar. In die tijd zal hij ongeremd tekeergaan (vgl. Dn 8:24), zowel tegen God en hen die in de hemel wonen als tegen de heiligen op aarde.

Op 13:6. Het is niet alleen zo, dat bij het beest het gepaste respect voor God ontbreekt. Als het beest zijn mond opendoet tegen God, is dat om tegen Hem tekeer te gaan en zijn minachting voor Hem te uiten. Over de Naam van God kan hij alleen maar smalen en schamperen. Tot in het diepst van zijn wezen veracht hij God. De woorden die hij gebruikt, worden niet gegeven. Ik denk dat de woorden die je soms om je heen hoort en die je met walging vervullen, in het niet zinken bij wat het beest zal uitspuwen.

En niet alleen God en de Naam van God zijn het mikpunt van zijn lasterlijke taal. Hij richt zijn boosaardige vuilspuiterij ook tegen “Zijn tabernakel”. Hiermee wordt de gemeente bedoeld, waarin God als in een tabernakel in de eeuwigheid bij de mensen op aarde zal wonen (Op 21:2-3).

Ten slotte richt hij zijn lasteringen tegen alle overige hemelbewoners. Je kunt daarbij denken aan alle gelovigen die niet tot de gemeente behoren.

En denk maar niet dat het beest deze lasterlijke praat in een achterkamertje uitslaat. De lasterlijke uitingen die hij naar God en de hemelbewoners slingert, zullen publiekelijk worden gedaan en tot vermaak dienen. Met intens genoegen zullen de mensen zijn optreden en zijn vermetele taal via televisie en internet waarnemen. Alles wat hij zegt en doet, is propaganda maken voor zijn programma. Dit programma heeft geen ander doel dan de mensen op te zetten tegen God, om God van de troon te stoten. De tijd zal leren dat zijn propaganda slaagt, en dat zijn programma een dramatisch einde krijgt.

Op 13:7. Het beest, geïnspireerd door de satan, kan tegen allen die in de hemel wonen niets anders doen dan zijn mond openen om zijn haat tegen hen uit te braken. Maar er zijn ook nog “heiligen” op aarde. Op hen kan hij zijn duivelse moordzucht botvieren, nadat hij lucht heeft gegeven aan alle opgekropte gevoelens van haat door die naar de hemel te slingeren. Hij wordt in de gelegenheid gesteld oorlog te voeren tegen hen die uit trouw aan God niet met de afvallige massa als in een carnavalsoptocht mee hossen.

De heiligen zijn niet alleen heiligen in naam, maar ook in de praktijk. Heilig betekent afgezonderd voor God. Dat er wordt gesproken over ‘oorlog voeren’, betekent dat hij deze strijd serieus neemt, alsof de trouwe gelovigen gevaarlijke staatsvijanden zijn die over grote macht beschikken. Hij zet alle beschikbare middelen in, want hij wil hen met wortel en tak uitroeien, hen tot de laatste man vernietigen. En hij heeft schijnbaar succes. Hij overwint hen. Deze overwinning verleent hem internationaal gezag. Landen buiten het herstelde Romeinse rijk, dat wil zeggen het verenigd Europa, zullen openstaan voor zijn ideeën en adviezen.

In zijn blinde waanzin weet hij niet dat deze overwinning alleen betrekking heeft op het lichaam. De heiligen zijn met het oog daarop gesterkt door de woorden van de Heer Jezus. Hij heeft gezegd dat ze niet bang hoefden te zijn (voor het beest), want alleen het lichaam kan worden gedood (Mt 10:28). In Openbaring 20 zie je hen terug. Ze zitten op tronen en regeren met Christus de duizend jaren (Op 20:4). Zo mag ook jij je bemoedigd weten door de woorden van de Heer Jezus en door wat jouw deel in de toekomst is, om het lijden te verdragen dat je nu soms meemaakt.

Op 13:8. Vanwege alle prestaties van het beest zullen allen die op de aarde wonen, hem aanbidden. De bewondering voor het beest zal geen grenzen kennen. De uitdrukking “die op de aarde wonen”, geeft aan dat het mensen betreft die doelbewust afgerekend hebben met de hemel. Hun leven heeft, net als dat van de dieren en het beest, geen ruimere horizon dan de aarde en is volkomen en uitsluitend met de aarde verbonden.

Van deze mensen wordt nog een nadere kwalificatie gegeven. Hun naam komt niet voor “in het boek van het leven van het Lam Dat geslacht is”. Het ontbreken van hun naam in dat boek heeft dramatische gevolgen. De korte tijd van hun lofprijzing van het beest zal worden gevolgd door een eeuwig geween en tandengeknars vanwege de pijnen in de vlammen van het eeuwige vuur.

Opmerkelijk is nog de uitdrukking “van [de] grondlegging van [de] wereld af”. Je herinnert je misschien wel de uitdrukking “van vóór [de] grondlegging van [de] wereld” (Ef 1:4). Die uitdrukking wordt gebruikt voor hen die tot de gemeente behoren. Zij zijn uitverkoren nog voordat de schepping er was. De gemeente is namelijk van hemelse én eeuwige oorsprong. Maar er zijn ook gelovigen die niet tot de gemeente behoren. Dat zijn de gelovigen uit Israël en de volken in de perioden vóór en na het verblijf van de gemeente op aarde. Zij staan in verbinding met de aarde en daardoor met Gods plannen vanaf de schepping (Mt 13:35; Mt 25:34).

Er is een groot contrast tussen hen die op de aarde wonen en het boek van het leven. Die op de aarde wonen, zijn met hun hele ziel en zaligheid aan de aarde verknocht. De aarde is hun leven. Er is bij hen geen enkele gedachte aan God en de hemel. Dat maakt dat zij levend dood zijn (Ef 2:1-2). Als zij zich niet bekeren, zullen ze tot in eeuwigheid in de tweede dood zijn (Op 21:8).

Daartegenover staat het boek van het leven. Dat boek is verbonden aan het Lam Dat geslacht is, wat erop wijst dat het Lam in de dood is geweest. Het Lam is in de dood geweest om aan allen die in Hem geloven het leven te geven. De naam van ieder die in Hem gelooft, staat in het boek van het leven. Het boek is van Hem, Hij houdt het bij. Alle namen van de aanbidders van het Lam staan erin, niet één wordt er gemist. Alle namen van de aanbidders van het beest zijn eruit verwijderd, ze ontbreken, niet één komt erin voor.

Op 13:9. Ik hoop dat jij een oor hebt om te horen en je laat waarschuwen. Je hebt zojuist samen met Johannes het beest zien opkomen. Je hebt zijn lasterlijke taal gehoord en zijn moorddadige bezigheden gezien. De massahysterie die zijn opkomst en optreden veroorzaken bij alle mensen die op de aarde wonen, is duidelijk aan je voorgesteld. Je bent getuige geweest van de opkomst van de wereldregering en de wereldreligie. Het gaat niet om iets wat nog wel eens in de verre toekomst zou kunnen gaan gebeuren, maar om gebeurtenissen die vandaag steeds herkenbaarder worden. Je zou toch niet willen zeggen dat dit een ver-van-mijn-bed-show is? Het is ook voor jou uiterst actueel. Laat je niet misleiden.

Op 13:10. De beschrijving van dit beest besluit met te wijzen op het beginsel van vergelding (vgl. 2Th 1:6-7). Dit moet als vertroosting voor de heiligen dienen en hen stimuleren om te volharden. Ze mogen weten dat wie hen nu in de gevangenis werpt, zelf in de gevangenis zal belanden; en wie hen met het zwaard doodt, zal zelf door het zwaard omkomen (Jr 15:2; Jr 43:11). God zal ervoor zorgen dat elke misdaad die tegen Zijn heiligen is begaan, rechtvaardig zal worden vergolden. Tot dat moment komt, moeten de heiligen volharden in hun geloof. Ze kunnen erop vertrouwen dat God, Die dan nog niet zichtbaar tussenbeide is gekomen, het binnenkort zal doen.

De heiligen zien in het geloof de goede afloop voor henzelf en de vergelding van de verdrukkers. Het brute geweld van het beest kunnen ze niet met geweld beantwoorden. In zichzelf zijn ze weerloos en hulpeloos. Maar ze hebben een bron van kracht die heel anders werkt. De bron van hun kracht is het geloof in God dat Hij aan alle gezag en macht van het beest een einde zal maken.

In dit besef volharden zij in hun trouw aan God, al kost het hun hun vrijheid en zelfs hun leven. Hun leven is niet in de hand van het beest, maar in de hand van de almachtige en trouwe God. Dat mag ook jouw vertrouwen zijn als je tegenstand in je getuigenis voor de Heer ontmoet. Als je dat vertrouwen hebt, zul je je getuigenis niet opgeven, maar daarin volharden.

Lees nog eens Openbaring 13:5-10.

Verwerking: Welke aspecten van de machtsuitoefening van het beest herken jij nu al in de samenleving?

Copyright information for DutKingComments