Revelation of John 8:13

De tweede, derde en vierde bazuin

Op 8:8. Als de tweede engel bazuint, wordt er iets “als een grote berg, brandend van vuur, … in de zee geworpen”. Na de aarde is ook de zee het voorwerp van het oordeel. De zee stelt de ongeordende wereld voor (Js 17:12; Js 57:20), landen waar revolutie en anarchie heersen, in tegenstelling tot de aarde van Op 8:7. Grote machten gaan daarin ten onder, terwijl andere machten eruit tevoorschijn komen.

De grote berg, of in elk geval iets wat eraan doet denken, is een symbool van een sterke wereldmacht (Jr 51:25; Js 2:2; Dn 2:35; vgl. Ps 46:3). Dit is niet het herstelde Romeinse rijk, want dat gaat niet in de volkenzee ten onder, maar stijgt eruit op (Op 13:1). Sommige uitleggers denken aan de Verenigde Staten. Deze grote macht brandt van vuur. Hij is een voorwerp van Gods toorn.

Op 8:9. De val van deze brandende, grote macht zaait dood en verderf te midden van een derde deel van de naties. Het derde deel van de inwoners van deze naties komt om. De val van de grote macht veroorzaakt ook het vergaan van “het derde deel van de schepen”. Hiermee kan bedoeld zijn dat delen van de handel en communicatie lamgelegd zullen worden, waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is dat er uit verder weg gelegen landen hulpgoederen komen.

Op 8:10. Bij het bazuinen door de derde engel valt er “uit de hemel een grote ster”. Evenals bij de eerste twee bazuinen is ook hier sprake van brand. Alleen gaat het niet zozeer om een vuur dat verwoest, maar om iets dat brandt “als een fakkel”. De uitwerking is ook vergelijkbaar met de vorige bazuinen, want ook hier sterven velen (Op 8:11). Toch is er ook verschil. De dood wordt niet veroorzaakt door de brand, maar door de bitterheid die deze ster veroorzaakt.

De ster is een symbool van een machthebber die hemels licht moet uitstralen (Op 1:20). Je kunt hierbij denken aan een groot gezagspersoon of kerkelijk machtssysteem, mogelijk iemand tegen wie of iets waartegen de mensen opkijken in de verwachting dat hij of het godsdienstige systeem leiding aan de (westerse) wereld zal geven. Deze ster wordt niet geworpen, zoals in de vorige verzen gebeurde, maar valt uit de hemel (vgl. Js 14:12). Hij brandt als een fakkel en is daarmee een nabootsing van de zeven Geesten van God (Op 4:5). Dit voert tot de gedachte dat het bij deze ster gaat om een geestelijke macht. De Geest van God verbreidt de waarheid, deze ster verbreidt leugen en verderf, leringen van demonen (1Tm 4:1).

De ster valt “op het derde deel van de rivieren en op de bronnen van de wateren”. “Rivieren” stellen het normale leven van een natie voor dat wordt gekenmerkt door zekere beginselen. “Bronnen” zien meer op de invloeden die aan die beginselen ten grondslag liggen. In de symboliek van deze beschrijving kun je zeggen dat deze ster in plaats van heilzaam, hemels licht te geven, het verderf van geestelijke bronnen veroorzaakt.

Na de oordelen over de twee terreinen waarop het leven zich afspeelt (aarde en zee) bij de vorige bazuinen, worden nu de bronnen van het leven die de kwaliteit van het leven bepalen, getroffen. Je herkent dit als je bijvoorbeeld kijkt naar het huwelijk en het gezin. Het huwelijk en het gezin zijn door God gegeven als een bron van geluk. Als dit van God wordt losgemaakt, wordt het een bron van ellende, pijn en verdriet. De moederschoot is een bron van leven, maar los van God wordt het leven daar gedood, waardoor het nu een grote moordplaats is. Dit maakt het leven bitter.

Op 8:11. Alsem staat voor bitterheid (Sp 5:4). Dat is waar deze machthebber voor zorgt bij hen die zich onder zijn bereik bevinden. Allen die menen zich aan hem te kunnen laven, zullen merken dat ze de dood hebben ingedronken. Het water is niet alleen bitter, maar blijkt ook giftig te zijn. Het sterven is niet de lichamelijke dood, maar de morele dood, dat wil zeggen, dat er geen enkele binding meer is met wat God aan goede dingen in de schepping heeft gegeven. Daardoor kan er ook niets meer van worden genoten. Het leven wordt een en al bitterheid en verbittering. Als gelovige moet je dan ook goed oppassen dat je niet door welke oorzaak ook verbitterd raakt (Hb 12:15). Verbittering wurgt het leven in jezelf en ook in anderen.

Op 8:12. De bazuinoordelen ontnemen de mensen stap voor stap het leven en geven hen prijs aan de machten en krachten van de dood. De vierde engel bazuint. Daardoor worden de hemellichamen getroffen, die gesteld zijn om licht op de aarde te geven (Gn 1:14-19). De straf van dit oordeel is het wegnemen van licht. Hier wordt ook een levensbron getroffen, want zonder licht kan het leven niet groeien en bloeien.

Van de zon en de maan wordt gezegd dat ze ‘heerschappij’ hebben (Gn 1:16). Sterren dienen tot oriëntatie. Deze hemellichamen wijzen op het hele systeem van regering in al zijn geledingen, van het hoogste gezag tot de laagste vormen ervan. Deze lichtdragers, gezagsdragers in verschillende lagen, zullen gedeeltelijk, “een derde deel”, in duisternis worden gehuld. Dat neemt elke oriëntatie die zij zouden kunnen bieden van hen weg, zowel overdag als ’s nachts.

Op 8:13. Nadat de vierde bazuin heeft geklonken, ziet en hoort Johannes “één arend vliegen in [het] midden van de hemel”. Een arend is het symbool van de snelheid waarmee het oordeel wordt uitgeoefend. Hij ziet zijn prooi van ver en duikt er met grote snelheid op neer. De arend vliegt “in [het] midden van de hemel”, zodat hij door iedereen op aarde is te zien en te horen. Hij kondigt het oordeel aan van de overige drie bazuinen.

Vanwege de heftigheid van deze drie bazuinen roept de arend een drievoudig “wee” uit. Dit drievoudige ‘wee’ komt overeen met de vijfde, zesde en zevende bazuin. Daardoor vormen de laatste drie bazuinen ook een geheel. De drie komende bazuinoordelen of weeën treffen niet zozeer de omstandigheden waarin mensen zich bevinden, zoals tot nu toe meestal het geval was, maar meer de mensen zelf. Het zijn geen indirecte oordelen meer.

Deze mensen worden aangeduid als zij “die op de aarde wonen”. Deze uitdrukking heeft in Openbaring altijd betrekking op hen die zich op aarde thuis voelen en alleen daarvoor leven. Voor hen bestaat niets anders. God heeft in hun denken en leven geen plaats. Daarom zullen zij met de aarde, die zij zo liefhebben en waaraan zij hun lot hebben verbonden, geoordeeld worden. Gelovigen ‘wonen’ niet op aarde, maar zijn er pelgrims. Hun thuis is de hemel (Fp 3:20).

De oordelen die volgen, zijn vreselijk, waarbij die van het derde wee, dat de zeven schalen omvat, het allerergst zijn. Het eerste ‘wee’ komt over de niet-verzegelde Joden, het tweede ‘wee’ treft de Christusloze christenheid.

Lees nog eens Openbaring 8:8-13.

Verwerking: Wat wordt in dit gedeelte allemaal door oordelen getroffen?

Copyright information for DutKingComments