Romans 2:21-23

De Joden en de wet

Rm 2:17-20. Nu gaat Paulus de Joden aanspreken om hun duidelijk te maken dat ook zij het evangelie van God nodig hebben. Hij somt eerst een aantal dingen op waarop zij zich beroemen. Zij beroemen zich erop met God in verbinding te staan. Zij vertrouwen van zichzelf dat ze “een leidsman”, “een licht”, “een opvoeder” en “een leermeester” kunnen zijn omdat zij menen door de wet Gods wil te kennen. Zij vinden van zichzelf dat zij heel wat kunnen betekenen voor anderen, die volgens hen blind, in de duisternis, onverstandig en onmondig zijn. Ze voelen zich superieur, verheven boven de andere mensen.

Rm 2:21-23. God heeft hun inderdaad Zijn wil bekendgemaakt in de wet. Waar ze echter niet aan denken, is dat ze allereerst zelf daarnaar moeten luisteren en eraan gehoorzaam zijn. Zo kunnen ook christenen zich erop beroemen de Bijbel te kennen. Ze houden anderen voor hoe ze zich te gedragen hebben, maar zichzelf hebben ze nog nooit in het licht van de Bijbel gezien. Ze weten het alleen voor anderen. Wat ze bij een ander veroordelen als stelen, noemen ze, als het henzelf betreft, iets nemen waar ze recht op hebben. En als ze zeggen dat overspel plegen verkeerd is, denken ze er niet aan, dat de Heer Jezus heeft gezegd dat wie een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar heeft gepleegd in zijn hart (Mt 5:28).

Ze weten ook goed dat een afgod iets verfoeilijks is, maar ze staan er niet bij stil dat ze ook afgoderij bedrijven. Het roven van dingen die gebruikt werden voor de dienst in de tempel van God om die voor zichzelf te gebruiken, is hetzelfde. Denk bijvoorbeeld eens aan bezittingen, tijd, kracht, verstand en dergelijke. Het hoort allemaal in dienst van God gesteld te worden. Wie dat voor zichzelf gebruikt, rooft het van God. Wie zich dan ook erop beroemt de wil van God te kennen, maar daar in zijn eigen leven geen rekening mee houdt, onteert God.

Rm 2:24. Is het niet zo dat de Naam van God juist gelasterd wordt vanwege mensen die ‘s zondags braaf in de kerk of een andere godsdienstige bijeenkomst zitten, maar die ‘s maandags en de andere dagen van de week erop uit zijn zichzelf zoveel mogelijk ten koste van anderen te verrijken?

Rm 2:25. Dan noemt Paulus nog een belangrijk ding, en wel “de besnijdenis”. Over de instelling van de besnijdenis lees je in Genesis 17 (Gn 17:9-14). De besnijdenis was in het Oude Testament het uiterlijke teken dat iemand bij het volk van God, dat was toen Israël, hoorde. Je zou mogen verwachten dat zo iemand rekening hield met de wil van God. Maar als iemand in zijn leven geen rekening hield met de wil van God, dan betekende die besnijdenis niets. De besnijdenis werd dan “tot onbesnedenheid”. Het uiterlijke teken van de besnijdenis had alleen waarde als er een verlangen in het hart was om zich ook als een lid van Gods volk te gedragen. Dat uitte zich dan in het doen van Gods wil.

Rm 2:26-27. Het was zelfs zo, dat iemand die niet besneden was, en dus niet tot Israël behoorde, maar wel rekening hield met de rechten van de wet, door God als een lid van Zijn volk werd erkend. Zij die het alleen uiterlijk waren, niet met hun hart, werden daardoor geoordeeld.

Rm 2:28-29. De conclusie komt dan in de twee laatste verzen, waarin je leest dat het gaat om de besnijdenis van het hart. Dat brengt ons tot de werkelijke betekenis van de besnijdenis. In Kolossenzen 2 lees je dat de gelovige is besneden “in de besnijdenis van Christus” (Ko 2:11). Het verband maakt duidelijk dat het daar gaat om de dood van Christus aan het kruis, waar Hij stierf onder het oordeel van God over de zonde. Wie dat met zijn hart gelooft, is een ‘besnedene van hart’. Zo iemand is een echte Jood, wat betekent: Godlover.

Het alleen maar uiterlijk tot het volk van God behoren geeft lof van mensen. Mensen hechten erg aan godsdienstig vertoon, want dat kun je zien en dat maakt de mens belangrijk. God kijkt naar het hart. Het uiterlijke heeft alleen dan waarde voor Hem, als het een oprechte weergave is van de gesteldheid van het hart. God verheugt Zich over hen bij wie Hij “waarheid in het binnenste” aantreft (Ps 51:8a). Daar gaat het om bij Hem.

Lees nog eens Romeinen 2:17-29.

Verwerking: Vraag jezelf af waarin je nog gevoelig bent voor lof van mensen.

Copyright information for DutKingComments