Revelation of John 14:14-16
De twee oogsten van de aarde
In dit gedeelte zien wij twee taferelen die beide over oordeel gaan. Beide taferelen stellen het oordeel voor in het beeld van een oogst. Het eerste tafereel (Op 14:14-16) laat het oordeel zien in het beeld van een tarweoogst. Het tweede tafereel (Op 14:17-20) laat het oordeel zien in het beeld van een wijnoogst. Dat er twee beelden worden gebruikt, betekent dat het oordeel verschillende aspecten kent. Beide taferelen staan in verband met de komst van de Heer Jezus.Op 14:14. We kijken samen met Johannes naar het eerste beeld. Johannes ziet “een witte wolk”. ‘Wit’ spreekt van reinheid, zuiverheid. Zo is er ook sprake van een wit paard (Op 19:11) en een grote, witte troon (Op 20:11). Bij de wolk kun je denken aan de wolk van de heerlijkheid waarin God in het midden van Zijn volk Israël was. Die wolk leidde het volk door de woestijn en woonde in de tabernakel en later in de tempel (Ex 40:35; 1Kn 8:10-11; vgl. Mt 17:5). Vervolgens neemt Johannes een persoon waar, Iemand als de “Zoon des mensen” (Op 1:13; Dn 7:13). Dit is de Heer Jezus. Hij zit op de witte wolk, zoals Hij zit op het witte paard en op de grote, witte troon. Absolute zuiverheid is een van Zijn kenmerken in de uitoefening van het oordeel. Hij verschijnt in Goddelijke, koninklijke heerlijkheid, voorgesteld in de “gouden kroon” die Hij “op Zijn hoofd” heeft. Wat een contrast met de doornenkroon die Hij eens op aarde op Zijn hoofd droeg. “In Zijn hand” heeft Hij “een scherpe sikkel”. Het instrument voor de oogst is geslepen, gereed om in één vloeiende beweging de oogst af te snijden.Op 14:15. Het beeld van de Heer Jezus op de wolk straalt rust uit. Hij wacht het tijdstip af om tot handelen over te gaan. Het oordeel is Hem gegeven omdat Hij de Mensenzoon is (Jh 5:27). Dan komt er vanuit Gods heilige tegenwoordigheid een andere engel om aan te kondigen dat het uur van het oordeel is aangebroken. Dit is het uur waarvan de Heer Jezus als Mens niet heeft geweten, een uur dat alleen bij de Vader bekend was (Mk 13:32). De reden voor het oordeel wordt ook gegeven en is duidelijk. Aan alle geduld is een einde gekomen. “De oogst van de aarde” is namelijk “overrijp geworden”. ‘Overrijp’ heeft mogelijk de betekenis van ‘rot’, wat dan de onverbeterlijk verdorven morele toestand van de aarde aanduidt, zodat het oordeel volkomen gerechtvaardigd uitgevoerd wordt. ‘Overrijp’ geeft ook aan dat God een overmaat aan geduld heeft betoond, voordat Hij het oordeel laat komen. Op 14:16. Als is aangekondigd dat het uur is gekomen, gaat de Heer Jezus tot handelen over. Hij slaat Zijn sikkel op de aarde en maait de aarde. Wat gebeurt hier nu? Om daar een beter beeld van te krijgen moet je even kijken naar de gelijkenis van het onkruid (of: dolik) onder de tarwe in het evangelie naar Mattheüs (Mt 13:24-30; 36-43). Daar zie je dat bij de tarweoogst verschil wordt gemaakt tussen dolik (een onkruid dat veel op tarwe lijkt) en tarwe. Als de oogsttijd is aangebroken – dat is het moment dat de Heer Jezus de sikkel op de aarde slaat – zegt de Zoon des mensen tegen Zijn engelen dat zij alle aanleidingen tot vallen en degenen die de wetteloosheid doen, moeten verzamelen en in de vuuroven werpen. Je ziet in deze gelijkenis enkele dingen die het tafereel van het maaien van de aarde verduidelijken. De Heer Jezus voltrekt het oordeel, maar Hij doet dat door middel van Zijn engelen. De tarweoogst is een beeld van scheiding tussen goed en kwaad (vgl. Mt 3:12), maar de nadruk ligt hier op het oordeel over het kwaad. In de eindtijd worden de oordelen niet in één keer voltrokken, maar vinden over de hele periode van de grote verdrukking van drieënhalf jaar plaats. Tijdens al de verschillende oordelen gaan de engelen uit om de ongelovigen door het oordeel weg te maaien. Zij verzamelen het onkruid, dat zijn de geoordeelde ongelovigen, in bossen. De grote Regisseur, Hij Die alles aanstuurt, is de Mens Jezus Christus.Op 14:17. Na deze handelingen word je getuige van nog een tafereel dat over het voltrekken van het oordeel gaat. Dat zie je aan de “scherpe sikkel” die, net als in het vorige tafereel, ook hier een grote rol speelt. Als voorbode van dit oordeel verschijnt weer een engel “uit de tempel die in de hemel is”, dat wil zeggen uit de heilige tegenwoordigheid van God. Hier heeft niet de Heer Jezus de scherpe sikkel, maar de engel. Net als de Zoon des mensen wacht hij op een bevel om te handelen. Dat bevel krijgt hij van een andere engel die na hem komt.Op 14:18. De tweede engel die in dit tafereel verschijnt, komt niet uit de tempel, maar “uit het altaar”. Dat maakt het altaar tot uitgangspunt voor dit oordeel. De gedachte aan oordeel wordt versterkt, doordat van deze engel staat dat hij “macht had over het vuur”. Vuur heeft te maken met het uitoefenen van oordeel. Het altaar ben je al eerder tegengekomen. In Openbaring 6 heb je onder het altaar zielen van martelaars gezien en heb je hen horen roepen om wraak (Op 6:9-10). Hun roep om wraak wordt nu beantwoord. Ook in Openbaring 8 heb je het altaar gezien in verbinding met oordeel (Op 8:5). Het altaar is in het Oude Testament de plaats waar de offers werden gebracht als een beeld van het ware offer van de Heer Jezus. Het vuur verteerde het offer. Zo is de Heer Jezus in het vuur van Gods oordeel geweest voor ieder die in Hem gelooft. Wie echter Zijn offer afwijst, zal het vuur van Gods oordeel zelf moeten ondergaan (Jh 3:36). De engel uit het altaar met de macht over het vuur geeft aan de engel met de scherpe sikkel de opdracht om tot de oogst van “de trossen van de wijnstok van de aarde” over te gaan. God stelt Zijn volk Israël in het Oude Testament onder andere voor als een wijnstok (Ps 80:9; 15-16; Js 5:2-7; Jr 2:21). In dit beeld laat Hij zien dat Hij van Zijn volk verwachtte dat het van Hem zou getuigen op een wijze dat Hij er vrucht van zou krijgen. Die vrucht zou bestaan uit de vreugde, waarvan de wijn een beeld is, die Hij in Zijn volk zou vinden. Hij heeft er alles aan gedaan dat het volk die vrucht zou leveren. Maar Zijn volk heeft de vrucht voor zichzelf gebruikt. Het heeft alleen aan zijn eigen vreugde gedacht en niet aan wat God van hen verwachtte. Het heeft zelfs de Eigenaar verworpen en gedood (Mt 21:33-39). Toen de Heer Jezus op aarde kwam, heeft Hij als de ware wijnstok (Jh 15:1) de plaats ingenomen van deze verdorven wijnstok. Hij werd verworpen door Zijn volk. Nadat Hij was verworpen, is er een nieuw getuigenis op aarde gevestigd, de christenheid. Het doel van dit nieuwe getuigenis was ook dat het vrucht voor God zou opleveren, dat God daar Zijn vreugde in zou vinden. Allen die met de ware wijnstok, de Heer Jezus, verbonden zijn en leven uit Hem hebben, dragen vrucht voor God. Er zijn er ook die aan Hem verbonden zijn, maar geen vrucht dragen omdat zij geen leven uit Hem hebben (Jh 15:2a; 6). Hun verbinding met Hem is een schijnverbinding. Zij belijden Gods getuigenis op aarde te zijn en belijden Hem vrucht te geven, maar het is schijn, onwaarachtig, vals. Zij brengen stinkende vruchten voort, evenals Israël vroeger. Als de gemeente is opgenomen, is er alleen een vals-christelijk getuigenis op aarde aanwezig. Dit vals-christelijke getuigenis zal samen met het afvallige Joodse getuigenis door de scherpe sikkel van de aarde worden afgesneden. De Heer Jezus zal elke valse belijdenis oordelen als de valse belijder ten volle zijn afvalligheid heeft getoond. Op 14:19. Dit oordeel is anders dan het oordeel dat door het beeld van de tarweoogst wordt voorgesteld. Hier is namelijk geen onderscheid. De hele oogst wordt in de grote wijnpersbak geworpen. De ernst van dit oordeel wordt nog onderstreept door de toevoeging “de grimmigheid van God”. Vooral wat in naam met Hem in verbinding staat, maar Hem in werkelijkheid verloochent (2Tm 3:5), wekt Zijn gramschap op. God heeft nergens zo’n afkeer van als van huichelarij. Hij wacht hier dan ook niet tot de druiven overrijp geworden zijn, zoals bij de tarweoogst. Als de oogst rijp is, komt het oordeel. De boosheid van het afvallige getuigenis is groot (Jl 3:13). Daarom is de plaats van het oordeel, waar God Zijn hevige toorn zal laten losbarsten (Js 63:1-6), groot, er is sprake van “de grote wijnpersbak”. Deze grote wijnpersbak is het dal van Harmagedon (Op 16:16), waar de volken verzameld zijn om tegen God en Zijn Gezalfde te strijden (Ps 2:2). Op 14:20. De wijnpersbak ligt “buiten de stad”. Dat wil zeggen dat het oordeel buiten Jeruzalem plaatsvindt. Om je een indruk te geven hoe vreselijk het oordeel is, wordt aangegeven tot hoe hoog het bloed komt en tot hoe ver het reikt. Het bloed van hen die gedood worden, spat tot aan de tomen van de paarden. Het bloed van hen die gedood worden, vult het hele land. De lengte van zestienhonderd stadiën, dat is ongeveer driehonderd kilometer, is de lengte van het land Israël van Dan in het noorden tot Berseba in het zuiden. Dit oordeel is tevens de vervulling van de roep: “Zijn bloed over ons en over onze kinderen” (Mt 27:25). Tegelijk betekent dit oordeel de reiniging van het land van het bloed van de Heer Jezus Die door hen is gedood (Nm 35:33). God vervult Zijn Woord, zowel waar het Zijn beloften als waar het de voorzegging van oordeel betreft. Lees nog eens Openbaring 14:14-20.Verwerking: Wat zijn de verschillen tussen de beide oogsten?
Copyright information for
DutKingComments