Ruth 2:14

Boaz en Ruth eten samen

De zegen wordt steeds groter, naar het beginsel dat “aan ieder die heeft, zal worden gegeven” (Mt 25:29a). Boaz nodigt haar uit bij hem en de maaiers te komen en mee te eten. Boaz is niet steeds druk bezig met al zijn knechten opdrachten te geven. Hij gunt hun ook hun rust. In die tijd van rust nemen zij eten tot zich.

Bij al zijn bezigheden is het voor een dienaar van de Heer nodig om wat rust te nemen bij Hem (Mk 6:31a) en te eten wat Hij geeft. Voordat zij verdergaan met hun dienst, moeten ze eerst zelf genoten hebben. Daarna kunnen ze ook weer uitdelen aan anderen.

Ruth gaat zitten. Dat is nodig om het voedsel in rust tot zich te nemen. De Heer beveelt de menigten ook eerst “te gaan zitten op het gras” om hun vervolgens het eten te geven (Mt 14:19). Dan krijgt Ruth van Boaz persoonlijk het eten aangereikt, terwijl ze naast de maaiers zit. Een dienst voor de Heer geeft ons niet het recht op een plaats dichter bij Hem dan iemand die pas tot geloof is gekomen.

Voor Ruth heeft de maaltijd een speciale betekenis. Het is om zo te zeggen een stadium in haar geestelijke ontwikkeling. Zij wordt door Boaz betrokken in de gemeenschap met hem en zijn dienaren. Een maaltijd is een beeld van gemeenschap. Geestelijke ontwikkeling en een maaltijd horen bij elkaar. Zo zien we dat bij Esther, die eerst genade krijgt en daarna een maaltijd heeft met de koning (Es 5:4-8; Es 7:1-2). We zien het ook bij de broers van Jozef (Gn 43:33-34).

Ruth neemt haar plaats in tussen de maaiers en neemt uit de handen van Boaz aan wat hij voor haar heeft. Dit is een persoonlijke zegen voor haar, anders nog dan wat zij van de maaiers krijgt. Hij geeft haar “geroosterd koren”. Dit is het voedsel dat in de plaats van het manna is gekomen, nadat het volk Israël in het beloofde land is aangekomen (Jz 5:11-12). Het geroosterde koren is koren dat in het vuur is geweest. Het spreekt van de Heer Jezus Die in het vuur van Gods oordeel is geweest. Hij is in de dood geweest, maar ook opgestaan en geeft eeuwig leven aan ieder die gelooft. Dat wordt in beeld aan Ruth gegeven.

Ze moet het wel zelf in de zure wijn dopen. Het herinnert aan de zure wijn die de Heer Jezus wordt aangeboden tijdens Zijn lijden aan het kruis (Ps 69:22; Mt 27:48). Dat spreekt er in beeld van dat zij bij het tot zich nemen van dit voedsel, eraan moet denken welk een lijden dit voor de Heer Jezus heeft betekend.

Dan eet ze, wordt verzadigd en houdt over. We zien ook dat er over is als de Heer de menigte voedsel heeft gegeven (Mt 14:20). Zo handelt de genade. Er is altijd meer dan wat nodig is voor onze behoeften. Onze mogelijkheden om te ontvangen zijn altijd veel geringer dan Zijn mogelijkheden om te geven. Hij voorziet altijd naar Zijn rijkdom, en die rijkdom is onuitputtelijk.

Copyright information for DutKingComments