Romans 15:19

De dienst van Paulus

Rm 15:14. Hoewel Paulus de gelovigen in Rome nooit persoonlijk heeft ontmoet, is hij er toch van overtuigd dat ze “vol goedheid” zijn. Hij heeft genoeg over hen gehoord om dat te kunnen zeggen. Ook weet hij dat ze zijn “vervuld met alle kennis”. Door hun goedheid en kennis zijn ze in staat elkaar terecht te wijzen. Goedheid en kennis zijn geen zaken die je voor jezelf moet houden. Daar kun je anderen mee dienen. Als je aan terechtwijzen denkt, denk je misschien niet vlug aan dienen. Maar terechtwijzen betekent iemand er weer bij halen die op de een of andere manier de verkeerde kant op gaat. Het is een bewijs van goedheid en kennis als we zo op elkaar letten.

Rm 15:15. Paulus verontschuldigt zich bijna dat hij hun dit geschreven heeft. Maar hij wil hen herinneren aan dingen die ze misschien wat vergeten zijn. Dat is iets wat jij ook steeds nodig zult hebben. Als je steeds weer aan een bepaalde zaak herinnerd wordt, vergeet je het niet meer; je gaat het steeds beter onthouden. Je wordt er des te meer door bevestigd, zoals Petrus dat noemt, wanneer hij de gelovigen vlak voor zijn sterven ook herinnert aan de waarheid van God (2Pt 1:12-15; 2Pt 3:1).

Rm 15:16-17. Paulus staat in een bijzondere relatie tot de volken, dus ook tot de gelovigen in Rome, want die behoren tot de volken. Hij noemt zichzelf hier een priester. Dat is wel een merkwaardige uitdrukking, maar toch ook een prachtige uitdrukking. Als je op die manier naar de dienst van het evangelie kijkt, wordt de prediking van het evangelie een schitterende dienst. Een priester is immers iemand die offers aan God brengt. Wanneer iemand door de prediking van het evangelie tot bekering en geloof komt, zal de prediker zo iemand als een offer aan God mogen aanbieden.

Het is de Heilige Geest Die bekering en geloof in iemand bewerkt. Daardoor is die persoon geheiligd, dat wil zeggen dat hij is losgemaakt van de wereld en nu bij God hoort. Dat is mogelijk geworden doordat Christus Jezus is gestorven en opgestaan. Hij heeft alles gedaan wat nodig was voor een mens om gered te worden. Daarom is er alleen roem in Hem in de dingen die voor God meetellen.

Rm 15:18. Het hele leven van Paulus is erop gericht om te doen wat Christus wil. Direct al bij zijn bekering heeft hij gezegd: “Wat moet ik doen, Heer?” (Hd 22:10a). In alles wat hij heeft gezegd, heeft hij daar rekening mee gehouden. Dat is wel een belangrijk voorbeeld voor ons. Als Christus niet in hem werkte, hield Paulus zijn mond. Alles maakte hij ondergeschikt aan het doel van zijn leven dat hem helder voor ogen stond en dat was “[de] volken tot gehoorzaamheid [te brengen]”.

Rm 15:19. Alles wat hij zegt, alles wat hij doet, alles wat hij aan gaven heeft ontvangen, is daarop gericht. De kracht daarvoor heeft hij niet in zichzelf. Hij is zich ervan bewust dat hij het alleen kan doen door de kracht van Gods Geest. Overal waar hij komt, predikt hij het evangelie. Zo vervult hij zijn dienst.

Rm 15:20. Hij houdt daarbij rekening met wat aan een ander is toevertrouwd. Als hij merkt dat iemand anders in een bepaald gebied bezig is met de prediking van het evangelie, gaat hij naar een ander gebied. Voor hem is de prediking belangrijker dan de prediker. Hij wil graag zijn op plaatsen waar het evangelie nog niet is gepredikt. Zo heeft de Heer jou ook een stukje in deze wereld gegeven om van Hem te getuigen. Dat stukje kan steeds groter worden. Maar pas wel op dat je niet op het stukje komt dat de Heer aan een ander heeft gegeven. Daar komt alleen maar narigheid van. We mogen allen samen de Heer in het evangelie dienen, maar ieder heeft daarbij zijn eigen taak en plek.

Paulus heeft veel last gehad van mensen die hem in een kwaad daglicht stellen. Ze zeiden dingen van hem die helemaal niet waar zijn. Als Paulus ergens geweest was, kwamen anderen vertellen dat hij alleen maar op eigen voordeel uit was. Op die manier wil Paulus zelf niet te werk gaan. Hij wil graag oog hebben voor wat de Heer aan anderen heeft gegeven. Als hij ziet hoe anderen door de Heer gebruikt worden, maakt hem dat niet jaloers, maar blij. Zelf gaat hij dan ergens anders naar toe.

Rm 15:21. Voor deze opstelling in de prediking van het evangelie heeft Paulus een bijbeltekst uit Jesaja 52 (Js 52:15). Dat is voor hem de duidelijke aanwijzing om te gaan naar plaatsen waar Christus nog niet verkondigd is.

Als je iets voor de Heer wilt doen – en wie de Heer liefheeft, wil dat niet? –, heb je hier een belangrijke aanwijzing: laat je door Gods Woord leiden. Door je dagelijks met het Woord van God te voeden zul je antwoord krijgen op de vragen die je hebt. Je zult zeker vragen hebben over allerlei zaken. De antwoorden liggen niet voor het oprapen, of toch ook wel, want ze liggen klaar in het Woord van God. Om ze op te rapen zul je moeten knielen. Je zult biddend moeten lezen. In de situatie waarin Paulus verkeerde, kreeg hij niet de namen van de plaatsen waar hij wel of niet naar toe moest gaan.

Zo gaat het met veel vragen in ons leven. Er zijn vragen als: welke man/vrouw heeft de Heer voor mij bestemd; welke opleiding moet ik volgen of welke baan kan ik kiezen? Op deze vragen vind je ook niet een letterlijk antwoord in de Bijbel. Wel vind je in de Bijbel aanwijzingen over kenmerken van mannen/vrouwen die Godvrezend zijn. Daar kun je op letten in het maken van je keus. Zo kun je je ook in de keus van een baan laten leiden door de vraag: ‘Kan ik daar de Heer in dienen of moet ik dingen doen die tegen de wil van God ingaan?’ Geloof God maar op Zijn Woord. Wie in Hem gelooft, dat wil zeggen op Hem vertrouwt, zal niet beschaamd worden.

Lees nog eens Romeinen 15:14-21.

Verwerking: Welke vragen heb jij? Waar zoek je het antwoord?

Copyright information for DutKingComments