‏ Romans 13:1-7

De overheid

In het vorige hoofdstuk heb je ontdekt dat jij als gelovige op verschillende manieren met de mensen om je heen – gelovigen en ongelovigen – te maken hebt. Er is je verteld hoe jij je tegenover ieder behoort te gedragen. In dit hoofdstuk gaat het over je gedrag tegenover de overheid, de regering.

Rm 13:1. Het wordt toch maar even absoluut gesteld, zonder uitzondering, ongeacht de regeringsvorm: elke ziel moet aan de regering die boven haar staat onderdanig zijn. De reden voor deze onderdanigheid is dat de overheid door God is ingesteld. Wanneer jij onderdanig wilt zijn aan God, dan kun je dat laten zien door bijvoorbeeld naar de regering of de politie te luisteren.

Rm 13:2-4. Doe je dat niet, dan breng je oordeel over jezelf. Je hoeft niet bang te zijn voor de overheid als je goed doet. De overheid zal je prijzen als je goed doet. Maar als je kwaad doet, krijg je met haar te maken op een manier die niet prettig is. Ze is een wreekster van het kwaad. Ze heeft het recht en de plicht om dat te doen. Ze moet haar onderdanen beschermen tegen onrecht en geweld. Daar heeft ze middelen voor gekregen, zoals rechtspraak, boete, gevangenisstraf, doodstraf.

Rm 13:5. Je moet niet alleen onderdanig zijn uit angst, maar omdat de overheid Gods dienares is. Ze vertegenwoordigt God en oefent namens Hem gezag uit. Als je dat ziet, zul je haar onderdanig zijn ter wille van je geweten.

Het is lang niet altijd gemakkelijk om aan de overheid onderdanig te zijn. Dat was het voor Paulus ook niet. Hij schrijft dit aan de gelovigen in Rome die onder de heerschappij van een wrede tiran, keizer Nero, staan. Dan kan gemakkelijk de gedachte opkomen: Maar dat is toch niet een overheid zoals God die bedoeld heeft? Daar hoef je toch niet onderdanig aan te zijn? Ook vandaag zijn er landen in de wereld waarvan je dat zou kunnen zeggen.

Een andere gedachte over de overheid, die meer voor ons, in het zogenaamde vrije Westen, van toepassing is, is: ‘De beslissingen die de overheid neemt, zijn verkeerde beslissingen, daar moeten we tegen ingaan.’ Dit soort redeneringen kun je om je heen horen. Toch blijft het voor ons van belang dat wij de overheid blijven zien als een instantie die door God boven ons is geplaatst en waar wij onderdanig aan moeten zijn.

Een andere zaak is, dat wij niet in alles kunnen gehoorzamen. Dat is het geval als er dingen van ons gevraagd worden die ingaan tegen wat God heeft gezegd in Zijn Woord. Dan hebben we in Handelingen 5 de opdracht: “Men moet God meer gehoorzamen dan mensen” (Hd 5:29). Maar ook al kunnen wij in sommige dingen niet gehoorzamen, dan nog zullen we onderdanig blijven en geen opstandige geest tonen. Dat laatste zie je bij de mensen in de wereld om je heen die het met allerlei wetten van de regering niet eens zijn. Ze voelen zich ‘gepakt’ en gaan daarom protesteren.

Om een voorbeeld te noemen waar je niet zou kunnen gehoorzamen, is als er een wet zou komen die zou verbieden dat gelovigen samenkomen. De Heer wil dat wel (Hb 10:25). Of ook dat er geen onderscheid meer mag worden gemaakt tussen huwelijk en samenwonen; of dat homoseksuelen het recht moeten hebben zich naar hun gevoel te gedragen. Aan al zulke wetten kunnen we geen gehoor geven. Tegelijk blijft het bij al zulk soort situaties belangrijk dat je er voor jezelf van uitgaat dat de overheid er is omdat God haar heeft ingesteld.

De volmaakte regering komt pas in het vrederijk, wanneer de Heer Jezus zal regeren. Dan zal alles volmaakt rechtvaardig gebeuren aan de hand van volmaakt rechtvaardige wetten die ook volmaakt rechtvaardig worden gehandhaafd. Nu is dat nog niet zo en zul je ervoor moeten zorgen dat je geen last van je geweten krijgt, wat je wel krijgt als je je tegen de overheid zou verzetten.

Rm 13:6. De belasting die je betaalt, geeft je verhouding tot de overheid weer. Of je het nu leuk vindt of niet, het wordt van je salaris of uitkering ingehouden. Wat de overheid ermee doet, is haar zaak. Op dezelfde manier wordt van je verwacht dat je alles doet wat ze van je vraagt. Hoe is bijvoorbeeld je deelname aan het verkeer? Volg je hierin de regels die door de regering zijn opgesteld?

Rm 13:7. Een christen is iemand die weet wat ‘geven’ is. Geven wil niet altijd zeggen dat het vrijwillig gebeurt. Voor je gevoel vind je dat misschien wel prettig, maar in Rm 13:7 is ‘geven’ een verplichting. Maak je er niet te snel van af, maar geef aan allen wat hun toekomt. Knoei niet met je belastingpapieren; heb ontzag voor wie boven je staan; geef anderen de eer, de waardering, die hun toekomt (dat is echt geen ‘slijmen’). Hierdoor kun je laten zien dat je een christen bent die in zijn leven rekening houdt met de wil van God. Weet je wat zo geweldig is? God zal jou dan ook geven wat jou toekomt.

Lees nog eens Romeinen 13:1-7.

Verwerking: Hoe kun jij, in jouw situatie, laten zien dat je de overheid erkent als een instelling van God?

Copyright information for DutKingComments