Revelation of John 20:15

De grote, witte troon – de poel van vuur

Op 20:10. De duivel krijgt een aparte behandeling. Hij is de aanstichter van de massale opstand, maar het is de laatste keer geweest dat hij zijn duivels werk heeft kunnen verrichten. Zijn eeuwig lot is “de poel van vuur en zwavel” waarin hij “geworpen” wordt. Daarmee bereikt hij het absolute, onveranderlijke dieptepunt van zijn val die zich in vier fasen heeft voltrokken.

1. Eerst is hij in de zonde gevallen door zijn hoogmoed (1Tm 3:6). Als de leugenaar en de vader van de leugen (Jh 8:44) heeft hij vanaf het begin van de schepping zijn misleidingen verspreid en zijn moordenaarswerk verricht. Zo is hij duizenden jaren bezig geweest.

2. Maar je hebt gezien dat hij op zeker moment op de aarde wordt geworpen (Op 12:9), waar hij met de grootste grimmigheid dood en verderf zaait omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.

3. Na verloop van drieënhalf jaar maakt God een einde aan zijn razernij en laat hem in de afgrond werpen om daar duizend jaar opgesloten te worden (Op 20:1-3). Daaruit wordt hij nog een korte tijd losgelaten om

4. ten slotte zijn definitieve val te maken en in de hel terecht te komen (Op 20:10) die voor hem en zijn engelen is bereid (Mt 25:41).

Hij treft daar zijn twee vazallen aan die er al vóór hem in geworpen zijn (Op 19:20). Ze zullen elkaar niet kunnen steunen, maar genoeg hebben aan hun eigen pijnen en kwellingen die ze eindeloos zullen ondergaan.

Op 20:11. De verslagen opstandelingen zullen slechts kort in het dodenrijk vertoeven, want onmiddellijk op hun vertering door Gods vuur volgt het oordeel voor de “grote, witte troon”. Dat ze verteerd zijn door Gods vuur betekent niet dat ze opgehouden hebben te bestaan.

Johannes ziet een grote, witte troon. Het is een ‘grote’ troon, omdat Hij Die daarop zit groot in majesteit en groot van gezag is. Het is een ‘witte’ troon, omdat Hij Die daarop zit, volmaakt rein is. Zijn troon als symbool van Zijn regering en Zijn Persoon zijn volmaakt met elkaar in overeenstemming. De Rechter is volkomen zuiver in Zijn oordeel. Hij oordeelt volkomen rechtvaardig. In Zijn beoordeling zit geen enkel onzuiver element. Hij is onkreukbaar. Elk onderzoek naar Zijn betrouwbaarheid is op aarde uitgelopen op een getuigenis van Zijn volkomen eerlijkheid.

Tegen het vonnis dat Hij uitspreekt en voltrekt, is niets in te brengen. Hij zal ieder die voor Zijn troon verschijnt, overtuigen van de rechtvaardigheid van Zijn uitspraak en ieder zal ermee instemmen. Elke mond die zich nu nog snoevend naar de hemel opent, zal dan gestopt worden. De zuivere witheid van de troon is de weerkaatsing van de heerlijkheid van God Die licht is en in Wie in het geheel geen duisternis is (1Jh 1:5).

Er is in de Schrift sprake van drie rechtszittingen die de Heer Jezus houdt:

1. De eerste vindt plaats in de hemel, vlak na de opname van de gelovigen. Als de gelovigen in de hemel zijn, zullen ze eerst voor “de rechterstoel van Christus” ofwel “de rechterstoel van God” verschijnen (2Ko 5:10; Rm 14:10). Daar zal iedere gelovige te zien krijgen wat hij in het lichaam tijdens zijn leven op aarde heeft gedaan en zien of hij het voor de Heer of voor zichzelf heeft gedaan. Voor het goede zal hij loon krijgen.

2. De tweede rechtszitting vindt plaats als de Heer Jezus met de gelovigen terugkeert naar de aarde om het kwaad te oordelen en het vrederijk op te richten (Mt 25:31). Voor die rechterstoel, de “troon van Zijn heerlijkheid”, verschijnen de op aarde levende volken. Zij worden beoordeeld naar de houding die zij ten opzichte van de gezanten van de Heer tijdens de grote verdrukking hebben aangenomen.

3. De derde zitting vindt plaats op de scheiding van tijd en eeuwigheid. Voor de “grote, witte troon” verschijnen alleen ongelovigen. Zij worden geoordeeld naar wat in de boeken van hen geschreven staat.

Als het moment van deze derde rechtszitting is aangebroken, vluchten “de aarde en de hemel” weg. Dat betreft dan de oude aarde en hemel. Met de rechtszitting en het daaraan verbonden oordeel is de hele oude staat van zaken aan zijn einde gekomen. De oude hemel en de oude aarde vluchten weg om plaats te maken voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ze vluchten weg, niet zozeer voor de troon, maar voor het aangezicht van Hem Die daarop zit. Op de troon zit de Heer Jezus Die als de Zoon des mensen al het oordeel van de Vader heeft gekregen (Jh 5:22; 27; 2Tm 4:1).

Op 20:12. Johannes ziet de doden. Het zijn de ‘overigen van de doden’ uit Op 20:5. Ze staan niet op de aarde, want die is verdwenen. Maar al is de aarde verdwenen, de mens blijft om zich tegenover God te verantwoorden voor al zijn opstandige daden en daarvoor het verdiende loon te ontvangen. Door de kracht van de Almachtige staan ze voor de troon.

Johannes ziet grote en kleine doden. Dat heeft niet zozeer met de lichaamslengte te maken, maar met de omvang van de misdaden die ze hebben gepleegd. Daar zijn de massamoordenaars, maar ook de kruimeldieven. Daar zijn de brallende politici die grote woorden hebben gesproken, maar ook de onopvallende huisvader die braaf voor zijn gezin heeft gezorgd. Ze hebben één ding gemeen: ze hebben zichzelf nooit als zondaars in Gods licht veroordeeld en zijn allemaal in hun zonden gestorven. In welke mate ze ook zondaar zijn geweest, het oordeel zal terecht zijn.

De bewijzen die de grondslag voor de veroordeling vormen, komen uit de boeken. Al hun daden worden hun weer onder ogen gebracht. De zwaarte van hun vonnis wordt vastgesteld naar de ernst van hun misdaden en de maat van hun verantwoordelijkheid (Lk 12:47). Niemand zal een weerwoord hebben. Allen zullen ze ervan overtuigd zijn dat God rechtvaardig is in Zijn oordelen. Een ander overtuigend bewijs van hun veroordeling is het ontbreken van hun namen in het boek van het leven. Een en ander betekent dat ze volkomen terecht in de hel worden geworpen.

Op 20:13. De doden worden tevoorschijn geroepen uit de plaatsen waar ze na hun dood zijn terechtgekomen. In de eerste plaats wordt de zee genoemd. De zee zal alle doden moeten teruggeven die zij als een groot monster heeft opgeslokt. De zee wordt op dezelfde lijn gezet als “de dood en de hades”, waarvan ook gezegd wordt dat zij “de doden die in hen waren”, teruggeven.

Iemand die sterft, is lichamelijk dood. Het maakt voor die toestand van lichamelijke dood niet uit of het dode lichaam op aarde of in de zee is. Dat de zee wordt genoemd als een verblijfplaats van doden, zal te maken hebben met de onvindbaarheid van een lichaam dat een zeemansgraf heeft gekregen. Van mensen die op aarde door bijvoorbeeld wilde dieren zijn verscheurd kan ook gezegd worden dat hun lichaam onvindbaar is. Maar het gaat om de algemene gedachte.

De doden komen uit de dood en de hades. Je kunt zeggen dat de dood de toestand is waarin de mens zich bevindt en de hades de plaats waar de mens zich bevindt. Het lichaam dat in de dood was, wordt verenigd met de ziel, die zich in de hades, dat is het dodenrijk, bevond, en met de geest. God weet iedere dode levend te maken en voor het gerecht te brengen. Aan elke oproep tot verschijning wordt door Zijn machtige arm voldaan.

Hoewel er gezegd wordt dat ze levend gemaakt zijn (Op 20:5), worden ze toch “de doden” genoemd. Ze hebben geen leven uit God, er bestaat geen enkele verbinding met de levende God. Toen ze geboren waren, kregen ze hun leven van God. Maar ze kozen ervoor om hun eigen leven te leven, zonder rekening te houden met God Die het hun had gegeven. Dat maakte dat ze al dood waren toen ze nog op aarde leefden, omdat ze leefden in misdaden en zonden, zonder verbinding met de levende God (Ef 2:1; Ko 2:13; Jh 5:25). Nu ze opnieuw levend gemaakt zijn, is er aan hun geestelijke toestand niets veranderd. Ze staan als doden voor de grote, witte troon, om daar geoordeeld te worden, “ieder naar zijn werken”.

Dat iedere dode naar zijn werken wordt geoordeeld, betekent dat baby’s die sterven en kinderen die in de moederschoot sterven of worden vermoord, niet als doden voor de grote, witte troon zullen verschijnen. Zij hebben immers nog geen werken kunnen doen waarnaar zij geoordeeld zouden moeten worden. Allen die sterven in de moederschoot of als baby, zullen op grond van het werk van de Heer Jezus eeuwig bij Hem in de hemel zijn.

Op 20:14. Dan zie je het eindresultaat van het werk van Christus en Zijn opstanding, waardoor Hij de dood heeft overwonnen. Nu wordt de laatste vijand tenietgedaan (1Ko 15:26; Op 21:4). Hier vindt de dood zijn einde, dit is het einde van het bestaan van de dood, zoals al in het Oude Testament is voorzegd (Js 25:8; Hs 13:14). Na dit allerlaatste oordeel zal er geen lichamelijke dood meer zijn en zal de verblijfplaats van de zielen van de gestorvenen niet meer bestaan.

De dood en de hades worden hier voorgesteld als personen die in de hel worden geworpen. In de hel zullen alle kwaad en allen die het kwaad hebben gediend tot in eeuwigheid opgesloten zijn. Dit is “de tweede dood”. De eerste dood is de lichamelijke dood en het verblijf in het dodenrijk. De tweede dood is het lichamelijk voortbestaan van de mens zonder leven uit God in de plaats waar het oordeel van God eeuwig heerst.

Op 20:15. Nu blijkt waarom het boek van het leven in Op 20:12 moest worden geopend. Hun boze werken staan opgeschreven in het andere boek (Op 20:12b). Daarnaar zijn ze geoordeeld. Die daden zijn er nooit uit verwijderd, omdat zij het offer van Christus hebben geweigerd. Daarom staat hun naam niet “in het boek van het leven”. Het overtuigende bewijs is geleverd. Het lot dat hun deel is, is vreselijk en schrikwekkend. Het moet ons, omdat wij de schrik van de Heer kennen, aanzetten om de mensen te overreden het evangelie aan te nemen (2Ko 5:11)!

Lees nog eens Openbaring 20:10-15.

Verwerking: Waar staat de grote, witte troon? Wie zit er als Rechter op? Wie staan er voor? Wat is hun oordeel?

Copyright information for DutKingComments