Song of Solomon 2:1

De bruid: een lelie

De bruid zegt dat zij “een roos van Saron, een lelie uit de dalen” is (Hl 2:1). De roos en de lelie zijn kleine veldbloemen. Hiermee brengt de bruid haar geringheid tot uitdrukking, wat zij benadrukt door te zeggen dat ze een lelie “uit de dalen” is. Het dal wijst op een plaats van vernedering. Saron en het dal worden plaatsen van veiligheid en rust voor Gods volk, dat uit de grote verdrukking komt: “Saron zal tot een schaapskooi worden en het Dal van Achor tot een rustplaats voor rundvee, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft” (Js 65:10).

In Hl 2:2 reageert de bruidegom op wat de bruid in Hl 2:1 van zichzelf zegt. Hij neemt het beeld over dat de bruid gebruikt en spreekt over haar als “een lelie”. Zo ziet hij haar. En hij ziet haar, deze tere veldbloem, “tussen de distels”, waardoor haar schoonheid des te meer tot uiting komt. Ze is als een diamant die op een zwarte doek ligt, waardoor de schittering van de diamant des te sterker straalt.

Distels, vaak samen met dorens genoemd, zijn een beeld van de zonde (Gn 3:18). Het is de menselijke natuur, zoals die geworden is door de zondeval. “De meisjes” kunnen we hier zien als de dochters van het afvallige Israël (Hs 4:14; Ez 2:6). Distels zullen er in het vrederijk niet meer zijn (Ez 28:24). “Voor een distel zal een mirt opkomen” (Js 55:13). Dat is te danken aan de Heer Jezus, Die de vloek van de zonde heeft gedragen.

De wereld is vol dorens en distels en zucht onder de gevolgen van de vloek, die door de zonde op de schepping rust (Rm 8:20-22). Het is zeer pijnlijk om hier te wonen. We voelen het soms ook onder elkaar dat er dorens en distels zijn. Ook wij kunnen anderen pijn doen.

Maar toch lezen we hier dat er wordt gezegd: ‘Als een lelie tussen de distels, zo ben jij.’ Een lelie is een bloem die slechts kort bloeit. De Heer Jezus zegt daarvan: “En wat bent u bezorgd over kleding? Let op de lelies op het veld, hoe zij groeien; zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet was bekleed als een van deze. Als nu God het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in een oven wordt geworpen, zo bekleedt, zal Hij niet veel meer u [bekleden], kleingelovigen?” (Mt 6:28-30). We zien hier dat de Heer de lelies op het veld gelijkstelt aan het gras vanwege de kortstondige heerlijkheid die zij hebben. De lelies schitteren een dag en worden de volgende dag verbrand in een oven.

Ondanks de kortstondigheid bekleedt God de lelies met een schoonheid die de heerlijkheid van Salomo te boven gaat. De volgelingen van de Heer Jezus krijgen een heerlijkheid die groter is dan die van Salomo, ondanks het feit dat Hij hen als ‘kleingelovigen’ moet aanspreken. De bruid heeft voor de bruidegom diezelfde grote heerlijkheid, ondanks wat zij van zichzelf denkt. Het gelovig overblijfsel van Israël zal door de Messias worden bekleed met een heerlijkheid die van Hemzelf afkomstig is (Ez 16:14).

De Heer Jezus ziet de Zijnen in een wereld vol dorens en distels. Voor Hem zijn zij als lelies. Dat mag ons vertrouwen geven in de korte tijd dat we op aarde zijn. Hij zal ons alles geven wat we nodig hebben. De zorg die Hij heeft voor het gelovige overblijfsel in de eindtijd, heeft Hij nu ook voor ons. Wij mogen getuigen zijn te midden van een verkeerd en verdraaid geslacht (Fp 2:15) en vooral te midden van de afvallige naamchristenheid.

Copyright information for DutKingComments