Revelation of John 4:10

De vier levende wezens

Op 4:8. Na de verschillen tussen de levende wezens zie je ook wat ze allemaal hetzelfde hebben. Elk van de levende wezens heeft “zes vleugels”. De serafim die Jesaja in zijn visioen ziet, hebben die ook (Js 6:2). In Jesaja lees je wat zij met die zes vleugels doen. Met twee van hun vleugels bedekken zij hun aangezicht, want zij kunnen de heerlijkheid van God niet aanschouwen. Met twee andere vleugels bedekken ze hun voeten, wat aangeeft dat zij zichzelf in het licht van die heerlijkheid niet waard achten Hem te dienen, terwijl ze voortdurend met nog weer twee andere, bewegende vleugels de bereidheid van die dienst tonen.

Het lijkt erop dat bij de levende wezens alle zes vleugels in beweging zijn. Ze hebben geen rust zolang de aarde nog zo in wanorde en opstand tegen God is, zolang er nog geen harmonie is tussen de hemel en de aarde en de hemel nog niet regeert op de aarde. De heiligheid van God, die al zo lang op aarde met voeten wordt getreden, staat hun voor ogen. Met het oog daarop willen ze als de uitvoerders van Gods oordeel voor Hem hun werk gaan doen.

Voor dit werk zijn zij volledig toegerust. Er is volmaakt inzicht in alle dingen om hen heen, “rondom … vol ogen”, en ze zijn zich innerlijk volmaakt bewust van Gods heiligheid, “van binnen … vol ogen”. Behalve dat het hen ertoe brengt om hun oordelend werk te doen, waarvoor ze als het ware staan te trappelen van ongeduld, aanbidden ze ook God vanwege Zijn heiligheid. Van die heiligheid zijn ze vol, wat je beluistert in het driemaal uitspreken van “heilig”. Ze kennen Hem als de God van de geschiedenis, “Die was”, en het heden, “en Die is”. Hij is het ook “Die komt” om de wereld te vervullen met Zijn heiligheid. Hij is de Almachtige, Hij is ertoe in staat en Hij zal het ook doen.

Op 4:9. De vier levende wezens hebben kenmerken die hen van elkaar onderscheiden en ze hebben kenmerken waarin ze gelijk zijn. Ze geven ook gezamenlijk “heerlijkheid en eer en dankzegging” aan God. Hij zit op de troon en heeft alle regeringsmacht. Nooit zal er aan Zijn heerschappij een einde komen, want Hij “leeft tot in alle eeuwigheid”. Met Hem en Zijn troon zijn zij ten nauwste verbonden. Ze kunnen niet anders dan Hem eren en Zijn wil uitvoeren. Al hun handelingen in het uitvoeren van de oordelen hebben Gods heerlijkheid als uitgangspunt en doel.

Dat kun je ook toepassen op de gemeente als er zonde in haar midden openbaar is geworden (1Ko 5:13b). Het oordeel over de zonde moet ook vanuit dit besef gebeuren. Persoonlijke motieven mogen geen rol spelen. Het gaat alleen om de eer van God. In die eer is ook de zegen van de mens gelegen. Die eer heeft de Heer Jezus altijd gezocht en wat voor een zegen is daardoor tot de mensen gekomen!

Op 4:10. Na de aanbidding door de levende wezens volgt die door de oudsten. De aanleiding van hun aanbidding is zeker ook Gods heiligheid en almacht. Ook danken zij voor de kronen die zij van Hem hebben gekregen als beloning voor hun trouw op aarde. Ze hebben het diepe besef dat hun trouw het gevolg is van wat Zijn genade in hen heeft bewerkt. Daarom zullen ze ook vol dankbaarheid hun kronen voor de troon neerwerpen en uiting geven aan hun bewondering voor Hem.

Op 4:11. In hun eerbetoon spreken de oudsten Hem direct aan, terwijl engelen over Hem spreken, niet tot Hem. Ze beginnen met tegen Hem te zeggen: “U bent waard.” Dat betreft Zijn Persoon. Hij is het persoonlijk waard. Zijn persoonlijke heerlijkheid blijkt hier uit Zijn werken. In het volgende hoofdstuk wordt nog een keer gezegd dat Hij het waard is (Op 5:9). Daar gebeurt het vanwege de grootsheid van Zijn verlossingswerk. Hier zie je dat het Voorwerp van de aanbidding zowel de drie-enige God is Die op de troon zit als de Zoon Die door Zijn werk op het kruis alle macht in handen heeft gekregen.

Als de oudsten spreken over wat God waard is te ontvangen, betekent dat niet dat er iets aan God wordt gegeven wat Hij nog niet bezit. Hun wens is, dat wat Hij bezit, door de hele schepping gezien en bewonderd zal worden en dat dit tegen Hem gezegd zal worden. Alles wat er is, is geschapen door Hem. Alle dingen bestaan omdat Hij het heeft gewild en omdat Hij Zijn wil heeft uitgevoerd en alle dingen daadwerkelijk heeft geschapen.

Jij kunt nu al tegen Hem zeggen dat je Zijn heerlijkheid, eer en kracht in Zijn werken ziet en dat je Hem daarvoor bewondert. Dan doe je nu al wat je hier de oudsten ziet doen en wat jij ook straks in de hemel zult doen. Is het niet geweldig dit tegen God en de Heer Jezus te zeggen?

Lees nog eens Openbaring 4:8-11.

Verwerking: Wat zul jij straks voor de troon van de Heer Jezus kunnen aanbieden?

Copyright information for DutKingComments