Romans 11:28-29

Heel Israël zal behouden worden

Ik besloot het vorige stukje met de vraag of je uit Rm 11:22 kunt concluderen dat het met jou en mij toch nog verkeerd kan gaan, terwijl wij toch geloven in de Heer Jezus. In Johannes 10 lees je het antwoord daarop (Jh 10:28-29). Wie eenmaal een kind van God geworden is, blijft dat tot in eeuwigheid. Helaas kun je je wel eens op een manier gedragen die je van een kind van God niet zou verwachten. Dat heeft te maken met je eigen, persoonlijke, verantwoordelijkheid. Als jij als kind van God zondigt, moet je dat belijden.

Waarom het in ons gedeelte gaat, is de verantwoordelijkheid van het christelijk getuigenis als geheel op aarde, dat in de plaats van Israël gekomen is. En dat getuigenis als geheel kan God, wanneer het ontrouw wordt, net zomin handhaven als Hij Israël kon handhaven. Bij Israël was het ook zo, dat sommige Israëlieten een persoonlijke relatie met God hadden, maar in het algemeen was het een volk dat niet meer naar God vroeg.

Zo is het ook met de christenheid. Bij een aantal van hen die zich christen noemen, is er een relatie met God op grond van een persoonlijk geloof, maar in het algemeen is de christenheid een menselijke invulling gaan geven aan de geloofsbeleving. Naar Gods gedachten wordt niet meer gevraagd. De Bijbel wordt niet meer geraadpleegd. Daarom kan God de christenheid als geheel straks niet meer erkennen als Zijn getuigenis op aarde en zal Hij haar moeten oordelen.

Je moet daarom onderscheid maken tussen de eigen, persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover God enerzijds en wat God van de christenheid als geheel mag verwachten anderzijds. Ik hoop dat dit een beetje verduidelijkt waarin het verschil zit.

Rm 11:23-25. Dan nu verder met Rm 11:23. Vanaf dit vers wijst Paulus erop dat Israël weer de plaats van het getuigenis van God op aarde zal innemen. Het betreft hier wel, zoals hij dat noemt, een “verborgenheid” (Rm 11:25). Een verborgenheid is iets wat in vroegere tijden, de tijd van het Oude Testament, niet bekend was en wat nu bekend wordt gemaakt. De verborgenheid hier gaat over het verwerpen en het weer aannemen van Israël, terwijl in de periode tussen de verwerping en de aanneming God uit de volken een ander volk voor Zijn Naam zou aannemen. Dit was in het Oude Testament niet bekend.

Om nu niet wijs te zijn in eigen ogen moet je eraan denken dat de verharding of verblinding die over Israël is gekomen, niet over heel Israël is gekomen, maar over een deel. Dat deel is wel de massa van de ongelovige Israëlieten, maar het laat toch de ruimte voor een overblijfsel, waarover je al eerder hebt gelezen.

Rm 11:26. Wel, dit overblijfsel zal het hele Israël vormen dat behouden zal worden. De goddeloze, ongelovige Israëlieten zullen allen door het oordeel zijn omgekomen. Wat overblijft, is dan “heel Israël”. Met dit ‘nieuwe’ Israël gaat God verder nadat de “volheid van de volken is ingegaan” (Rm 11:25). Deze laatste uitdrukking betekent dat het christelijk getuigenis op aarde de tijd van zijn getuigenis heeft vol gemaakt, zijn einde heeft bereikt. God zal het moeten afhouwen (Rm 11:22) omdat het niet in de goedertierenheid is gebleven. Daarna zal Israël weer het voorwerp van Zijn openlijke liefde worden.

De Verlosser komt uit Sion om Zijn volk van hun vijanden, die hen willen verdelgen, te bevrijden. Hoe dat allemaal zal gaan, is te lezen in veel profetieën van het Oude Testament. Naast het verdelgen van hun vijanden zal de Verlosser de goddeloosheden van Zijn volk wegnemen.

Rm 11:27. Ze zullen de zekerheid krijgen dat God het verbond dat Hij met Zijn volk gesloten heeft, toch zal waarmaken doordat Hij “hun zonden zal wegnemen”. Het is immers noodzakelijk voor een werkelijk genieten van de zegeningen van God dat een mens vrij is van de last van zijn zonden. De grote last die op de ziel van het volk zal drukken, is dat zij de Heer Jezus hebben verworpen. Dat zullen ze belijden en God zal het hun vergeven. In Zacharia 12-14 lees je uitvoerig en op een aangrijpende wijze hoe dit alles zal gebeuren.

Rm 11:28-29. God zal Zijn voornemen ten aanzien van Zijn aardse volk uitvoeren. Wat Hij beloofd heeft, zal Hij ook doen; Hij komt daar niet op terug. Israël mag zich dan wel vijandig gedragen tegenover de prediking van het evangelie, maar als het gaat om de verkiezing, heeft God hen lief omdat zij afstammelingen van de vaderen Abraham en Izak en Jakob zijn. Aan hen heeft God immers Zijn beloften gegeven. Door de ontrouw van het volk moet de vervulling van de beloften worden uitgesteld. Maar uitstel is bij God geen afstel. Hij komt niet op Zijn beloften terug. Hij heeft geen berouw over wat Hij in Zijn genade aan Zijn volk heeft toegezegd en waartoe Hij Zijn volk geroepen heeft.

Lees nog eens Romeinen 11:23-29.

Verwerking: Wat is een verborgenheid?

Copyright information for DutKingComments