Song of Solomon 2:13

Nog eens: Sta op en kom!

Na de winter, de tijd van de beproeving, komen de vruchten. Naast de bloemen die zich op het land laten zien (Hl 2:12), zien we ook “de vijgenboom” en “de bloeiende wijnstokken” (Hl 2:13). De jonge vijgjes tonen aan dat het lente is en dat de zomer in aantocht is (Mt 24:32). De vijgenboom stelt de gerechtigheid voor. Adam en Eva hebben na hun val in de zonde hun naaktheid voor God willen bedekken met schorten van vijgenbladeren (Gn 3:7). Deze zelfgemaakte schorten vormen voor God echter geen bedekking.

Er is geen enkele eigengerechtigheid die voor God geldt als bedekking voor de zonde. Israël heeft geprobeerd zijn eigengerechtigheid voor God op te richten met als gevolg dat het zich hierdoor niet aan de gerechtigheid van God heeft onderworpen (Rm 10:3). De enige gerechtigheid die voor God geldt, is de gerechtigheid die door Christus is bewerkt op het kruis en waaraan de mens deel krijgt door het geloof (Rm 10:4). Op grond van het geloof in die gerechtigheid kan Gods volk in het komende vrederijk voor Gods aangezicht de zegen genieten.

Het gevolg daarvan is vreugde. Dat zien we in het beeld van de bloeiende wijnstokken (Ri 9:13; Ps 104:15a). Een bloeiende wijnstok heeft de belofte van een overvloedige oogst aan druiven ofwel aan vreugde. De druiven zijn er nog niet, maar de geur wordt al geroken. Zo is het ook met de gelovige die een tijd van beproeving achter de rug heeft. Hij verkeert niet meer in nood, er is bevrijding en dat is aan hem te zien. Er is rust en vrede in zijn leven gekomen. Het zal niet lang duren of hij zal zijn vreugde daarover uitbundig uiten. Hij zal ervan getuigen hoe de Heer hem heeft verlost uit zijn nood en wat een vreugde zijn hart vervult om wat de Heer heeft gedaan.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën verbindt aan de tucht die God over gelovigen brengt ook het voortbrengen van gerechtigheid als een goede vrucht: “Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen reden voor vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid” (Hb 12:11). Door tucht worden we “geoefend”, dat wil zeggen we worden erin getraind hoe we ermee moeten omgaan. Door oefening leren we iets beheersen. Als we zo de tuchtiging kunnen aanvaarden, zo ermee weten om te gaan, zullen we daardoor een innigere gemeenschap met God krijgen. Het gevolg is dat we meer innerlijke vrede zullen genieten en meer gerechtigheid in ons leven zullen vertonen.

De “vreedzame vrucht van de gerechtigheid” zal straks in het vrederijk voor Israël werkelijkheid zijn, nadat het volk door de oefeningen van de grote verdrukking is heengegaan. Die vrucht wil God nu al door Zijn opvoeding in ons leven bewerken (Jh 15:2; 8). De wijnstok en de vijgenboom symboliseren samen de tijd van het vrederijk, waarvan we in de regering van Salomo – de vredevorst en een beeld van de Heer Jezus – een voorafschaduwing hebben (1Kn 4:25).

Na de beschrijving van de lente met haar prachtige bewijzen van nieuw, fris leven in de Hl 2:11-13 nodigt de bruidegom zijn bruid met dezelfde woorden als in Hl 2:10 nog een keer uit naar hem toe te komen. Hij wil haar graag van die lente laten genieten. Ze kan de winter achter zich laten door op zijn uitnodiging in te gaan. Na wat hij haar van de lente heeft laten zien, kan het niet moeilijk meer voor haar zijn haar teruggetrokken bestaan op te geven en haar leven met hem te gaan delen.

De Heer Jezus stelt ons de aantrekkelijkheid van het leven met Hem voor, zodat we ons niet meer laten beheersen door omstandigheden die ons naar beneden drukken. Hij zet Zich ervoor in dat niet de ‘winterse omstandigheden’ waarin we ons soms bevinden de temperatuur van ons geestelijk leven bepalen, maar de milde temperatuur van het ‘lenteleven’. Hiertoe wijst Hij ons op de kenmerken van het nieuwe leven, die Hij bezit en ook bij ons wil bewerken.

Copyright information for DutKingComments