Ruth 1:8

Naomi en haar schoondochters

Na de voorgeschiedenis in de vorige verzen begint nu het eigenlijke verhaal. Dit verhaal wordt hoofdzakelijk in de vorm van gesprekken gegeven. Meer dan driekwart van het boek bestaat uit gesprekken. Het eerste gesprek begint in Ru 1:8. De aanleiding is de terugkeer van Naomi naar het land Israël. Daarmee geeft ze toe aan het verlangen dat de HEERE in haar hart heeft gewerkt. Ook daarin lijkt ze op de verloren zoon die na zijn herinnering aan thuis opstaat en gaat (Lk 15:20a).

Als ze uit Moab vertrekt, gaan haar beide schoondochters met haar mee. Ze zijn zich op de een of andere manier aan Naomi gaan hechten. De jonge vrouwen zijn geen lichtzinnige vrouwen. Hoewel ze vrij zijn om met iemand anders te trouwen, willen ze toch bij Naomi blijven. Als ze eenmaal op weg zijn, denkt Naomi er ineens aan dat er voor haar schoondochters geen toekomst is weggelegd in het land waar zij heen gaat. Zij wil niet dat ze meegaan en zegt hun dat ze maar terug moeten gaan. Door hun Moabitische nationaliteit hebben zij geen toekomst in haar land. Ze moeten maar teruggaan “ieder naar het huis van haar moeder”. Daar hebben ze hun goddeloze opvoeding genoten en van daaruit moeten ze maar een nieuw leven beginnen.

Naomi heeft geen zicht meer op de God van Israël, de enige, ware God. Haar schoondochters zijn door hun huwelijk met Hem in verbinding gekomen. Al zal er van Hem niet veel te zien zijn geweest, toch moet er iets zichtbaar zijn geweest. Naomi is echter verbitterd geworden, en voor de vrouwen is het leven met haar jongens op een grote teleurstelling uitgelopen. Kan ze nog warm lopen voor die God? Kan ze haar schoondochters met warmte vertellen over die God? Ze raadt hun aan dat ze maar moeten hertrouwen en kinderen krijgen. Op die manier zullen ze ”rust vinden, ieder in het huis van haar man”, zo meent Naomi.

Dat betekent dat Naomi hen terugstuurt naar de wereld waar voor de ware God geen plaats is. Het kan zijn dat ze dat doet omdat ze zeer teleurgesteld is in God. Zij gaat dan wel terug naar haar geboorteland, maar dat is omdat ze innerlijk weet dat ze daar thuishoort en niet zozeer uit een verlangen naar de HEERE. Ze moet de HEERE opnieuw leren kennen. Nu ze gehoord heeft dat er weer voedsel in Israël is, ziet ze geen reden meer om in Moab te blijven.

Hoewel ze teleurgesteld is in de HEERE, geeft ze haar schoondochters toch Zijn zegen mee. Hieruit blijkt dat ze, ondanks teleurstelling, toch aan Hem vasthoudt. Tegelijk blijkt dat haar gedachten over Hem warrig zijn. Haar uitspraak klinkt vroom en haar wens is oprecht, maar het is een onmogelijkheid, want hoe kan de HEERE een leven in afgoderij zegenen?

Deze vermenging is vaak aanwezig bij iemand die is afgedwaald en wel weer op de weg terug is, maar nog niet hersteld is in de gemeenschap met de Heer. Vanuit het verleden is er een zekere kennis van de Heer, maar er is geen duidelijkheid meer over de voorwaarden die verbonden zijn aan een leven in gemeenschap met Hem. Gelukkig heeft de Heer geduld met iemand die vanuit de duisternis terug is op de weg naar het licht. Hij zal het licht steeds helderder laten schijnen (Sp 4:18). Dat zal in het leven van Naomi blijken.

In de weg die Naomi vanuit de duisternis naar het licht gaat, zien we ook de weg die Israël in de toekomst zal gaan. Vanuit de duisternis van de grote verdrukking zal voor het overblijfsel het licht opgaan als zij oog in oog komen te staan met hun eens door hen verworpen Messias. Voor hen zal de dag aanbreken waarop de Messias als “de Zon der gerechtigheid” helder zal stralen (Ml 4:2).

Het getuigenis dat Naomi van haar schoondochters geeft, is mooi en om jaloers op te worden. De beide vrouwen hebben hun mannen liefgehad en ze hebben ook van Naomi gehouden. Er zijn ook vandaag mensen die, hoewel ongelovig, zich met toewijding inzetten voor goede familiebetrekkingen. Dat is prijzenswaardig en zal zeker gezegend worden door de Heer. Als mensen welke instelling van de Heer dan ook in acht nemen, heeft dat een weldadige uitwerking op de onderlinge verhoudingen. Met het loslaten van of zelfs bewust breken met de door God ingestelde familiebanden verkilt het klimaat van de omgang tussen de mensen onderling.

Naomi laat met haar voorstel zien dat haar geloofsleven nog op een laag pitje staat. Ze is wel op de weg terug naar de HEERE, maar ze is nog lang niet zover dat ze ook anderen kan helpen om die weg te vinden en te gaan. Er is niets waardoor ze hen kan aanmoedigen de HEERE te zoeken. Integendeel, ze ontmoedigt haar schoondochters met haar mee te gaan.

Een paar keer noemt ze de Naam van de HEERE, maar dat kan niet verhelen dat ze uiteindelijk haar schoondochters wil terugsturen naar hun afgoden (Ru 1:15). Zou ze zich schamen om met twee Moabitische schoondochters in Bethlehem aan te komen? Ze kan zich voorstellen wat de mensen zullen denken. Nee, ze kunnen niet mee.

Als een gelovige is afgedwaald, lijdt hij schade aan zijn eigen ziel. Wie buiten de gemeenschap met God leeft, kan ook voor anderen geen hulp zijn om Hem te vinden. Een afgedwaalde gelovige is eerder een struikelblok dan een hulp voor iemand om de Heer te vinden. Een dergelijk leven is geen getuigenis voor de Naam van de Heer. Het christelijk getuigenis is verkild en spreekt niet meer aan omdat de christenen opgaan in het najagen van eigen belangen. Christus staat niet centraal, maar het eigen ik.

Christenen die zo leven, kunnen alleen tegen anderen zeggen dat ze maar moeten blijven waar ze zijn. Hun eigen leven met Christus straalt niets uit. De teleurstellingen die ze hebben ervaren in hun weg van afwijking en de verbittering die dat tot gevolg heeft, zijn ze nog niet te boven. Pas als de ziel helemaal is hersteld in de gemeenschap met de Heer en al het verkeerde is beleden, kan er weer een duidelijk getuigenis gegeven worden.

Als Naomi is uitgesproken, kust ze haar schoondochters ten afscheid. Het maakt alleen maar heftige emoties bij haar schoondochters los, gehecht als ze zijn aan hun schoonmoeder. Onder tranen verzekeren zij haar dat zij met haar willen meegaan naar haar volk. Het is bijna niet te begrijpen, maar in plaats van toe te stemmen, doet Naomi opnieuw verwoede pogingen hen van hun voornemen af te houden. De eerste keer heeft ze gewezen op hun afkomst en de toekomst in hun eigen land (Ru 1:8). Bij de tweede poging wijst ze erop dat er niets meer is wat hen aan haar bindt en dat er ook voor de toekomst geen verandering in zit.

Ze maakt duidelijk dat de vrouwen van haar geen enkele bijdrage aan een voor hen zinvol leven hoeven te verwachten. Ze verklaart elke hoop daarop ongegrond. Het is trouwens voor haar allemaal nog veel erger dan voor hen, want zij heeft te maken met een God Die tegen haar is. Het is alsof ze daarmee tegen haar schoondochters zegt: ‘Met zo’n God kun je maar beter niet te maken hebben.’

Zo geeft ze een heel verkeerd beeld van de HEERE. Ze geeft Hem de schuld van al haar moeilijkheden. Alsof het Zíjn hand is die haar naar Moab heeft gebracht en niet de eigenwillige keus van haar en haar man. Dat God een God vol goedheid en genade is, ook voor vreemdelingen, komt niet bij haar op.

Copyright information for DutKingComments