Ruth 1:20-21

Naomi en Ruth komen in Bethlehem

Naomi en Ruth gaan samen op weg naar Bethlehem. Het is aannemelijk dat Ruth onderweg aan haar schoonmoeder heeft gevraagd hoe het leven in Bethlehem vroeger was. Oude herinneringen zullen bij Naomi naar boven zijn gekomen. Misschien heeft ze gesproken over Gods zorg voor Zijn volk. Mogelijk heeft ze ook verteld over het vertrek van het gezin uit Bethlehem en waarom ze eruit zijn weggegaan. Ze zal dat in Moab misschien ook wel eens hebben verteld, maar nu spreekt het allemaal des te meer tot het hart van Ruth. Ze zijn immers op weg naar Bethlehem, met de mooie betekenis ‘broodhuis’? Binnenkort zal ze er zijn! Voor Ruth zal het een eerste kennismaking zijn, waarnaar ze vol verwachting uitziet.

Bij Naomi zullen andere gevoelens de boventoon hebben gevoerd. Dat blijkt ook wel uit de eerste woorden die ze in Bethlehem spreekt. Het zijn woorden als reactie op wat de vrouwen zeggen die haar van vroeger kennen. Ze zal benieuwd zijn geweest hoe het er uitziet, of er veel veranderd is tijdens haar afwezigheid. Nog benieuwder zal ze geweest zijn hoe de mensen van de stad op haar terugkeer reageren.

Die reactie mag er zijn. Er gaat een golf van opwinding door de stad. Haar terugkeer in het volk van God brengt de hele stad in opschudding. Het gaat van mond tot mond. De vrouwen die haar van vroeger kennen, zien in deze Naomi wel iemand die aan de Naomi van vroeger doet denken, maar ze is toch niet meer dezelfde. Zo gerespecteerd als ze vroeger was, zo armzalig loopt ze er nu bij.

We kunnen nog een les trekken uit de reactie van de stad op de terugkeer van Naomi. Als we dit vergelijken met de terugkeer in de gemeente van iemand die is afgedwaald, hoe is dan onze reactie? Doet het ons iets? Het kan een schok teweegbrengen. De vraag is wel of dit van vreugde of van schrik is. Een afgedwaalde die met berouw terugkeert, behoort door ons te worden opgenomen met de verzekering van onze liefde (2Ko 2:6-8).

Als de vrouwen haar naam uitspreken, een naam die ‘mijn vreugde’ of ‘mijn lieflijke’ betekent, komt ze in verzet. Ze hoeven haar niet meer bij die naam te noemen. Voor haar is het leven geen vreugde meer, het is niet meer lieflijk. Ze ervaart ook niet dat de HEERE haar lieflijk vindt. Ze moeten haar maar anders gaan noemen, “Mara”, dat betekent ‘bitterheid’. Door haar afwijking is ze het goede zicht op de HEERE en Wie Hij voor haar wil zijn, kwijtgeraakt. Daardoor schrijft ze de HEERE ongerijmde dingen toe. Ze beschuldigt Hem ervan dat Hij, de Almachtige, haar “grote bitterheid” heeft aangedaan.

God heeft Zich eens aan Abraham als “God, de Almachtige” (Gn 17:1) bekendgemaakt. Op grond van die Naam heeft God Zijn verbond van zegen met Abraham gesloten. Naomi noemt die Naam echter niet omdat ze Zijn zegen heeft ervaren, maar omdat Hij haar bitterheid heeft aangedaan. De Almachtige is niet vóór haar, maar tégen haar. Hij heeft haar geen goed, maar kwaad gedaan. Zijn almacht is haar niet tot troost en versterking geweest, maar is naar haar gedachten de oorzaak van haar ellende.

Wel erkent ze dat zij zelf (“ík”, met nadruk) weggegaan is. Het was haar eigen initiatief. Ze ging vrijwillig, zonder dat ze ertoe gedwongen werd en ze ging ook “vol”. Ook erkent ze dat de HEERE haar heeft doen terugkeren. Ze is niet teruggekeerd omdat ze dat wilde, maar omdat de HEERE haar daartoe innerlijk heeft gedrongen. Dat gebeurde toen ze “leeg” was. Eigenwilligheid deed haar weggaan, genade bracht haar terug. Ze is op weg naar herstel, maar ze is nog niet volledig hersteld. Herstel is een proces. De tucht moet een volle uitwerking hebben.

Waar de weg van herstel is ingezet, zijn de eerste resultaten van de volle oogst zichtbaar. Het is dan ook veelzeggend dat ze “aan het begin van de gersteoogst” in Bethlehem komen. Dat wil zeggen dat het volk bezig is de eerstelingsgarve van het veld te halen na het Pascha. De eerstelingsgarve spreekt van de opstanding van Christus. Op dat moment keren ze terug. Het geloof mag dat zien. Herstel vindt plaats op deze grondslag.

De opstanding van Christus is het bewijs dat Zijn werk van verzoening volmaakt door God is aanvaard. Daardoor is er voor iedereen die is afgedwaald mogelijkheid tot herstel. Het ‘begin van de oogst’ houdt de belofte van de hele oogst in. Het begin van herstel houdt de belofte van een volledig herstel in.

De opstanding van Christus houdt ook een belofte in. Hij is “als Eersteling” (1Ko 15:23) opgestaan van allen die ontslapen zijn. Zijn opstanding belooft de opstanding van allen die van Christus zijn. De volle oogst van Zijn werk zal zichtbaar worden als Hij te midden van al de Zijnen op aarde zal verschijnen om Zijn vrederijk op te richten. Ondanks al ons falen mogen we daar ons oog op richten.

Copyright information for DutKingComments