‏ Romans 15:8-9

Het evangelie: voor Jood én heiden

Rm 15:8. De Heer Jezus is “een Dienstknecht” geworden! Laat dat eens goed tot je doordringen. Hij, de eeuwige Zoon van God, heeft de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is gekomen om te dienen, niet om gediend te worden. Hier staat dat Hij een Dienstknecht “van [de] besnijdenis” is geworden. Dat betekent dat Hij is gekomen tot het Joodse volk, want aan dat volk was de besnijdenis gegeven als een teken van het verbond dat God met hen had gesloten. Onder dat volk heeft Hij als Jood geleefd.

Het doel van Zijn komst was onder andere om de beloften te bevestigen die aan de vaderen (zoals Abraham) zijn gedaan. Deze beloften zijn door God uitgesproken. Ze staan vast als de waarheid van God, want als God iets gezegd heeft, doet Hij dat ook. En de Heer Jezus is gekomen om die beloften te bevestigen.

Rm 15:9. Dan er is nog iets, waarvoor de Heer Jezus een Dienstknecht van de besnijdenis is geworden. Dat is “opdat de volken God verheerlijken wegens [de] barmhartigheid”. Hier maakt Paulus duidelijk dat de komst van de Heer Jezus niet alleen zegen inhoudt voor Israël, maar ook voor de volken. In Jesaja 49 staat het zo mooi. Daar hoor je God tegen de Heer Jezus zeggen:

“Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn

om op te richten de stammen van Jakob

en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen.

Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken,

om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde” (Js 49:6).

In het eerste deel van deze aanhaling lees je dat het in Gods hart is, dat de Heer Jezus Israël herstelt. Maar dat is niet het enige. Voor God is het werk van Zijn Zoon zo groot, dat Hij de gevolgen daarvan niet tot Israël beperkt. Hij wil dat alle volken delen in de barmhartigheid die door Christus tot de mensen is gekomen. Het resultaat is dat God wordt verheerlijkt en grootgemaakt.

Het wonderlijke is dat God al in het Oude Testament over deze barmhartigheid voor de volken heeft gesproken. Die barmhartigheid is niet iets nieuws dat pas in het Nieuwe Testament is geopenbaard. Let wel: het gaat niet om de gemeente. Die is in het Oude Testament wél een verborgenheid. Het gaat er hier over, dat Gods hart in het Oude Testament ook is uitgegaan naar de volken buiten Israël. Ze hebben daar een andere plaats, dat is waar. Israël was en blijft Gods uitverkoren volk en heeft in de heilsgeschiedenis een aparte plaats, maar daarmee heeft God de andere volken niet verworpen.

Om dit te bevestigen worden vier Schriftplaatsen uit het Oude Testament aangehaald. Je kunt zeggen dat deze vier aanhalingen het hele Oude Testament vertegenwoordigen. Ze komen namelijk uit de wet (Dt 32:43), de psalmen (Ps 18:50; Ps 117:1) en de profeten (Js 11:10). In Lukas 24 noemt de Heer Jezus deze drie onderdelen als een samenvatting van het hele Oude Testament (Lk 24:44b).

De eerste aanhaling, aan het eind van Rm 15:9, is uit Psalm 18 (Ps 18:50). Dit is een algemene aanhaling, noem het maar een soort opschrift boven de andere aanhalingen. Daar gaat het over de bevrijding van het overblijfsel door God uit de hand van de vijand. Deze bevrijding is voor hen de aanleiding om Gods Naam onder de volken te belijden.

Rm 15:10. Het gevolg is dat in de tweede aanhaling de volken worden opgeroepen om vrolijk te zijn met Gods volk. Ze worden uitgenodigd om in de blijdschap van de bevrijding te delen.

Rm 15:11. In de derde aanhaling worden “alle volken” en “alle naties” opgeroepen elk voor zich de Heer te loven en te prijzen. Hier is de blijdschap niet meer beperkt tot het volk Israël, maar alle volken op de hele aarde mogen daarin delen.

Rm 15:12. In de vierde aanhaling wordt de oorzaak van de blijdschap aangegeven. Er is daar sprake van “de Wortel van Isaï”. Dat spreekt duidelijk van de Heer Jezus. Kijk maar in Openbaring 22 (Op 22:16). Hij zal opstaan om over de volken te heersen. Onder Zijn heerschappij zal er een tijd van vreugde en blijdschap aanbreken waarnaar alle volken nu nog koortsachtig en in eigen kracht op zoek zijn. Er komt een tijd dat de volken op Hem zullen hopen. Die tijd is er nu nog niet.

Rm 15:13. Maar jij kent wel “de God van de hoop”. Hij is in staat jou te “vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven”. Het gaat nu nog om ‘geloven’. Geloven wil zeggen vertrouwen op God Die alles wat Hij gezegd heeft, zal waarmaken, ook al lijkt alles om je heen daarmee in strijd. Als je met alle blijdschap en vrede vervuld bent, zul je ‘overvloedig zijn in de hoop’. Het zal je blij maken en je gaat Hem prijzen in een wereld waar God en Zijn Christus steeds meer geloochend worden.

Je hoeft daar jezelf niet voor op te peppen of jezelf moed voor in te spreken. Dat doen mensen zonder God wel. Die hebben het over ‘kop op’ en ‘niet bij de pakken neerzitten’. Dat kan het wel even doen, maar het geeft geen echte en voortdurende kracht. Die kracht heeft een mens niet van zichzelf. Jouw kracht is de Heilige Geest. De Heilige Geest is gekomen om je hart te richten op de Heer Jezus. Je hoop zal alleen onwankelbaar en overvloedig zijn als Hij het voorwerp van je hoop is.

Lees nog eens Romeinen 15:8-13.

Verwerking: Hoe kun jij ‘alle blijdschap en vrede in het geloven’ krijgen?

Copyright information for DutKingComments