Revelation of John 16:5

Getuigenis, de vierde en vijfde schaal

Op 16:5. Nadat de derde zijn schaal heeft leeggegoten en voordat de vierde zijn schaal leeggiet, klinkt de stem van een andere engel. Hij wordt nader aangeduid als “de engel van de wateren”. De wateren schijnen het gebied te zijn dat hem door God is toebedeeld om daar te handelen (vgl. Op 7:1; Op 14:18). Hierdoor zal hij op een speciale manier in verbinding staan met de tweede en derde engel. De engel spreekt tot God en zegt tegen Hem dat uit Zijn oordelen blijkt dat Hij “rechtvaardig” is. De engel stemt met de rechtmatigheid ervan in.

Ook erkent hij dat uit Gods oordelen blijkt dat Hij is Wie Hij altijd al was, “de Heilige”. Gods oordelen over de wereld aan het einde van de geschiedenis zijn niet anders dan Zijn oordelen aan het begin van de wereld, zoals de zondvloed over de aarde en de plagen over Egypte. Hij is geen wispelturige heerser met steeds veranderende normen. In Zijn oordelen is Hij volkomen consequent.

Op 16:6. In de schaaloordelen handelt God naar het beginsel van ‘oog om oog, tand om tand’ (Ex 21:24). Je kunt ook zeggen dat de mens oogst wat hij heeft gezaaid (Gl 6:7). De engel geeft daaraan uiting door te stellen dat zij die bloed hebben vergoten, in de beide voorgaande oordelen bloed te drinken hebben gekregen. Zoals zij bloed hebben vergoten, zo is uit de schalen het bloed gekomen dat hun dood heeft veroorzaakt.

De woorden “zij zijn het waard”, worden soms in positieve zin gebruikt (Op 3:4; Lk 20:35), maar hier in negatieve zin. Ook het oordeel krijgt iemand omdat hij ‘het waard’ is. Wie “bloed van heiligen en profeten” heeft vergoten, heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij alles haat wat van God is (Zijn ‘heiligen’) en aan Hem herinnert (Zijn ‘profeten’). Daarmee heeft hij zich ontdaan van elke zegen die God door Zijn heiligen en profeten nog gaf. Dan maak je jezelf het oordeel wel waard.

In geestelijk opzicht had God Zijn zegen tot Zijn volk doen komen door Zijn profeten. Maar deze ‘rivieren’ zijn door hen verworpen, waardoor ze in bloed zijn veranderd. Ook nu worden alle ‘rivieren’ verworpen en veranderen ze in rivieren van bloed. Gods Woord en Zijn inzettingen zijn tot zegen gegeven. Maar de mensen ontdoen zich ervan.

De gevolgen zien we in de dramatische veranderingen in het denken en gedrag van de mensen:

- onbaatzuchtigheid verandert in geldingsdrang;

- onderdanigheid van kinderen aan ouders verandert in opstandigheid;

- uitsluitend liefde van de man voor zijn vrouw in het huwelijk is beknellend en men gaat leven in alternatieve vormen als samenwonen en homoseksuele relaties;

- de onderdanigheid van de vrouw is slavernij waartegen het feminisme zich keert;

- euthanasie wordt een vorm van eerbied voor ouderen;

- abortus pleegt men uit eerbied voor het leven;

- gehoorzaamheid aan overheden en onderdanigheid van werknemers beantwoordt men met rechten.

Alle deugden van God zijn een gruwel voor de moderne, autonome mens. God zal hem in overeenstemming daarmee oordelen.

Op 16:7. Na de engel van de wateren hoort Johannes hoe ook het altaar met een ‘ja’ instemt met de waarachtigheid en rechtvaardigheid van Gods oordelen. Het altaar richt zich tot de Heer Jezus aan Wie heel het oordeel is gegeven (Jh 5:22-23) en Die tegelijk God de Almachtige is. Dit altaar verwijst naar het offer van de Heer Jezus en de verlossing van alle gelovigen. Nergens is Gods gerechtigheid duidelijker te zien dan in het offer van de Heer Jezus. Hij onderging het oordeel over de zonden van allen die in Hem geloven.

Daarom zijn zij vrij van de oordelen die als een gesel over de aarde gaan. Maar allen die Zijn offer hebben afgewezen, zullen door de gesel getroffen worden en eraan ten onder gaan. Van het altaar gaat de ernstige sprake uit dat Gods oordeel over de hardnekkige ongelovigen even waarachtig en rechtvaardig is als het oordeel dat de Heer Jezus trof voor hen die in Hem geloven.

Op 16:8. Vervolgens richt de grimmigheid van God zich op “de zon” als “de vierde” engel zijn schaal daarover uitgiet. Het gevolg is dat de zon zo heet gaat branden, dat haar stralen een vuur worden waardoor de mensen verbranden (vgl. Ml 4:1). Hiertegen helpt geen zonnebrandcrème, al is de beschermingsfactor nog zo hoog. Dit vuur is een voorbode van de hel.

Geestelijk toegepast stelt de zon grote machthebbers voor. “De mensen” zijn de ongelovigen. Tijdens de grote verdrukking zijn die machthebbers God vijandig gezind. Terwijl de mensen menen dat deze machthebbers het beste met hen voor hebben, zullen deze door de vierde schaal veranderen in meedogenloze heersers die zich tegen hun onderdanen keren en hen met satanisch genoegen vervolgen en verteren. Het zachte juk van Hem Die gezegd heeft dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is, hebben ze niet gewild. Nu krijgen ze een ijzeren juk opgelegd dat hen zonder medelijden neerdrukt (vgl. Dt 28:48).

Op 16:9. De hitte zal een enorme pijn veroorzaken. Ze weten dat de plagen van God komen en zullen niet meer proberen er een natuurlijke verklaring voor te vinden, zoals vandaag bij alle natuurrampen gebeurt. De mensen willen echter niet toegeven dat God in natuurrampen in duidelijke taal tot hen spreekt, opdat zij zich zullen bekeren. Enorme lichamelijke pijnen of hevige innerlijke kwellingen of beide zullen hen tot God uitdrijven. Ze komen echter niet bij God om hun zonden te belijden, maar om Hem te lasteren. Tegen beter weten in geven ze Hem de schuld van alle onheil.

Hun haat tegen God komt in die dramatische omstandigheden in alle hevigheid naar buiten. Ze zijn zo geïndoctrineerd en gehersenspoeld door het beest, dat het niet in hen opkomt om God heerlijkheid te geven. De propaganda van het beest (Op 13:6) heeft zijn rampzalige werk in zijn volgelingen gedaan. Ze hebben zich nooit willen bekeren en dat willen ze ook nu niet. De toekomstige propaganda van het beest werpt zijn schaduwen vooruit. Via de krant, radio, televisie en internet komen steeds meer uitingen en programma’s waarin de afkeer van God verweven is. Wie het bijbelse evangelie predikt, ervaart dat de mensen steeds harder en onbereikbaarder worden. Dit geldt vooral voor de westerse wereld, waar het licht van het evangelie het helderst heeft geschenen en men zich nog steeds beroemt op zijn ‘christelijke wortels’.

Op 16:10. “De vijfde” engel giet “zijn schaal uit op de troon van het beest”, dat wil zeggen op het centrum van zijn macht. Het gevolg is een duisternis die zich vanuit dit centrum over zijn hele koninkrijk uitbreidt. De duisternis doet denken aan de duisternis in Egypte, de negende en voorlaatste plaag (Ex 10:21-22). Bij volslagen duisternis is het onmogelijk een stap te verzetten omdat er geen enkele oriëntatie en communicatie is. In die duisternis is de mens volkomen aan zichzelf overgelaten. Hij weet niet waar hij is, ziet geen uitweg en kan nergens heen om steun.

In deze duisternis hebben de mensen geen afleiding voor de pijnen die hen plagen. In grote wanhoop en tegelijk in ongetemperde haat kauwen ze “hun tongen van pijn”. Eerder hebben ze in hoogmoed de vraag gesteld wie oorlog zou kunnen voeren tegen het beest (Op 13:4; Op 19:19). Hier is het antwoord van God.

Het beest heeft zijn troon van de draak, dat is de satan, gekregen (Op 13:2). Het leek erop dat met de superhoge intelligentie van het beest, zijn kennis en inzicht, het licht op de wereld en de economie weer goed was gaan schijnen. Alle beknellende christelijke waarheden werden als duisternis verworpen. Maar hier is het ogenblik aangebroken dat al het snoeven over hoger licht en hogere kennis door God niet slechts in de schaduw wordt gesteld, maar volledig in duisternis wordt gehuld.

Als God de waarheid aan het licht brengt, betekent dat duisternis voor allen die Hem hebben uitgebannen. Hij maakt het licht dat verworpen is tot duisternis (Mt 6:23). Ze zullen niet weten waar ze zijn of heen moeten. Ze zullen ook geen enkele naaste meer zien. In deze volledige isolatie is de ziel alleen met zichzelf en vreet hij zichzelf op in haat, nijd, bitterheid en gal.

Op 16:11. “Hun pijnen” en “hun zweren” zijn voor de mensen de aanleiding om God te lasteren. Ze geven Hem de schuld ervan. In plaats van zich te bekeren volharden ze in hun zondige werken. Psychologen en politici wijden er misschien nog conferenties aan om hun reacties te verklaren. Elke verklaring, hoe onlogisch ook, is beter dan te erkennen dat je een zondaar bent en dat je je moet bekeren. Ze willen niets prijsgeven van hun liederlijke leven en kiezen ervoor liever met het beest ten onder te gaan dan zich te buigen onder deze laatste plagen van God.

Lees nog eens Openbaring 16:5-11.

Verwerking: Waarom bekeren de mensen zich niet, terwijl zij toch zo gepijnigd worden door de oordelen van God?

Copyright information for DutKingComments