Romans 10:16

De prediking afgewezen

Rm 10:16. Misschien hebben de vorige verzen je aangesproken. Vol goede moed wil je er vandaag je best voor gaan doen om vrede en het goede te verkondigen. Je wilt enthousiast vertellen wat de Heer bij jou heeft gedaan en hoe gelukkig je nu bent. Je ziet het helemaal voor je. Het kan niet anders of anderen zullen daarvan onder de indruk komen en zich bekeren tot de Heer. Dat wordt een grote teleurstelling. De door jou verwachte en vurig gehoopte resultaten blijven uit. In plaats van zich door jouw getuigenis te bekeren keren ze zich tegen je.

Jesaja kan daarover meepraten. Hij heeft veel gesproken over de Messias Die tot Zijn volk komen zou. Maar wie heeft zijn prediking geloofd? Stond het volk massaal de beloofde Messias op te wachten? Je weet wel beter. En waarom wilden ze Hem niet? Omdat Hij niet aan hun verwachtingen beantwoordde. Zij vonden het maar niets dat Hij kwam als een Kindje in een kribbe. Als Hij iemand geweest was die in grote macht en heerlijkheid was verschenen, ja, dan hadden ze Hem wel aangenomen. Maar nu? Weg met Hem! De Heer Jezus werd verworpen en keerde terug naar de hemel. Daarom kun je Hem nu niet met je natuurlijke ogen zien.

Rm 10:17. Om met Hem in contact te komen is geloof nodig en dat moet in de prediking naar voren komen. En de prediking moet het “Woord van Christus” tot inhoud hebben. Alleen door over Christus te spreken wordt een mens aan zichzelf ontdekt en ontdekt een mens Wie God is en wat Hij heeft gedaan om hem te redden.

Rm 10:18. Maar nu een vraag: Toen het Woord van God nog niet in de prediking tot de heidenen kwam, sprak God toen nog niet tot hen? Zeker wel. Paulus haalt nu een vers uit Psalm 19 aan (Ps 19:5). Daarin bezingt David de eer van God en het werk van Zijn handen zoals dat in de schepping te zien is. Het getuigenis van God dat van de schepping uitgaat, beperkt zich niet tot Israël, maar is over de hele wereld waar te nemen. Hier hebben we een bewijs dat God ook in het Oude Testament een prediking had voor de heidenen, zodat ze kennis konden hebben van God en in Hem konden gaan geloven (vgl. Rm 1:19-20).

Rm 10:19. Maar dan is er nog een vraag: Had Israël kunnen weten dat God Zich ook aan de heidenen wilde bekendmaken, of is het Israël niet kwalijk te nemen dat het er moeite mee had dat God ook zegeningen had voor de heidenen? Als antwoord citeert Paulus in de eerste plaats Mozes (Dt 32:21). Mozes was hun grote leidsman voor wie ze groot ontzag hadden. Juist hij heeft hun verteld van hun ontrouw en dat God vanwege hun ontrouw Zich tot een ander ‘volk’ zou wenden. Daardoor wilde Hij hun jaloersheid opwekken, zodat ze weer tot Hem zouden terugkeren.

Rm 10:20. Ook Jesaja wordt aangehaald (Js 65:1). Paulus zegt het zo: “Maar Jesaja waagt het te zeggen”, alsof het een bijzonder waagstuk van Jesaja was. Dat was het ook, want het was natuurlijk een directe aanval op hun nationale trots als volk van God toen ze te horen kregen dat God omzag naar een ander volk.

Rm 10:21. Het laatste vers van ons hoofdstuk is het meest indringend. Hier is God Zelf aan het woord. Je proeft de smart van Zijn hart als je leest wat Hij tegen Zijn volk moest zeggen (Js 65:2). Je ziet God staan, met uitgestrekte handen om Zijn volk te ontvangen en aan Zijn hart te drukken. God neemt die houding niet zomaar een moment aan, maar “de hele dag”, dat wil zeggen, de hele tijd dat Hij bemoeienis met dat volk had. Is er iets wat grievender is dan zo afgewezen te worden?

God heeft van Zijn kant alles gedaan om Zijn volk te zegenen. Het enige antwoord van het volk was ongehoorzaamheid en tegenspreken. Zij hebben zich van Hem afgewend. Het volk heeft zijn verbinding met God verbroken. God heeft Zijn volk daarom terzijde moeten stellen. Maar gelukkig, niet voor altijd. In Romeinen 11 gloort een ‘nieuwe dag’ voor het volk.

Lees nog eens Romeinen 10:16-21.

Verwerking: Hoe ervaar jij het als je getuigenis afgewezen wordt?

Copyright information for DutKingComments