Romans 5:13

De erfzonde

Rm 5:12. Hier begint een nieuw gedeelte in deze brief. Voor de beleving van je geloofsleven is het belangrijk goed over deze verzen na te denken. Tot nu toe heeft de apostel tegen je gesproken over je zonden, de daden die je hebt gedaan in ongehoorzaamheid aan God. Hij heeft je ook verteld dat God je zonden heeft vergeven en dat Hij dat kon doen omdat Jezus Christus Zijn bloed heeft gegeven. God ziet je zonden niet meer. Hij ziet je nu als een rechtvaardige, als iemand die er recht op heeft bij Hem te horen. Er is niets meer bij jou aanwezig wat een verhindering is voor God om je dicht bij Zich te hebben. En jij voelt je thuis bij Hem. Denk nog maar eens aan de Rm 5:1-2 van dit hoofdstuk. (Ken je die twee verzen al uit je hoofd en heb je ze in je hart?)

Er zijn geen problemen meer over wat je hebt gedaan, je slechte, verkeerde daden. Maar nu merk je dat je nog steeds in staat bent te zondigen, om verkeerde dingen te doen. Je wilt niet meer vloeken of liegen of stelen of lelijke dingen zeggen of iemand verdriet doen en toch gebeurt het zo maar ineens. Hoe komt dat nou?

Dat komt – en dat moet je goed onthouden – omdat je een zondige natuur hebt, die niet anders kan dan zondigen. Jij deed altijd alleen maar verkeerde dingen en je doet nu soms nog verkeerde dingen omdat jij verkeerd, slecht bent. Je kunt het vergelijken met een boom en zijn vruchten. Als je van een appelboom alle appels afhaalt, zijn de vruchten wel weg, maar het blijft een appelboom. Het volgende seizoen groeien er weer appels aan. Die vruchten, de appels, zijn te vergelijken met de zonden, de daden die je hebt gedaan. God heeft je zonden, je slechte daden, weggedaan. Maar in jou is nog de wortel ervan aanwezig, die zondige natuur, waaruit die slechte daden voortkomen. Dat is de zonde die in de mens woont en waardoor jij je liet beheersen toen je nog een zondaar was.

Wat God nu met de zonde, de zondige natuur, heeft gedaan, wordt in de rest van dit hoofdstuk en in de twee volgende hoofdstukken duidelijk gemaakt. God is met de zonde die in je woont, de zondige natuur, waaruit je slechte daden voortkomen, anders omgegaan dan met die slechte daden zelf. Daarom moet je het onderwijs van dit hele gedeelte goed op je laten inwerken. Er zijn al eerder in deze brief wat moeilijker gedeelten geweest en ook dit is geen gemakkelijk gedeelte. Maar voor een evenwichtig beleven van je geloof en een gezonde groei van je geloofsleven is het van het grootste belang dat je het onderwijs van dit gedeelte gaat begrijpen. Als je ziet hoe uitvoerig Paulus hierop ingaat, zul je dat wel begrijpen.

In Rm 5:12 begint hij met vast te stellen dat de zonde door één mens, de eerste mens, Adam, in de wereld is gekomen. Met de zonde is ook de dood gekomen. Zonde en dood horen onlosmakelijk bij elkaar. Zo heeft God het in Genesis 2 ook gezegd tegen Adam: ‘Op de dag dat je van de boom van de kennis van goed en kwaad eet, zul je zeker sterven’ (Gn 2:17). Maar de zonde van Adam heeft niet alleen dit erge gevolg voor hemzelf. Alle mensen die na Adam geboren zijn, hebben dezelfde zondige natuur van hem meegekregen.

Het gevolg daarvan is dat alle mensen die ooit geleefd hebben, gestorven zijn. Niemand van het nageslacht van Adam is blijven leven, met uitzondering van Henoch en Elia – beiden gelovig – die zonder te sterven in de hemel werden opgenomen. Hier zie je hoe radicaal de gevolgen zijn van wat Adam gedaan heeft. Doordat ieder mens zondigt, laat ieder mens ook in de praktijk zien dat hij van Adam afstamt. Gelukkig is daarmee niet het laatste woord gezegd, zoals de volgende verzen duidelijk zullen maken.

Rm 5:13-14. Het gedeelte van de Rm 5:13-17 vormt een tussenzin. In sommige bijbelvertalingen wordt dat aangegeven door dit gedeelte tussen haakjes te zetten. Eerst wordt in de Rm 5:13-14 nog gezegd dat het probleem van de zonde niet iets is waar alleen de Joden, aan wie de wet gegeven was, mee te maken hadden. De zonde was allang in de hele wereld aanwezig en kwam niet pas in de wereld bij Israël, toen aan dat volk de wet gegeven werd. Het enige wat de wet doet, is iets gebieden of iets verbieden. Als er geen wet gegeven is, kun je de wet ook niet overtreden en daarom ook niet op grond van de wet gestraft worden. Maar de komst van de wet veranderde niets aan het feit dat de dood heerste.

Nu heeft Adam wel een gebod overtreden, namelijk het gebod om niet te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad, en is gestorven. Maar ook allen die leefden in de periode tussen Adam en Mozes, zijn gestorven, al hebben zij niet een dergelijk gebod overtreden.

Al met al is het duidelijk dat door Adam de zonde en de dood in de wereld zijn gekomen en sinds Adam zijn die er nog steeds. Maar, zoals gezegd, zonde en dood hebben niet het laatste woord. Waar door een mens, Adam, zulke vreselijke dingen in de wereld zijn gekomen, is er een andere Mens, Christus, gekomen Die schitterende dingen heeft bewerkt. In zekere zin is Adam dan ook een voorbeeld van Hem Die komen zou, dat is Christus. Dat wordt in de volgende verzen uitgewerkt.

Lees nog eens Romeinen 5:12-14.

Verwerking: Ken jij uit je eigen leven of dat van anderen ook gebeurtenissen die gevolgen hadden voor andere mensen?

Copyright information for DutKingComments