Revelation of John 9:7

De vijfde bazuin

Op 9:1. De ster die Johannes ziet wanneer de vijfde engel bazuint, is al op de aarde. Hij ziet die ster niet uit de hemel vallen, maar weet wel dat zij daaruit op de aarde is gevallen. Zowel in Openbaring 8 als hier gaat het om een ster uit de hemel op de aarde. In beide gevallen zie je een macht die eens een erkende gezagsdrager was, maar die nu is gevallen en gedegradeerd. Zij handelt, hetzij onder satanische invloed (Op 8:10), hetzij als de satan zelf (Op 9:1).

De ster krijgt “de sleutel van de put van de afgrond”. Het bezit van een sleutel betekent het bezit van macht over het gebied waartoe de sleutel toegang geeft (Op 1:18; Op 3:7). Hier gaat het om “de put van de afgrond”. De ster heeft het gezag over de duistere machten van de afgrond. De ster lijkt dan ook een symbolische voorstelling van de satan. De duistere machten van de afgrond hebben de satan als koning (Op 9:11). De put van de afgrond is de plaats waar op dit moment het kwaad nog in bedwang wordt gehouden. Als de satan de sleutel ervan krijgt, zal hij deze boze machten loslaten, zoals de volgende verzen laten zien. Als God Zijn doel met deze loslating heeft bereikt, zal Hij alle kwade machten inclusief de satan er duizend jaar in laten opsluiten (Op 20:1-3).

Op 9:2. De ster opent de put van de afgrond. De afgrond is de laagste, meest verdorven bron van het kwaad, waar het ergste gevaar ontspringt. Tot dit moment was die put nog afgesloten, het ergste kwaad kon zich nog niet manifesteren. Maar als de put eenmaal open is, komen zwermen kwade geesten vrij en overspoelen de aarde. Zij hullen zich in een “rook” zoals die uit “een grote oven” komt.

Het is een zwarte, zware rook waardoor een zonsverduistering ontstaat. Behalve het licht neemt de rook ook de warmte weg. De rook werkt als een verstikkende deken en neemt alle zuurstof weg. De rook neemt weg wat licht en warmte geeft (de zon) en verontreinigt de geestelijke atmosfeer van de menselijke samenleving (de lucht). Er daalt een geestelijke duisternis op de mensen neer, waardoor hun alle zicht op en inzicht in een gezonde samenleving wordt benomen.

Op 9:3. Dat het niet om een gewone rook gaat, al is ze ongekend zwaar en zwart, blijkt ook uit wat eruit voortkomt. De rook die uit de put opstijgt, blijkt een transportmiddel voor “sprinkhanen” te zijn. De sprinkhanen stellen satanische machten voor (Ex 10:12-20; Jl 1:4-7). Deze insecten vernietigen alles wat ze tegenkomen.

De atmosfeer van de dikke rook van het vorige vers is een lustoord voor machten die als sprinkhanen alle leven verwoesten en die als schorpioenen de mensen pijnigen. Wie door een schorpioen gestoken is, zal, zolang het gif werkt, volkomen rusteloos zijn en tot volkomen waanzinnigheid gedreven worden. Dit zal de Joden overkomen als gevolg van hun verwerping van God in hun Messias (Dt 28:28; 65; Mt 12:43-45).

Op 9:4. De machten van de duisternis worden losgelaten. Ze komen in zwermen omhoog uit de afgrond om het enige te doen wat ze kunnen doen: dood en verderf zaaien. Toch kunnen ze niet ongestoord hun gang gaan. Ze kunnen en mogen alleen dat doen waartoe God hen wil gebruiken. Daarom wordt hun een beperking opgelegd. De beperking is zo groot, dat er slechts één doel voor hen overblijft: ze mogen hun verderfelijk werk verrichten bij “de mensen die het zegel van God niet aan hun voorhoofden hebben”.

Deze aanduiding lijkt erop te wijzen dat dit oordeel van de vijfde bazuin met name de goddeloze massa van het Joodse volk treft. Je hebt in Openbaring 7 gezien dat er uit Israël honderdvierenveertigduizend mensen werden verzegeld. Nu zie je waartoe dat diende. Het is een vrijwaring tegen de misleidende en verdervende geesten uit de afgrond. De afvallige Joden zijn het voorwerp van het oordeel omdat zij meer dan andere mensen kennis van God hebben gehad, maar die van zich hebben geworpen door hun verwerping van Gods Messias.

Op 9:5. Behalve een beperking van het terrein waarop zij hun boosaardige macht kunnen laten gelden, krijgen deze geestelijke machten ook een beperking in het toedienen van pijn en wordt er een grens gesteld aan de duur van de uitoefening van hun macht. De pijn is hevig. Het zal mensen ertoe brengen naar de dood te verlangen. De duur is betrekkelijk kort, namelijk vijf maanden. Maar misschien weet je uit ervaring hoe lang een betrekkelijk korte tijd kan duren als je van seconde tot seconde geplaagd wordt door hevige pijnen. Opmerkelijk is dat deze duur overeenkomt met de normale levensduur van een sprinkhaan, die ook vijf maanden bedraagt.

Overigens kun je in het feit dat de afvalligen niet onmiddellijk worden gedood, een bewijs van Gods goedheid zien. Door dit ‘uitstel’ krijgt de enkeling nog de kans zich te bekeren. Dat die niet wordt aangegrepen, laat wel zien hoezeer de mens zich heeft verhard. Hoe hevig de pijn van de schorpioenensteek ook is, hij denkt er niet aan tot God te gaan om Hem om genade te smeken (Op 9:20; Op 16:9).

Op 9:6. De steek van de schorpioen is niet een letterlijke steek, zoals ook de schorpioen niet letterlijk is. Ook de sprinkhanen zijn geen letterlijke sprinkhanen. Het gaat om symbolen van wezens die op uiterst sadistische wijze te werk zullen gaan. Ze scheppen er naar hun aard een duivels genoegen in om de mensen te pijnigen op een wijze dat zij de dood zoeken omdat ze menen dat ze dan van de folterende pijnen af zijn. Maar de dood, het laatste wapen van de satan, onttrekt zich aan hen, zodat de kwellingen blijven.

De pijniging die wordt veroorzaakt, bestaat uit helse leringen die mensen in hun hart en geweten zullen folteren en waaraan ze zich niet kunnen onttrekken. De greep van demonische invloeden is het gevolg van het zich openstellen voor occultisme, spiritisme, magie en waarzeggerij. Deze demonische stromingen vinden steeds meer aanhangers. Mensen die zich daaraan overgeven, zullen met waanzin geslagen worden. Ze zullen proberen zelfmoord te plegen om ervan verlost te zijn, maar dat zal niet lukken.

Op 9:7. Dan volgt er een beschrijving van deze demonische machten. Uit deze beschrijving blijkt dat ze oorlogszuchtig en agressief zijn. Paarden zijn daarvan het goede symbool. In sommige landen worden sprinkhanen ‘kleine paarden’ genoemd vanwege de gelijkenis van hun kop met die van een paard (vgl. Jb 39:22-23). Ze zijn ook niet tegen te houden, maar trekken overwinnend voort, wat te zien is aan hun koppen waarop zoiets is “als kronen, aan goud gelijk”. Het geeft tevens aan dat ze koninklijke waardigheid claimen.

Dat “hun gezichten waren als gezichten van mensen”, wil zeggen dat ze met inzicht handelen. Dit inzicht hebben ze verworven door vele eeuwen omgang met mensen. Ze stellen al hun verderfelijke, ondraaglijke pijn veroorzakende leringen aannemelijk, menselijk voor, zoals in rechten van de mens, rechten van het kind, recht op privacy, maar het is om God te onttronen. Achter dit ‘menselijke gezicht’ gaan demonische machten schuil die hun ware aard verbergen.

Op 9:8. Verder hebben ze “haar als vrouwenhaar”. Dat kan niet anders betekenen dan dat het om lang haar gaat. Het ‘materiaal’ is immers niet anders dan dat van de man. Als je kijkt naar wat er over het lange haar van de vrouw in 1 Korinthiërs 11 geschreven staat (1Ko 11:15), kun je in verbinding met deze vermelding van ‘vrouwenhaar’ twee aspecten in het optreden van deze wezens ontdekken.

In de eerste plaats is hun optreden innemend, aantrekkelijk, zoals het lange haar van de vrouw haar sieraad, haar aantrekkelijkheid is. In de tweede plaats blijkt hieruit dat het geen zelfstandige machten zijn, die eigenmachtig opereren, maar dat ze in werkelijkheid onderworpen zijn aan hun overste, de satan. Dat ze onderworpen zijn aan de satan, komt tot uiting in “hun tanden … als die van leeuwen”, wat aangeeft dat hun optreden de woeste, wrede en verscheurende kracht van leeuwen heeft.

Op 9:9. In hun meedogenloze wreedheid zijn ze ook nog eens onaantastbaar voor enige weerstand. Hun ijzeren harnas toont hun onkwetsbaarheid. Het toont ook hun gevoelloosheid, hun harteloosheid, het volkomen ontbreken van ontferming. Een geweten hebben ze niet of het is dichtgeschroeid. Het geluid van hun opmars is angstaanjagend (Jl 2:4-6). Hun doel is oorlog zonder mededogen. Ze worden opgezweept door de satan, terwijl ze terreur en vrees bij hun slachtoffers veroorzaken.

Op 9:10. De beschrijving eindigt met er nog eens op te wijzen dat het gaat om schade aan de mensen toe te brengen en dat ze daarvoor een begrensde tijd krijgen. Het venijn zit in de staart. Dat blijkt hier wel. De staart staat voor valse leringen (Js 9:14). Ze brengen geestelijke schade door het verspreiden van valse leringen die enorme pijniging veroorzaakt. Het venijn komt uit de put. Leerstellingen en leringen en beginselen die uit de afgrond opkomen, worden door het afvallige deel van Israël aanvaard en veroorzaken in hun zielen en geweten ondraaglijke angsten.

Op 9:11. Uit dit vers blijkt dat ze onder een aanvoerder staan en niet zelfstandig en naar eigen inzicht te werk gaan. “De engel van de afgrond” is hun “koning”. Ze staan onder zijn heerschappij. Hij is het controlerende intellect en de verborgen organisator van deze verderfelijke slagorden. Zijn naam wordt zowel in het Hebreeuws als in het Grieks gegeven. Mogelijk wijst zijn Hebreeuwse naam op de verbinding van de antichrist met het afvallige Joodse volk en zijn Griekse op de verbinding van de antichrist met de afvallige christenheid.

De namen hebben eenzelfde betekenis. Abaddon betekent ‘verderf’ en ziet meer op het resultaat van zijn werk. Apollyon betekent ‘verderver’ en ziet meer op de persoon zelf. Het kan niemand anders zijn dan de satan (Jh 8:44). Hij is de engel van de afgrond, voorgesteld in de ster (vgl. Js 14:12) die van de hemel is gevallen (Op 9:1). Hij bezielt de antichrist en het beest.

Op 9:12. Aan het eerste wee, de vijfde bazuin, is een einde gekomen. De rampen, veroorzaakt door sprinkhanen uit de afgrond, zouden immers ook slechts vijf maanden duren. Het kan zijn dat er een korte pauze is, voordat het volgende ‘wee’ klinkt. Daarna moet er nog een derde ‘wee’ komen. Dat vindt pas in Openbaring 11 plaats, wanneer de zevende engel bazuint (Op 11:15-18).

Met de uitroep “zie” wordt de aandacht extra gevestigd op de twee keer dat er hierna nog een ‘wee’ komt. Hoe erg het eerste ‘wee’ ook al is, de beide andere keren komen ook nog. Het tweede ‘wee’ is de zesde bazuin en heeft opnieuw betrekking op het Romeinse rijk, wat aansluit op de tweede (de Griekse) naam van het vorige vers. Na het oordeel over de afvallige Joden onder het eerste ‘wee’ volgt onder het tweede ‘wee’ het oordeel over de afvallige christenen.

Lees nog eens Openbaring 9:1-12.

Verwerking: Neem jij al verderfelijke invloeden in je omgeving waar? Hoe kun je ze onderkennen?

Copyright information for DutKingComments