‏ Romans 1:32

De mens zonder God

Rm 1:22. Wat je in dit gedeelte leest, is nu niet direct geschikt om je onder de indruk te brengen van de mens als hoogstaand schepsel. Dat wil men ons vandaag de dag juist wel laten geloven, en ook, dat het allemaal nog veel beter wordt. Het tegendeel is waar. God windt er geen doekjes om. Eerlijk, en daardoor lijkt het misschien hard, beschrijft Hij hoe diep de mens gevallen is, nadat hij God de rug heeft toegekeerd. God doet dat niet opdat jij en ik nu zouden neerkijken op de mensen om ons heen. Nee, want wat God hier zegt, was waar van jou en van mij voordat wij de Heer Jezus als Verlosser aannamen. Zo leefden wij. En in onszelf zijn wij nog steeds zo. Daar krijg je pas oog voor als je een kind van God bent geworden.

Laat één ding duidelijk zijn: God heeft de mens niet slecht gemaakt. In Genesis 1 staat: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed” (Gn 1:31a). Daar hoort ook de mens bij. Maar als de mens zijn verbinding met God prijsgeeft, geeft God de mens over aan zichzelf. Dat lezen we drie keer in het volgende gedeelte: in de Rm 1:24; 26; 28.

Rm 1:23-27. Als de mens de heerlijkheid van de onvergankelijke God prijsgeeft en in plaats daarvan iets stelt dat lijkt op een vergankelijk, voorbijgaand mens of dier, dan geeft God hem daaraan over. Dan geeft Hij hen, in de begeerten van hun hart, over aan onreinheid. Nou, de resultaten daarvan kun je wel om je heen zien.

En als mensen de waarheid van God veranderen in de leugen, geeft God hen over aan onterende hartstochten: homoseksualiteit zowel bij vrouwen als bij mannen. Vandaag worden dat ‘alternatieve gedragswijzen en samenlevingsvormen’ genoemd, die je moet accepteren. Hier lees je dat het een oordeel van God is: ze ontvangen het verdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf. Als het schepsel geëerd en gediend wordt boven de Schepper, is dit het resultaat.

God heeft de mens geschapen om door hem geëerd en gediend te worden. Het ligt in de natuur van de mens dat hij alleen beantwoordt aan zijn mens-zijn als hij leeft voor God. Als hij dat doet, beleeft hij daarin zijn grootste vreugde en voldoening. Dat was ook Gods bedoeling toen Hij de mens schiep. Maar als de mens dat niet doet, geeft God hem over aan een leven in de tegennatuurlijke verhoudingen zoals Paulus die hier beschrijft en die we steeds openlijker om ons heen tegenkomen. Het tegennatuurlijke ervan wordt openlijk geloochend. Je mag er niets van zeggen. Je moet het zelfs aanvaarden als normaal, anders kun je vervolgd worden wegens discriminatie. Zo wordt in het christelijke Westen de waarheid van God vervangen door de leugen.

Rm 1:28. Hier lezen we voor de derde keer dat God de mens aan zichzelf overgeeft en hoe dat gebeurt. Omdat de mensen God buiten hun denken hebben gesloten, heeft God hen “overgegeven aan een verkeerd denken”. Daardoor zijn ze dingen gaan doen die niet betamelijk, die niet netjes of fatsoenlijk zijn.

Rm 1:29-32. En dan volgt er een lijst die er niet om liegt. Je zult daarin ongetwijfeld met schaamte dingen herkennen die jij ook gedaan hebt. Wat je ermee kon verdienen, was slechts “de dood” (Rm 1:32) en niet het genot en het plezier dat je ervan verwachtte. Het zijn allemaal dingen die leven in het hart en tot uiting komen in het gedrag van mensen die leven zonder rekening te houden met God. Voor henzelf én hun medemensen produceren ze alleen maar zaken die gerekend moeten worden tot ‘de dood’. Er is niets voor God bij. Diep in hun hart weten ze wel hoe God erover denkt, maar ze trekken zich er niets van aan. Ze gaan rustig door met hun eigen leven, terwijl ze hun goedkeuring uitspreken over anderen die op dezelfde wijze leven.

Lees nog eens Romeinen 1:22-32.

Verwerking: Zeg tegen God dat Hij gelijk heeft in Zijn beoordeling van de mens.

Copyright information for DutKingComments