Revelation of John 18:1-3

Gaat uit van haar, Mijn volk

Op 18:1. Na de voorstelling van Babylon als vrouw (hoer) en het oordeel over haar wordt in dit hoofdstuk Babylon voorgesteld als stad en zien we ook het oordeel daarover. Onder het symbool van een vrouw wordt Babylon voorgesteld als een godsdienstig systeem. Het aspect ‘hoer’ verbindt daaraan haar ontrouw en afvalligheid van God. Onder het symbool van een stad wordt Babylon voorgesteld als een politieke, culturele en economische macht en daarover gaat het in dit hoofdstuk.

Met de woorden “hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen”, wordt een nieuwe periode ingeluid, wat we zien aan het woord “hierna”, met daarbij de aankondiging van een nieuw oordeel door “een andere engel”. De indrukwekkendheid van zijn verschijning wordt extra kracht bijgezet door de toevoeging “die grote macht had”. Het lijkt trouwens ook niet zomaar een engel te zijn. Het kan zijn dat deze engel een verborgen verschijningsvorm van de Heer Jezus is, gezien de begeleidende verschijnselen. Van wie anders zou kunnen worden gezegd dat zijn heerlijkheid de aarde verlicht (vgl. Ez 43:2)?

Op 18:2. Dit vers beschrijft de toestand van Babylon nadat Babylon als valse kerk van haar godsdienstige macht is beroofd (Op 17:16) en de beide beesten hun macht uitoefenen in het ‘christelijke’ Westen (Op 13:1-18). Met krachtige stem spreekt de engel over de val van Babylon. Iedereen moet het weten. Met een herhaald “gevallen” laat de engel aan de hele wereld weten dat het grote, indrukwekkende Babylon niet meer overeind staat, maar van haar voetstuk is gevallen.

Het woord ‘gevallen’ wijst op een plotselinge en ogenblikkelijke val en dat die val eens en voor altijd is (vgl. Js 21:9). Ze zal nooit meer opstaan. Hoe groot en rijk ze ook was, ze is gevallen. Niets heeft haar val kunnen voorkomen of tegenhouden.

De voltooide tijd van het woord, ‘gevallen’, laat de absolute zekerheid van de profetie zien. Op het moment dat Johannes dit ziet, is er van een val van Babylon nog niets te zien. Maar voor God is de toekomst heden, of zoals hier, zelfs al gebeurd, ofwel verleden tijd.

“Vogels” worden hier, zoals dat wel vaker gebeurt, in ongunstige zin genoemd (Mt 13:31; Js 34:11-15; Jr 5:27; Dn 4:12). Het woord voor “woonplaats” dat hier wordt gebruikt, komt alleen nog voor in Efeziërs 2 waar het de woonplaats van God in de Geest betreft (Ef 2:22). Hier gaat het om de woonplaats van de geest van de tegenstander van God. Behalve een woonplaats is het ook een “bewaarplaats” of gevangenis. Als de demonen en allerlei onreinheid daar een woonplaats hebben, moet dit systeem wel door en door slecht zijn. Hoe slecht het is, wordt in het volgende vers nader aangetoond.

Op 18:3. Er is, zoals je hiervoor hebt gezien, niet alleen sprake van godsdienstige hoererij, maar is er ook een economische verbinding met de wereld. Babylon is niet alleen een vals godsdienstig systeem, maar ook een grote politieke en economische macht in de wereld. Dat heeft de volken ertoe verleid om te drinken uit de beker met fonkelende wijn die zij aanbood. De wijn wordt hier verbonden met “grimmigheid” en “hoererij”. Het is de geslepen misleiding van de hoer die voorspiegelt dat handel met haar voordeel en blijdschap oplevert, terwijl ze in werkelijkheid boosaardige bedoelingen heeft.

De naties hebben haar doortrapte opzet niet doorzien en hebben de aangeboden handel gretig aanvaard. De leiders van de naties hebben zich daardoor op een verwerpelijke manier aan haar verbonden. Haar karakter van hoer heeft ze niet verbloemd, maar de kooplieden hebben zich graag aan haar verbonden. Van haar weelde is een grote macht uitgegaan. De handelaars van de wereld hebben in haar het grote geld gezien en hebben daarvan zoveel mogelijk profijt willen trekken.

Babylon (of Rome) heeft haar weelde voor een groot deel verworven door het te koop aanbieden van de verlossing van de ziel. Vele miljarden zijn betaald aan de rooms-katholieke kerk door mensen die geloofden dat zij hun geliefden de hemel in konden kopen. Dave Hunt schrijft in een van zijn boeken (Die Frau und das Tier. Geschichte, Gegenwart und Zukunft der römischen Kirche ‘[De vrouw en het dier. Geschiedenis, heden en toekomst van de rooms-katholieke kerk’]) over nog veel meer schandelijkheden dan dergelijke schandelijke verdraaiingen van het evangelie, die vele honderden miljoenen mensen misleidden. Hij bericht van corrupte financiële transacties, witwassen van geld uit de handel in drugs, handel met vervalste waardepapieren en samenwerking met de maffia (gedocumenteerd in politieverslagen) die lange tijd van het Vaticaan over de hele wereld hun opdrachten kregen.

Ook de waarde van de kunstschatten die in het bezit van Rome zijn, is niet te schatten. De rooms-katholieke kerk is met afstand het rijkste instituut van de wereld. En dat terwijl Christus en Zijn discipelen in armoede hebben geleefd. Christus heeft Zijn volgelingen gezegd dat ze geen schatten op aarde moeten verzamelen (Mt 6:19). De rooms-katholieke kerk heeft daar geen boodschap aan, maar een volheid van rijkdom verzameld die niet te evenaren is en waarover de paus het hoogste bestuur en de hoogste beschikking heeft.

Op 18:4. Dit tot in de diepste kern verdorven goddeloze systeem kan geen verblijfplaats van Gods volk zijn. Hoe vriendelijk de paus of zijn ondergeschikten ook spreken, het zijn stemmen uit de afgrond. Voor Gods volk klinkt er een stem uit de hemel die oproept om uit dit systeem weg te gaan. Het is niet mogelijk daar te blijven zonder met haar zonden gemeenschap te hebben. Daar blijven betekent ook delen in de plagen die haar zullen treffen. Het is de laatste oproep in de Schrift om uit te gaan uit wat binnenkort geoordeeld zal worden, omdat men de Christus van de Schriften niet Zijn ware plaats geeft. Het doel van het uitgaan is om voor de Heer een reine bruid te zijn.

Iedere gelovige wordt hier gewezen op de noodzaak zich af te zonderen van elk godsdienstig systeem dat een onreine verbinding met de goddeloze wereld onderhoudt. In letterlijke zin is het bevel om uit te gaan vroeger tot Juda gekomen dat zich in ballingschap in Babel bevond (Js 48:20; Js 52:11; Jr 50:8; Jr 51:6; 9). Afzondering van het kwaad is in alle tijden voor de gelovigen noodzakelijk geweest en zal dat blijven, ook na de opname van de gemeente, zoals hier. Voor ons gaat het om afzondering in geestelijke zin en wel in drie betrekkingen. We worden opgeroepen ons af te zonderen van de wereld (2Ko 6:17), van het Judaïsme dat Christus verwerpt (Hb 13:13) en van de valse christenen (2Tm 2:19-22).

In de tijd waarin de val van Babylon zal plaatsvinden, is de gemeente al opgenomen. Dit betekent niet dat er bij de valse kerk die er dan nog is, geen gelovigen zullen zijn. Gods volk, dat hier wordt opgeroepen eruit weg te gaan, zijn gelovigen die na de opname van de gemeente in deze valse kerk door de vrijmacht van Gods Geest tot bekering zijn gekomen. Maar er blijven is onmogelijk. God kan er niet zijn en gaat het systeem oordelen. Al heeft iemand mogelijk persoonlijk geen deel aan het in dat systeem heersende kwaad, iemand die er blijft, wordt er toch door verontreinigd. Dat gebeurt door in een dergelijk systeem te blijven, want dat betekent dat wordt bijgedragen aan de instandhouding en daardoor bevordering van het kwaad (vgl. 2Jh 1:9-11).

Op 18:5. De plagen die het Vaticaan zullen treffen, zijn zozeer verdiend, dat het een wonder mag heten dat God het zolang heeft verdragen. Maar God oordeelt pas als de maat van de ongerechtigheid vol is (vgl. Gn 15:16). In het geval van het Vaticaan, met al haar door duistere praktijken verworven rijkdommen, komt het oordeel als de opeenstapeling van haar zonden “tot aan de hemel” is gekomen. ‘Opgestapeld’ is letterlijk ‘samengekleefd of samengemetseld als stenen in een gebouw’. Als haar zonden die hoogte en die massiviteit hebben bereikt, herinnert God Zich haar ongerechtigheden. Dit wil niet zeggen dat God ze een poosje vergeten was, maar dat Hij tot handelen overgaat.

Op 18:6. De dubbele maat van vergelding komt overeen met haar eigen dubbele handelwijze. Haar werken werden gekenmerkt door een afschuwelijke boosheid. Het dubbele zit hem hierin dat zij zich voordeed als rechtvaardig en trouw, terwijl ze onrechtvaardig en ontrouw was. Ze huichelde in alle opzichten. Haar drinkbeker die ze te drinken gaf, was daarom ook een “drinkbeker die zij gemengd heeft”. Zij vermengde waarheid met leugen, weldadigheid met inhaligheid. Ze stelde de hemel voor, maar maakte daar een geldelijke winstbron van. Juist deze vermenging maakt haar zo gehaat voor God. God haat elke zonde, maar vooral zonden die onder een schijn van Godsvrucht zijn gepleegd.

Op 18:7. Met al haar innemendheid en oproepen aan de wereld om in vrede met elkaar om te gaan is ze er slechts op uit geweest zichzelf te verheerlijken. Wat ze ook aan waarheid heeft gepredikt, het doel ervan is niet de verheerlijking van God, maar de verheerlijking van zichzelf. Als de paus een boek schrijft over Jezus, een boek dat door theologen, zelfs door orthodoxe theologen, wordt bejubeld, is dat een streek van de satan. Het zet de paus nog steviger in het zadel.

Hij kan theologisch veel juiste dingen over Jezus schrijven, maar als hij zijn positie en het systeem dat hij vertegenwoordigt, niet veroordeelt, heeft hij niet de hele waarheid van God over Jezus geschreven. Hij blijft zijn weelderige leven voortzetten. Als hij er blijft, zal hij van de plagen ontvangen en delen in de pijniging en rouw die het Vaticaan zullen treffen. Nu is elke gedachte aan rouw hem vreemd. Hij verwacht immers de wereldheerschappij te bezitten. In zijn hart houdt hij vast aan zijn positie van regering. Ook blijft hij bij zijn claim dat de rooms-katholieke kerk de bruid van Christus is. En wat te zeggen van de aanmatiging dat hij ‘plaatsvervanger van Christus en herder over de gehele kerk’ genoemd wordt.

Op 18:8. Haar plagen zullen “op één dag komen”, snel en onafwendbaar. In volle hevigheid zullen de tien koningen haar een vernietigende slag toebrengen, want zij worden door God voor dit oordeel gebruikt, zoals je aan het eind van het vorige hoofdstuk hebt gezien. Niets verzacht het oordeel dat haar treft. Het is meedogenloos, zonder enig medelijden. Ze heeft met de Heerser van het heelal te maken, met de almachtige God onder Wiens wrekende hand al haar schijnheerlijkheid verandert in “dood en rouw en honger”. Zij deed alsof ze leven, geluk en verzadiging kon geven in ruil voor geld en goederen. Nu ontvangt zij wat zij talloze weerloze slachtoffers heeft aangedaan. Ze is gevallen door toedoen van de sterke Heer en God, tegen Wie elke gedachte aan verzet ronduit bespottelijk is.

In Zijn heerlijkheid en verhevenheid werpt Hij deze weduwe neer, waarbij Hij het middel gebruikt dat Hij in Zijn soevereiniteit daarvoor uitkiest als het meest geschikt. Door het gebruik van dit middel, de tien koningen, komen de plagen op de hevigste wijze over haar. Ze had nooit verwacht dat het beest waarop zij reed, zich tegen haar zou keren. Maar de politieke, economische en culturele macht van Babylon zal worden geoordeeld op de manier die God wil. Het is ook een definitief oordeel. Zij zal “met vuur … verbrand” worden. Op aarde blijft er niets anders dan as van haar over. Het zal onmogelijk zijn dat zij uit de as herrijst, want haar eeuwig lot is het eeuwige vuur waarin zij terechtkomt en dat eeuwig over haar zal heersen.

Op 18:9. De tien koningen die door Rome werden beheerst, maar die zich tegen haar keerden en door wie God haar oordeelde, zijn niet de enige koningen. Er zijn ook “koningen van de aarde” die bijzonder van haar hebben geprofiteerd. Ze hebben intieme betrekkingen met haar gehad en zich gebaad in de weelde die dat opleverde. Door het oordeel over Babylon valt dat allemaal weg. Dat stemt hen zeer verdrietig.

Het is geen verdriet over wat met haar is gebeurd, maar over wat zij daardoor zijn kwijtgeraakt. De koningen zien het oordeel, maar er is geen medelijden met haar. Hun egoïsme brengt de tranen over hun wangen en is de oorzaak van hun weeklagen. Als ze “de rook van haar brand zien”, beseffen ze dat het over en uit is.

Op 18:10. De koningen schieten haar niet te hulp, maar blijven op afstand. Behalve het egoïstische verdriet is er ook angst, want ze merken op dat de stad wordt gepijnigd. Daar willen ze niet bij in de buurt komen. Liever blijven ze “in de verte” staan, dan te gaan kijken naar wat er van Babylon over is. Ze zien zo wel dat er niets over is van dat geweldige, machtige, economische bolwerk. De felheid, de snelheid en het plotselinge van het oordeel dat over haar heeft gewoed, maakt voor hen duidelijk dat er een grotere macht aan het werk is.

Lees nog eens Openbaring 18:1-10.

Verwerking: Waarom is afzondering van het kwaad noodzakelijk?

Copyright information for DutKingComments