Revelation of John 21:24

God de Almachtige is haar tempel

Op 21:19-20. Dan wordt het fundament nader bekeken. Het fundament is met allerlei edelgesteenten versierd, ja, het bestaat uit edelgesteente. Het blijkt een fundament van twaalf lagen te zijn. Elke laag is een fundament, zodat de stad op twaalf fundamenten ligt. Die fundamenten zijn niet verborgen in de grond, maar zijn zichtbaar. De stad is in haar hele omvang zichtbaar, omdat ze wordt gezien als neerdalend van God uit de hemel, zonder op de aarde te komen.

De volgorde van de fundamenten wordt gegeven:

1. Het “eerste fundament”, het onderste, waarop alle andere fundamenten gelegd worden, is weer de “jaspis”, het beeld van de heerlijkheid van God. De kleur is die van een doorzichtige kristal.

2. “Het tweede” fundament is “saffier”. De kleur van saffier is prachtig blauw.

3. “Chalcedon”, het edelgesteente waaruit “het derde” fundament bestaat, komt hier de enige keer voor in de Bijbel. De kleur ervan is groen-blauw.

4. De kleur van de “smaragd”, “het vierde” fundament, is stralend groen.

5. De kleur van de steen “sardonyx”, “het vijfde” fundament, kan licht gevlamd zwart, bruin, rood en wit gestreept zijn.

6. De “sardius”, “het zesde” fundament, moet een prachtige rode kleur hebben.

7. De “chrysoliet”, “het zevende” fundament, is goudgeel van kleur.

8. De kleur van “beril”, “het achtste” fundament, kan verschillend zijn. Deze edelsteen heeft onder andere een rode, blauwe, groene, gele, paarse en zelfs een kleurloze variant.

9. De “topaas”, “het negende” fundament, is diep, schitterend geel.

10. De “chrysopraas”, “het tiende” fundament, is naar de betekenis van zijn naam goudgroen.

11. De kleur van de “hyacint”, “het elfde” fundament, is (mij) onbekend.

12. De “amethist”, “het twaalfde” fundament, is violetkleurig.

Hoewel niet van elke edelsteen de precieze kleur bekend is, krijg je toch wel een indruk van de overweldigende glans en schittering die de kleuren van de op elkaar liggende fundamenten uitstralen. Ze gaan in elkaar over en elke kleur versterkt de andere kleuren. Het moet een lust voor het oog zijn om daarnaar te kijken. Het gaat om bouwstoffen die nooit vergaan en om kleuren die nooit verbleken. Het geheel openbaart de macht en de wijsheid van de Schepper.

In Ezechiël 28 kom je ook twaalf edelstenen tegen (Ez 28:4; 13). Die edelstenen weerspiegelen de heerlijkheid van de schepping. Ook in Exodus 28 vind je twaalf edelstenen (Ex 28:17-21). Daar zijn ze verbonden aan het borstschild van de hogepriester en weerspiegelen zij de heerlijkheid van zijn dienst die hij ten behoeve van de twaalf stammen van Israël verricht.

De edelstenen zijn allemaal verschillend. Wij zullen allemaal bekleed zijn met de heerlijkheid van God, maar nooit zal vergeten worden hoe de heerlijkheid van God op aarde in iedere verloste op unieke wijze tot uitdrukking is gekomen. Samen vormen ze een unieke weergave van de heerlijkheid van God. Ieder kind van God kan in zijn leven iets van Gods heerlijkheid laten zien. In de edelgesteenten stelt goud de gemeenschappelijke heerlijkheid voor – de hele stad is van goud (Op 21:18). De edelstenen zelf stellen de heerlijkheid voor die iedere individuele gelovige bezit en die hem enerzijds van iedere andere gelovige onderscheidt, terwijl hij anderzijds de andere gelovige ermee aanvult en diens heerlijkheid versterkt.

Op 21:21. “De twaalf poorten” bestaan elk uit een parel. Dat herinnert aan de waarde die de gemeente voor de Heer Jezus heeft. De gemeente is voor Hem een “zeer kostbare parel” (Mt 13:46). De twaalf poorten zullen voor eeuwig naar alle kanten in de hele schepping eraan herinneren dat Hij Zichzelf voor haar heeft gegeven. Als voor Hem de gemeente een zo kostbare parel is, kan dan voor ons de gemeenschap van de heiligen onbelangrijk of onbetekenend zijn (vgl. Hb 10:25) of zouden we er het minste lid van verachten (Mt 18:10)?

Nog een bijzonder kenmerk van de stad is dat er maar één straat is. Het is onmogelijk om te verdwalen of van de weg af te raken. Alle gelovigen gaan daar één weg. Het is onmogelijk dat er verdeeldheid komt. Zoals de stad van zuiver goud is, goud dat als doorzichtig glas is (Op 21:18), is ook de straat van “zuiver goud, als doorzichtig glas”. De straat verwijst naar je wandel in deze stad. Daar zal geen gevaar voor verontreiniging aanwezig zijn, want je bent daar in overeenstemming met de gouden doorzichtigheid van de straat. Tegelijk is het een oproep om nu al zo te wandelen als je daar zult doen.

Op 21:22. Johannes ziet in de stad geen tempel. Het gaat dan ook niet over het aardse Jeruzalem, waarover de profeten spreken, want daarin zal wel een tempel zijn (Ezechiël 40-43). Een tempel herinnert aan de zonde, want de tempel is een afgezonderde plaats in de stad. Dat betekent ook dat er een zekere afstand is tussen God en Zijn volk. Het voorhangsel in de tempel legt extra nadruk op de scheiding tussen God en Zijn volk.

Die afstand en die scheiding zijn er niet tussen de gemeente en God en het Lam. God woont in de gemeente en Hij is Zelf de tempel ervan evenals het Lam (vgl. Js 8:14). De gemeente is in de directe, onmiddellijke tegenwoordigheid van God en het Lam, zonder enige afstand of scheiding.

Op 21:23. De stad als geheel is de tempel van God. God woont in de stad en daardoor is de stad de tempel. Er is geen afzonderlijke tempel. Zo is er ook geen afzonderlijk licht, zoals de zon of de maan, dat van buitenaf de stad beschijnt. Als God in de stad woont, is Hij haar licht. Zijn heerlijkheid kan nooit door iets anders wat een grotere heerlijkheid zou hebben, worden verlicht. De glans van Zijn heerlijkheid ligt over de hele stad.

En waarin is de glans van Zijn heerlijkheid te zien? In het Lam. De heerlijkheid van God zal de stad altijd alleen bereiken door het Lam (2Ko 4:6). Wij kennen en zien de Vader alleen door de Zoon (Jh 14:6; 9). De zon en de maan zijn middelen om het licht door te geven in de schepping. In Genesis 1 zie je dat er eerst licht is op de eerste dag en dat daarna op de vierde dag de zon en de maan door God tevoorschijn worden geroepen.

Maar de stad van God wordt niet verlicht door natuurlijke, geschapen middelen. Er is een directe van God Zelf afkomstige verlichting. Dat het Lam de lamp is, duidt wel aan dat het Lam het middel is, maar dat verandert niets aan het feit dat Gods licht direct aanwezig is, want het Lam in Wie dit licht zichtbaar is, is tevens God.

Op 21:24. De gemeente geeft het licht van de heerlijkheid van God, dat door het Lam over haar ligt, door aan de aarde. De gemeente is voor de volken als de zon. Door het licht van het Lam geeft de gemeente licht waarin de naties zullen wandelen. De gemeente, dat zijn wij, zal het kanaal zijn waarlangs de zegen vanuit de hemel aan de aarde wordt doorgegeven. Zelf zullen wij in onze verheerlijkte lichamen zegeningen genieten die de aardse zegeningen te boven gaan.

De koningen van de aarde zullen hun aardse heerlijkheid tot haar brengen (vgl. Ps 72:10-11; Js 60:3; 5-7; 9). Hoe we ons dat precies moeten voorstellen, is mij niet duidelijk. Misschien moeten we denken aan de verschijning van hemelse heiligen aan deze volken op aarde. De gemeente zal immers als de vrouw van het Lam met Christus mee regeren. Deze hemelse heiligen vertegenwoordigen Christus. Door hen als kanalen van hemelse zegen te erkennen zullen de volken Christus eren.

Op 21:25. Waar het licht van God heerst, is geen duisternis aanwezig. De dag zal niet meer worden gevolgd door de nacht. De morgen zonder wolken (2Sm 23:4), de dag zonder iets wat schaduw of duisternis veroorzaakt, is voor de hemelse gemeente aangebroken. Alles is volkomen doorschijnend. Er zal geen vrees voor dieven zijn die ’s nachts zouden willen binnendringen, want alle duisternis is verdwenen en voorgoed voorbij (1Jh 2:8b). De stad zal een en al licht en heerlijkheid zijn.

Op 21:26. Nog eens wordt gezegd dat de heerlijkheid en de eer van de naties tot haar worden gebracht. Het maakt duidelijk hoezeer de gemeente in het vrederijk het middelpunt van zegen is. Ze is in zichzelf niet de bron ervan, want alle zegen komt van God. Maar ze is wel het middel waardoor God Zijn zegen naar de aarde doet gaan.

De naties zullen dat beantwoorden met gepaste geschenken. Het zullen niet zozeer materiële geschenken zijn, als wel de erkenning dat zij geen heerlijkheid en eer bezitten die tot eigen grootmaking dient, alsof zij die aan zichzelf te danken zouden hebben. Zo hebben de naties zich wel gedragen in de tijd van de verwerping van Christus. Toen werd de gemeente niet geacht, maar verworpen en vervolgd. Nu is het precies omgekeerd. God zorgt ervoor dat Zijn gemeente geëerd wordt naar de mate waarin haar oneer is aangedaan (vgl. Op 3:9).

Op 21:27. In de stad kan alleen binnengaan wat bijdraagt aan de heerlijkheid van de stad. Wat aan de heerlijkheid van de stad afbreuk zou doen, kan er onmogelijk binnengaan. Alles wat met de zonde in verbinding staat, krijgt geen kans de hemelse stad binnen te dringen. Als er ook maar iets onheiligs probeert binnen te gaan, of iemand die verkeerde dingen doet, zal het licht dat direct openbaar maken. Niets van wat bij de duisternis hoort, zal het lukken om ongemerkt de stad binnen te gaan. Het licht is tegelijk haar veiligheid.

Maar er zijn er die wel de stad binnengaan. Het betreft gelovigen, personen “die geschreven zijn in het boek van het leven van het Lam”. Het zijn niet de naties van de aarde, want vlees en bloed kunnen er niet binnengaan. Ook zijn het niet de gelovigen van de gemeente, want zij zijn de stad. Welke gelovigen zijn het dan wel? Het zijn alle gestorven gelovigen uit het Oude Testament en de martelaars die na de opname van de gemeente zijn omgebracht. Zij maken geen deel uit van de gemeente, maar hebben wel deel aan alle zegeningen die God heeft beloofd aan allen die hun vertrouwen op Hem hebben gesteld. Die zegeningen zullen ze genieten in het hemelse deel van het vrederijk.

Lees nog eens Openbaring 21:19-27.

Verwerking: Wat is er anders in het nieuwe Jeruzalem in vergelijking met het oude Jeruzalem?

Copyright information for DutKingComments