Romans 6:6

De doop

Rm 6:1. Even een vraag, direct, en op de man af: Ben jij al gedoopt? Als dat nog niet is gebeurd, hoop ik dat je dat binnenkort zult laten doen. Wat het wil zeggen om gedoopt te zijn, staat in het stukje dat we nu voor ons hebben. Ook als je wel gedoopt bent, is het goed om daar weer eens over na te denken.

Er wordt hier over de doop gesproken tot christenen die zich al hebben laten dopen. Sommigen zijn echter vergeten wat de doop betekent. Ze houden er gedachten op na die in strijd zijn met wat ze in de doop hebben laten zien. Daarom herinnert Paulus hen aan hun doop. Zulke herinneringen heb jij ook nodig. Je hebt je vast en zeker ook verbaasd over de geweldige overvloed aan genade die God door Christus aan jou heeft bewezen. Hoe groter de zonde was, des te overvloediger werd de genade.

Rm 6:2. Maar dat zal toch niet betekenen dat je dan maar in de zonde blijft voortleven? Als je zo zou denken, zou je niets begrijpen van het werk van Christus en wat God met de zonde heeft gedaan. Weet je nog wat God met de zonde heeft gedaan? Hij heeft de zonde, dat is de bron, de wortel waaruit de zondige daden voortkomen, in Christus geoordeeld. En jij bent in Christus onder het oordeel van God gestorven. Net zo zeker als Christus in de dood is gegaan, ben jij in Zijn dood voor de zonde gestorven. Dan kun je toch niet in de zonde blijven voortleven?

Rm 6:3-4. Om deze eenvoudige gedachtegang kracht bij te zetten wijst Paulus hier op de doop. Wie zich laat dopen, erkent en verklaart openlijk dat de dood de enige oplossing was die God voor de zonde had. God kan met een mens die in de zonde leeft, niets anders doen dan over hem het oordeel van de dood vellen. Door je te laten dopen erken je dat en laat je je symbolisch met Christus begraven. Het is net als in het leven van elke dag: wie gestorven is, moet begraven worden. Voor zo iemand is het leven op aarde afgelopen en na de begrafenis is er ook niets meer van zo iemand te zien. Dat geldt ook voor jou als jij je hebt laten dopen. Het is met je oude leven in de zonde afgelopen. Het leven dat je voortaan leeft, is een leven in nieuwheid.

Om dat mogelijk te maken daalde de heerlijkheid van de Vader neer in het graf van de Heer Jezus en wekte Hem op uit de doden. De heerlijkheid van de Vader kon in het graf van de Heer Jezus komen omdat de zonde geoordeeld was. Bij die heerlijkheid hoor jij nu.

Rm 6:5. Je bent eengemaakt met Hem in Zijn dood. Je bent ook met Hem eengemaakt in Zijn opstanding. Dat mag je laten zien in een wereld om je heen die niet is veranderd. Maar jij bent wél veranderd. Je leeft nu op een andere, een nieuwe manier. De wereld waarin jij je vroeger thuis voelde, heeft je niets meer te bieden. Waarmee zou je iemand die gestorven is een plezier kunnen doen? Het heeft geen enkel nut een gestorvene iets aan te bieden, want hij kan het niet meer aannemen. Van een gestorvene is ook niets meer te verwachten. Hij kan geen enkele activiteit meer ontplooien.

Rm 6:6. Het werk van Christus op het kruis is ontzettend radicaal. Daar is “onze oude mens met [Hem] gekruisigd” en daar is “het lichaam van de zonde tenietgedaan”. ‘Het lichaam van de zonde’ wil zeggen: alles, in je hele bestaan, wat door de zonde gebruikt kon worden om zich te uiten. En was niet alles wat jij deed, toen je nog een zondaar was, in handen van de zonde? Je leefde toch helemaal voor jezelf? Nou, je hele bestaan is met Christus gekruisigd. Nu heeft de zonde daar geen enkele vat meer op en kan er niets meer van gebruiken, want alles is tenietgedaan, uitgeschakeld, buiten werking gesteld. Je dient de zonde niet meer, want je bent gestorven.

Rm 6:7. Iedereen zal zeggen dat het volkomen terecht is als we van een gestorvene geen enkele activiteit meer verwachten. Geestelijk is dat ook zo. Wie gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde. Voor zo iemand geldt geen enkele beschuldiging meer; tegen hem is geen enkele beschuldiging in te brengen. Naar het recht is zo’n persoon vrij van de zonde.

Misschien zeg je nu: ‘Alles goed en wel, het staat er zo wel, maar ik ervaar toch dat de zonde mij nog wel eens kan gebruiken.’ Op die ervaring gaat Paulus later nog in. Voor het moment is het belangrijk dat je in het geloof aanneemt dat, wat met Christus is gebeurd toen Hij gekruisigd werd en stierf en werd begraven, ook met jou is gebeurd. God oordeelde jou in Hem. Je moet dat net zo goed geloven als dat je gelooft dat je zonden, je verkeerde daden vergeven zijn door Zijn bloed.

Lees nog eens Romeinen 6:1-7.

Verwerking: Hoe belangrijk vind jij het om gedoopt te zijn? Waarom?

Copyright information for DutKingComments