Revelation of John 18:13

De rijkdom van Babylon verwoest

Op 18:11. De economische wereld is zo afhankelijk van haar geworden, dat met haar ondergang de hele welvaart verdwijnt. Van over de hele aarde hebben kooplieden zaken met haar gedaan. Bij “de kooplieden van de aarde” kunnen we denken aan de topmensen van internationale bedrijven. Zij hebben hun rijkdom mede te danken aan handel met het Vaticaan.

Op 18:12-13. De fabelachtige rijkdom van het Vaticaan is verkregen door een fabelachtige omvang aan koopwaar. Er volgt een opsomming van achtentwintig soorten koopwaar die globaal in zeven marktsegmenten zijn in te delen:

1. bodemschatten als basis voor alle waardepapieren = de investeringsmarkt;

2. fijne kledingstoffen = de textielmarkt;

3. kostbare voorwerpen van hout, metaal en steen = de (luxe) woningmarkt;

4. specerijen en reukwerken = de markt van luxegoederen;

5. drank en voedsel = de levensmiddelenmarkt;

6. vervoermiddelen = de transportmarkt;

7. lichamen en zielen van mensen = de arbeidsmarkt.

In de opsomming komen “lichamen en zielen van mensen” het laatst. Dat is kenmerkend voor de waarde die mensen hebben in het oog van Rome. Ze worden van minder waarde geacht dan alle voorgaande koopwaar. Bij de handel in “lichamen” kunnen we denken aan slaven en bij de handel in “zielen van mensen” kunnen we denken aan de aflaat.

Op 18:14. Van Rome zelf is niets meer over, maar ook van alles wat zij bezat, is niets over. Alles waarnaar haar ziel uitging, “de vruchten die de begeerte van uw ziel waren”, is van haar geweken. Ze heeft er geen vat meer op, ze kan het niet meer grijpen, het is haar ontvallen. Ook alles waaraan haar oog zich heeft verlustigd, “al het glansrijke en blinkende”, is ze kwijt, ze ziet het niet meer. Elk streven, als dat er kon zijn, om het terug te vinden, zal tevergeefs zijn, “men zal het geenszins meer vinden”. Het is allemaal verdampt, vervlogen, niet meer te verzamelen.

Alles wat ze heeft verlangd en waarvan ze heeft genoten, is haar ontnomen. Ze is alles kwijt, en wel voorgoed. Zo gaat het met alle rijkdom van een mens die deze rijkdom voor eigen genoegen en eer gebruikt. We kunnen denken aan privévliegtuigen, luxueuze jachten, grote villa’s, dure auto’s.

Op 18:15. Bij “de kooplieden” kunnen we denken aan de directeuren en de raden van commissarissen van de multinationals die het monopolie “in deze dingen” bezaten. De reactie van deze lieden is net als die van de koningen (Op 18:9). Ook hun verdriet, hun “wenen en treuren”, is louter egoïstisch (Op 18:10). Van het oordeel over Babylon gaat vrees uit. Ze durven haar niet meer te naderen omdat ze beseffen dat het maar niet om een natuurramp gaat, maar om een ingrijpen van Hogerhand.

Op 18:16. De kooplieden spreken een dubbel “wee” uit, omdat ze dit helemaal niet hadden verwacht. Het was immers “de grote stad”. Volgens hen kon daar niets mee gebeuren. Ze overleefde elke economische recessie. Haar voorraden leken onuitputtelijk. De stad was niet alleen groot en machtig, ze was ook aantrekkelijk. Haar hele verschijning was betoverend. En nu is alles tot as verworden. Ineens is alles verdwenen, heeft de rijkdom vleugels gekregen (Sp 23:4-5) en hebben zij die ervan hebben geprofiteerd het nakijken.

Ze verbazen zich erover dat alles zich zo snel heeft voltrokken. Er is geen tijd geweest om een hulpplan op te stellen. Anders dan het oordeel over de hoer dat zich in fasen voltrekt (Op 17:16), voltrekt het oordeel over de stad zich in één keer. Dat de grote stad verwoest is, vinden de kooplieden wel erg, maar dan wel alleen vanwege de teloorgang van “die zo grote rijkdom”.

Op 18:17. Er zijn nog andere categorieën die door het wegvallen van de stad getroffen zijn. Niet alleen de kooplieden, maar ook alle vervoersbedrijven van de goederen van de stad zien hun winst verdwijnen. De gevolgen van Gods oordeel over de stad zullen tot de einden van de aarde gemerkt worden.

Op 18:18. Ondanks het feit dat deze handelaren het resultaat van het oordeel zien, roepen zij onverholen hun bewondering voor de stad uit (vgl. Ez 27:32). Wat die stad hun opleverde, is met geen enkele andere stad te vergelijken. Havens als Rotterdam en New York staan in de schaduw van het Vaticaan als economisch machtscentrum.

Op 18:19. Hun wanhoop drukken zij uit in de oude gewoonte stof op het hoofd te werpen (Jb 2:12; Kl 2:10; Ez 27:30). De symbolische betekenis van stof is de dood. En dat is inderdaad het enige wat voor hen overblijft. De weeklacht blijft beperkt tot het gemis aan winst en rijkdom. Ze spreken over “haar kostbaarheid”, wat betekent dat deze stad de kostbaarste dingen bezat die de wereld maar herbergt. Ook zij staan verbaasd over het razendsnelle en radicale oordeel dat de stad heeft getroffen.

Uit de weeklacht blijkt wel de grote macht van dit verworden christelijke systeem in de huidige wereld. Koningen (Op 18:9), kooplieden (Op 18:11) en zeelieden (Op 18:17) van over de hele wereld hebben betrekkingen met haar gehad.

Op 18:20. Er wordt niet gezegd wie hier aan het woord is. Het is aannemelijk dat Christus Zelf deze oproep doet om in vreugde uit te barsten. Tegenover de weeklacht over de verwoesting van de stad door hen die er profijt van hadden, staat de vreugde van hen die van haar geleden hebben. Zij zien dat God recht heeft gedaan. Het uitoefenen van recht is Gods zaak, niet die van ons (Rm 12:19). Gods recht zal eens tevoorschijn komen voor al die heiligen die op aarde onder onrecht hebben geleden (Op 17:6). Dat gebeurt hier.

De “profeten” zijn de nieuwtestamentische profeten. Apostelen en profeten zijn de grondleggers van de gemeente (Ef 2:19-20). Allen die door hun onderwijs in de Schrift als gemeente zijn opgebouwd en zich als vreemdelingen op aarde hebben gedragen, hebben daardoor de toorn van Rome over zich gehaald. Zij hebben zich afzijdig gehouden van haar streven naar rijkdom en daaraan dan ook geen bijdrage geleverd. Daarom is Rome tegen hen tekeergegaan.

Op 18:21. Voor de derde keer lees je over “een sterke engel”. De eerste keer is in verband met het boek met de zeven zegels (Op 5:2). Daar gaat het om het oordeel over het Romeinse rijk. De tweede keer is in verband met het kleine boek (Op 10:1). Daar gaat het om het oordeel over Israël. Bij deze derde keer gaat het om het definitieve oordeel over het grote Babylon (Jr 51:58; 61-64).

Babylon wordt met “een grote molensteen” vergeleken. Dat herinnert aan de waarschuwing van de Heer aan het adres van iemand die een klein kind tot struikelen in zijn geloof brengt. Hij zegt dat het voor zo iemand nuttig is dat een molensteen om zijn hals wordt gehangen om hem in de diepte van de zee te doen zinken (Mt 18:6). Babylon heeft velen in hun geloof doen struikelen door dreiging en moord te blazen tegen allen die zich aan haar greep wilden ontworstelen door het geloof in de Heer Jezus. Haar misleidende praktijken zijn door dit oordeel, dat met geweld wordt uitgevoerd, voorgoed voorbij.

Op 18:22. Met de ondergang van de stad zijn alle elementen van cultuur en handel, die het verblijf in de stad zo aangenaam maakten, voorgoed verdwenen. Op de plaats van vertier en lawaai is een doodse stilte ontstaan die nooit verbroken zal worden. Er zal nooit meer een teken van leven worden waargenomen, nooit zal er meer een dergelijk systeem van boosheid ontstaan. De muziek is tot zwijgen gebracht. Eens is muziek in de wereld gebracht door een nakomeling van Kaïn om het leven in de wereld plezierig te maken zonder God (Gn 4:21). Het is een tak van industrie geworden, de amusementsindustrie, waar groot geld mee is verdiend.

De kunstenaars of handwerkslieden hebben Rome opgeluisterd en het tot een schitterend en aantrekkelijk systeem gemaakt. Het geluid van een molen is dat van de handmolen waarmee graan wordt gemalen om brood te bakken. Maar ook dat geluid wordt niet en nooit meer gehoord. Er zal geen enkele huiselijke activiteit meer zijn.

Deze gevolgen van het oordeel over Babylon zijn ook de gevolgen van het oordeel dat het ontrouwe Jeruzalem zal treffen (Jr 25:10-11).

Op 18:23. Naast doodse stilte heerst er ook inktzwarte duisternis. Nooit zal het licht er meer schijnen, want Babylon is voor eeuwig in duisternis gehuld. Ook van huwelijken die zij sloot en de daarmee gepaard gaande vreugde, zal geen sprake meer zijn. Zij heeft het huwelijk altijd vals voorgesteld als de verbinding die zij zelf met Christus had. Maar aan deze schijn met de daarbij behorende valse vreugde is een einde gemaakt.

De kooplieden worden hier “uw kooplieden” genoemd. Ze heeft zich ingelaten met de bankdirecteuren, met hen die de financiële markten beheerden en zo de economie stuurden, en haar misleidende invloed daarop uitgeoefend. Zo heeft ze geheerst in en over de wereld die als kenmerk heeft dat zij Christus heeft verworpen en tegen Hem in opstand leeft. Om haar invloed uit te oefenen heeft ze zelfs gebruikgemaakt van occultisme door het raadplegen van demonen.

Op 18:24. Dit vers geeft nog eens de duidelijke grond voor haar oordeel. In haar oordeel zal haar geschiedenis voor allen zichtbaar worden. Alles wat ze aan misdaden heeft begaan, zal dan in haar gevonden worden, aan de oppervlakte worden gebracht en worden opengelegd. Tot dat moment heeft ze alle eeuwen door onder een christelijk masker haar moorddadige praktijken uitgeoefend. Dan wordt het bloed openbaar dat zij heeft vergoten van allen die door haar zijn omgebracht.

Lees nog eens Openbaring 18:11-24.

Verwerking: Welke lessen kun jij trekken uit de verwoesting van de rijkdom van de stad Babylon?

Copyright information for DutKingComments