Romans 5:13-17

De erfzonde

Rm 5:12. Hier begint een nieuw gedeelte in deze brief. Voor de beleving van je geloofsleven is het belangrijk goed over deze verzen na te denken. Tot nu toe heeft de apostel tegen je gesproken over je zonden, de daden die je hebt gedaan in ongehoorzaamheid aan God. Hij heeft je ook verteld dat God je zonden heeft vergeven en dat Hij dat kon doen omdat Jezus Christus Zijn bloed heeft gegeven. God ziet je zonden niet meer. Hij ziet je nu als een rechtvaardige, als iemand die er recht op heeft bij Hem te horen. Er is niets meer bij jou aanwezig wat een verhindering is voor God om je dicht bij Zich te hebben. En jij voelt je thuis bij Hem. Denk nog maar eens aan de Rm 5:1-2 van dit hoofdstuk. (Ken je die twee verzen al uit je hoofd en heb je ze in je hart?)

Er zijn geen problemen meer over wat je hebt gedaan, je slechte, verkeerde daden. Maar nu merk je dat je nog steeds in staat bent te zondigen, om verkeerde dingen te doen. Je wilt niet meer vloeken of liegen of stelen of lelijke dingen zeggen of iemand verdriet doen en toch gebeurt het zo maar ineens. Hoe komt dat nou?

Dat komt – en dat moet je goed onthouden – omdat je een zondige natuur hebt, die niet anders kan dan zondigen. Jij deed altijd alleen maar verkeerde dingen en je doet nu soms nog verkeerde dingen omdat jij verkeerd, slecht bent. Je kunt het vergelijken met een boom en zijn vruchten. Als je van een appelboom alle appels afhaalt, zijn de vruchten wel weg, maar het blijft een appelboom. Het volgende seizoen groeien er weer appels aan. Die vruchten, de appels, zijn te vergelijken met de zonden, de daden die je hebt gedaan. God heeft je zonden, je slechte daden, weggedaan. Maar in jou is nog de wortel ervan aanwezig, die zondige natuur, waaruit die slechte daden voortkomen. Dat is de zonde die in de mens woont en waardoor jij je liet beheersen toen je nog een zondaar was.

Wat God nu met de zonde, de zondige natuur, heeft gedaan, wordt in de rest van dit hoofdstuk en in de twee volgende hoofdstukken duidelijk gemaakt. God is met de zonde die in je woont, de zondige natuur, waaruit je slechte daden voortkomen, anders omgegaan dan met die slechte daden zelf. Daarom moet je het onderwijs van dit hele gedeelte goed op je laten inwerken. Er zijn al eerder in deze brief wat moeilijker gedeelten geweest en ook dit is geen gemakkelijk gedeelte. Maar voor een evenwichtig beleven van je geloof en een gezonde groei van je geloofsleven is het van het grootste belang dat je het onderwijs van dit gedeelte gaat begrijpen. Als je ziet hoe uitvoerig Paulus hierop ingaat, zul je dat wel begrijpen.

In Rm 5:12 begint hij met vast te stellen dat de zonde door één mens, de eerste mens, Adam, in de wereld is gekomen. Met de zonde is ook de dood gekomen. Zonde en dood horen onlosmakelijk bij elkaar. Zo heeft God het in Genesis 2 ook gezegd tegen Adam: ‘Op de dag dat je van de boom van de kennis van goed en kwaad eet, zul je zeker sterven’ (Gn 2:17). Maar de zonde van Adam heeft niet alleen dit erge gevolg voor hemzelf. Alle mensen die na Adam geboren zijn, hebben dezelfde zondige natuur van hem meegekregen.

Het gevolg daarvan is dat alle mensen die ooit geleefd hebben, gestorven zijn. Niemand van het nageslacht van Adam is blijven leven, met uitzondering van Henoch en Elia – beiden gelovig – die zonder te sterven in de hemel werden opgenomen. Hier zie je hoe radicaal de gevolgen zijn van wat Adam gedaan heeft. Doordat ieder mens zondigt, laat ieder mens ook in de praktijk zien dat hij van Adam afstamt. Gelukkig is daarmee niet het laatste woord gezegd, zoals de volgende verzen duidelijk zullen maken.

Rm 5:13-14. Het gedeelte van de Rm 5:13-17 vormt een tussenzin. In sommige bijbelvertalingen wordt dat aangegeven door dit gedeelte tussen haakjes te zetten. Eerst wordt in de Rm 5:13-14 nog gezegd dat het probleem van de zonde niet iets is waar alleen de Joden, aan wie de wet gegeven was, mee te maken hadden. De zonde was allang in de hele wereld aanwezig en kwam niet pas in de wereld bij Israël, toen aan dat volk de wet gegeven werd. Het enige wat de wet doet, is iets gebieden of iets verbieden. Als er geen wet gegeven is, kun je de wet ook niet overtreden en daarom ook niet op grond van de wet gestraft worden. Maar de komst van de wet veranderde niets aan het feit dat de dood heerste.

Nu heeft Adam wel een gebod overtreden, namelijk het gebod om niet te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad, en is gestorven. Maar ook allen die leefden in de periode tussen Adam en Mozes, zijn gestorven, al hebben zij niet een dergelijk gebod overtreden.

Al met al is het duidelijk dat door Adam de zonde en de dood in de wereld zijn gekomen en sinds Adam zijn die er nog steeds. Maar, zoals gezegd, zonde en dood hebben niet het laatste woord. Waar door een mens, Adam, zulke vreselijke dingen in de wereld zijn gekomen, is er een andere Mens, Christus, gekomen Die schitterende dingen heeft bewerkt. In zekere zin is Adam dan ook een voorbeeld van Hem Die komen zou, dat is Christus. Dat wordt in de volgende verzen uitgewerkt.

Lees nog eens Romeinen 5:12-14.

Verwerking: Ken jij uit je eigen leven of dat van anderen ook gebeurtenissen die gevolgen hadden voor andere mensen?

Christus en Adam

Er wordt in dit gedeelte een vergelijking gemaakt tussen Adam en Christus. Zij staan beiden aan het hoofd van een mensengeslacht. Het zijn de twee groepen waarin de hele mensheid kan worden ingedeeld. Iemand hoort óf bij Adam, het hoofd van een in de zonde gevallen mensengeslacht, óf bij Christus, het hoofd van een door en voor God gerechtvaardigd mensengeslacht. De gevolgen van wat Adam gedaan heeft, gelden voor de groep die bij hem hoort en de gevolgen van wat Christus gedaan heeft, gelden voor de groep die bij Hem hoort. Dit gedeelte is niet zo gemakkelijk uit te leggen. Je moet het maar vers voor vers op je laten inwerken. Ik wil proberen je te helpen door de verschillen te laten zien tussen Adam en Christus zoals die in deze verzen vermeld staan.

Rm 5:15.

Hier worden de genadegave, dat is Christus, Die door God is gegeven, en de overtreding, die Adam heeft begaan, met elkaar vergeleken. Zowel de overtreding als de genadegave heeft grote gevolgen voor anderen. De overtreding van de ene mens, Adam, betekent voor alle mensen dat ze moeten sterven. Zijn daad werkt door in zijn nageslacht. Sinds Adam zijn dan ook “de velen gestorven”. Gelukkig staat daar de gave van God in Jezus Christus tegenover. Deze gave werkt ook door in allen die Hem hebben aangenomen. En deze genadegave gaat ver boven de overtreding uit. Dat zal ieder, die bij ‘de velen’ hoort, met dankbaarheid erkennen. Jij toch ook?

Rm 5:16.

Hier wordt de gave vergeleken met het zondigen. De aanleiding voor het oordeel is die ene zonde die begaan is. De aanleiding voor onze rechtvaardiging zijn onze vele overtredingen. God heeft ze allemaal weggedaan in de overgave van Zijn Zoon aan het kruis.

Rm 5:17.

Hier worden de resultaten met elkaar vergeleken. Het resultaat van de overtreding van de ene, Adam, is, dat door hem de dood in de wereld is gekomen en er heerst. Maar kijk dan eens naar het resultaat van de gave. Ieder die de gave van de gerechtigheid heeft ontvangen, zal in het leven, dat is het leven dat je door en met de Heer Jezus hebt ontvangen, heersen. Dat is mogelijk geworden door Hem, die andere Ene, Jezus Christus. Iemand die bij Hem hoort, is uit de dood overgegaan in het leven.

Rm 5:18.

Hier gaat het om de gevolgen van de ene daad van Adam en de ene daad van Christus. Van de ene daad die Adam heeft gedaan, hebben de gevolgen betrekking op alle mensen en dat betekent voor iedereen veroordeling. Dat wil zeggen, dat wie bij Adam hoort, wie zich nog niet heeft bekeerd, ook geoordeeld zal worden. Maar ook van wat Christus heeft gedaan, gaan de gevolgen naar alle mensen. Alle mensen kunnen door geloof deel krijgen aan een nieuw leven waar het oordeel niet voor geldt.

Rm 5:19.

In dit vers vind je de laatste vergelijking. Wie hoort er nu bij Adam en wie hoort er nu bij Christus? Alle zondaars horen bij Adam, omdat hij ongehoorzaam is geweest. Alle rechtvaardigen horen bij Christus, omdat Hij gehoorzaam is geweest.

Er is een verschil tussen Rm 5:18 en Rm 5:19.

In Rm 5:18 staat dat alle mensen als gevolg van de daad van Adam onder het oordeel vallen. Maar alle mensen kunnen ook gerechtvaardigd worden door wat Christus gedaan heeft. Hier gaat het erom tot wie de gevolgen van wat Adam en wat Christus deed zich uitstrekken en dat is “tot alle mensen”.

In Rm 5:19 wordt niet gesproken over ‘alle mensen’, maar over “de velen”. Hier gaat het erom op wie nu daadwerkelijk de gevolgen van toepassing zijn van wat Adam of van wat Christus heeft gedaan. De conclusie is: wie bij Adam hoort, is tot een zondaar gesteld en wie bij Christus hoort, is tot een rechtvaardige gesteld.

Rm 5:20. Dan komt de wet. De mens is dan al een zondaar, maar door de wet wordt het nog veel duidelijker dat hij een zondaar is, want hij overtreedt de wet. De mens wordt een steeds hopelozer geval. Maar wat lees je dan? “Maar waar de zonde toenam, daar is de genade meer dan overvloedig geworden.” Gods genade gaat altijd ver uit boven de zonde van de mens.

Rm 5:21. Voor jou is het niet meer zo dat de zonde regeert door de dood. Voor jou regeert de genade. Maar let er wel op, dat de genade regeert “door gerechtigheid” en niet omdat God doet alsof de zonde niet bestaat. Aan jou is genade bewezen omdat er aan de gerechtigheid van God is voldaan. Het resultaat daarvan is, dat je het “eeuwige leven” hebt gekregen. En straks, wie weet hoe vlug al, zul je dat leven in al zijn volheid in de heerlijkheid van God mogen genieten. En dat allemaal “door Jezus Christus onze Heer”. Wat een God hebben we toch en wat een Heer!

Lees nog eens Romeinen 5:15-21.

Verwerking: Ga eens na welke verschillen er nog meer zijn tussen Christus en Adam (zie bijvoorbeeld 1 Korinthiërs 15:45).

Copyright information for DutKingComments