Song of Solomon 2:4-7

Zijn banier over mij is de liefde

De bruid wordt, na het zitten in de schaduw van de bruidegom en het genieten van wat hij te eten geeft (Hl 2:3), door de bruidegom in een volheid van vreugde gebracht. Dat wordt zinnebeeldig uitgedrukt door “het wijnhuis” waarin hij haar brengt. Ze verheugt zich over zijn liefde, die als een banier over haar is. Een banier spreekt van overwinning. Waar de banier is geplaatst, is de overwinning behaald. Liefde overwint de grootste angst en vijandschap.

De gelovige mag weten dat hij door de Heer Jezus in de volle vreugde van de gemeenschap met Hem is gebracht. Zoals we al eerder hebben gezien (Hl 1:2), is de wijn een beeld van blijdschap. Hier zien wij onszelf als gelovigen in een huis van blijdschap gebracht. We zijn dat huis niet in eigen kracht binnengegaan en we hebben onszelf daarvoor ook niet uitgenodigd. Christus heeft ons uitgenodigd. Hij heeft ons daar gebracht, Hij heeft ons in Zijn genade die plaats bij Hem gegeven. Door Zijn werk op het kruis heeft Hij de deur van dat huis voor ons geopend en ons daar binnengedragen.

De Heer Jezus stelt dat voor in de gelijkenis van het verloren schaap, dat door de herder wordt gevonden. Hij legt het blij op zijn schouders en brengt het thuis. Dan roept hij zijn vrienden en buren bijeen en nodigt hen uit om blij met hem te zijn. Het is een beeld van de blijdschap die er in de hemel is over één zondaar die zich bekeert (Lk 15:5-7).

Hetzelfde en nog indrukwekkender zien we in de gelijkenis die de Heer Jezus, ook in Lukas 15, over de verloren zoon vertelt. Als deze zoon thuiskomt, brengt zijn vader hem in zijn eigen huis, het huis van de vader, waar een overvloed aan vreugde is. Daar is een grote maaltijd klaargemaakt in een sfeer van blijdschap, die wel begint maar nooit eindigt: “En zij begonnen vrolijk te zijn” (Lk 15:24). Dat begint hier op aarde, waar we dit feest al mogen genieten als een voorsmaak van de hemel, waar we dit feest tot in alle eeuwigheid zullen voortzetten.

De banier spreekt van de Heer Jezus als de Overwinnaar en van Zijn macht (Ex 17:15; Js 5:26; Js 11:10; 12). Hij heeft Zijn liefde bewezen door voor ons in de dood te gaan en ons daardoor te bevrijden van de angst voor de duivel: “In de liefde is geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit” (1Jh 4:18).

De banier spreekt behalve van overwinning, ook van eigendom. Het gebied waar een banier is, behoort toe aan de persoon die de banier daar heeft geplaatst. Als we naar boven kijken en we zien de banier, dan zien we Hem, de Overwinnaar, en we kennen Zijn liefde. Dan zijn we niet bang meer voor welke macht dan ook, die ons aan Hem zou kunnen ontrukken (Jh 10:28-29). De banier van Zijn liefde is als het ware een omslagdoek waarin Hij ons helemaal heeft gewikkeld, waardoor we Zijn warmte en tevens bescherming en geborgenheid voelen. We mogen met vreugde in die liefde rusten.

Die combinatie van vreugde en liefde zien we ook bij God. Door het werk van Zijn Zoon kan God Zich over Zijn volk met blijdschap verheugen en in Zijn liefde zwijgen of rusten (Zf 3:17). Wij zijn in staat gesteld te delen in de gevoelens van God, omdat Christus in onze plaats het oordeel van God heeft gedragen. Daardoor heeft Hij de deur naar het huis van volkomen blijdschap en liefde, naar het huis en het hart van de Vader voor ons geopend.

Ik ben ziek van liefde

De bruid is overweldigd door de banier van de liefde van de bruidegom over haar (Hl 2:4). Ze is zelfs “ziek van liefde” (Hl 2:5). Daarmee zegt ze dat ze het gevoel heeft dat haar hart onder zijn liefde bezwijkt. Ziek van liefde betekent voor ons het opgaan in het volkomen geluk van het bewustzijn van de liefde van onze Heer, waarbij het hart niet kan bevatten wat Hij allemaal voor ons heeft gedaan. Het is het onwel worden bij de gedachte aan alles wat de Heer heeft gegeven en gedaan en nog zal geven en zal doen.

De bruid wil zijn liefde beantwoorden, maar is daar niet toe in staat. Zijn liefde is zo groot, zo indrukwekkend, dat ze eronder bezwijkt. Daarom vraagt ze hem haar te sterken met “rozijnenkoeken”. Ze wil de volle vreugde van zijn liefde ervaren. Rozijnenkoeken zijn net zoals wijn gemaakt van druiven. Ze spreken van blijdschap die verbonden is met kracht, een kracht die voor de gelovige in God te vinden is: “De vreugde van de HEERE, dat is uw kracht” (Ne 8:11b).

Voor Jeruzalem, de bruid van de Messias, zal de tijd komen dat zij zich niet meer zal sterken met de rozijnenkoeken van de afgoden (Hs 3:1), maar met Zijn rozijnenkoeken. Dat zal gebeuren wanneer de Heer Jezus als de ware David terugkeert naar Jeruzalem om daar te regeren. We zien dat in beeld als David de ark naar Jeruzalem brengt. Hij deelt dan “aan heel het volk, aan heel de menigte van Israël, van de man tot de vrouw toe, aan ieder één broodkoek, één klomp dadels en één rozijnenkoek uit” (2Sm 6:19).

We kunnen van de bruid leren dat zij niet zelf haar best doet om die liefde te beleven en uiting te geven aan haar blijdschap daarover. Ze wil zich over zijn liefde verheugen, maar is zich bewust dat ze ook daarvoor van de bruidegom afhankelijk is. In sommige christelijke groeperingen draait het alleen maar om blijdschap. Je moet blij zijn en daar luidruchtig uiting aan geven en ook allerlei vormen voor bedenken. Hier leren we dat de echte ervaring van de liefde van de Heer Jezus ons overweldigt en verbreekt. De reactie daarop is geen opgeklopte vreugde, maar de vraag aan de Heer om ons met Zijn kracht te helpen en Zijn liefde te beantwoorden.

En ze vraagt niet alleen om versterking, maar ook om verkwikking. Er is niet alleen kracht nodig, maar ook vertroosting (vgl. Ps 94:19). In haar behoefte aan verkwikking vraagt ze om “appels”. We kunnen hierin de vraag van een gelovige zien die onder de indruk van de liefde van de Heer Jezus is gekomen en door Zijn woorden verkwikt wil worden. Het zijn woorden voor iemand persoonlijk in de eigen specifieke omstandigheden. Hij is in staat om de spreuk waar te maken dat “een woord op het juiste moment gesproken, is [als] gouden appels in zilveren schalen” (Sp 25:11). Wie eenmaal de Heer Jezus kent en overweldigd is door Zijn liefde, heeft een groot verlangen naar Hem en wil Hem beter leren kennen, vooral ook in de omstandigheden waarin hij verkeert.

We hebben Zijn ondersteuning nodig. Die ondersteuning herkennen we in het verlangen van de bruid naar de linker- en rechterarm van de bruidegom in Hl 2:6. Dit is een hoogtepunt in het boek. Na een periode van beproeving en verlangens komt het ogenblik van rust en geborgenheid. Er kan twijfel en onrust komen als we de Heer niet ervaren. Maar Hij zal ons van Zijn grote liefde overtuigen, waardoor we sterk naar Hem gaan verlangen.

De bruid wenst in zijn armen te zijn. Ze noemt zijn beide armen apart. Zijn linkerarm is de arm die als het ware uit zijn hart komt, uit zijn liefde – het hart zit links. Zijn rechterarm is de arm van zijn kracht (Js 41:10; Ps 63:9). In zijn armen is ze in alle opzichten veilig (vgl. Dt 33:27). Dat zijn linkerhand onder haar hoofd is, betekent ook dat hij daarmee haar hoofd optilt om naar hem te kijken. Dat zijn rechterarm haar omhelst, betekent dat hij die beschermend om haar heen houdt.

Dit herkennen we in de Heer Jezus. Wie in een intieme relatie met Hem leeft, zal Zijn liefde en kracht ervaren. Het gaat niet om kracht op zich, maar om kracht die werkzaam is in een intieme relatie. Zijn liefde ondersteunt en beschermt. Als we zo Zijn liefde en kracht mogen ervaren, is er volmaakte vrede gekomen. Dat zal het gelovige overblijfsel van Israël in de toekomst ervaren, als het na de grote verdrukking zal zien op Hem, Die zij hebben doorstoken en tegelijk volkomen vrede zal vinden in Hem.

Met dit tafereel van rust eindigt het derde gedeelte van het eerste hoofddeel van het boek. Zo zijn ook de beide vorige gedeelten geëindigd. Het eerste gedeelte, Hooglied 1:1-4, eindigt met de bruid die wordt gebracht in de kamers van de koning; het tweede gedeelte, Hooglied 1:5-17, eindigt met het tafereel dat de koning en zijn bruid samen zijn.

Geen liefde vóór de bestemde tijd

Hl 2:7 is een refrein dat we drie keer in het boek tegenkomen, hier voor de eerste keer (Hl 2:7; Hl 3:5; Hl 8:4). Het gaat over het bijzondere karakter van de liefde, waarover de bruidegom spreekt tegen de “dochters van Jeruzalem”. De dochters van Jeruzalem stellen gelovigen voor die wel een verbinding met de Heer Jezus hebben, maar niet in dezelfde nauwe relatie met Hem leven als de bruid, en ook andere gedachten over liefde hebben. Zij proberen door voorschriften de liefde te bewerken en te besturen. Maar zo laat de liefde zich niet sturen.

Als liefde wordt afgedwongen, is er geen rust meer in de liefde aanwezig. Dat wordt weergegeven in de vergelijking met de “gazellen” en “hinden”. Dit zijn schuwe dieren. Als er geen onraad is, als alles rustig om hen heen is, bewegen ze zich vol gratie. Zodra ze echter het geringste onraad ruiken, worden ze schichtig. Het is uit met hun rust en ze schieten weg. Zo is dat ook met de liefde.

In profetisch opzicht kunnen we dat toepassen op Jeruzalem. Het zou een forceren van de liefde zijn, als de Heer Jezus nu zou terugkeren, want Jeruzalem is er nog niet klaar voor. Ze kent Hem niet en wil Zijn liefde niet accepteren. Eerst moet de stad, dat wil zeggen het overblijfsel, door de grote verdrukking gaan. Ze zal sterk gaan verlangen naar Zijn liefde en naar Hem gaan uitzien. Dan zal het de liefde behagen zich aan haar te laten zien en haar te omarmen en te beschermen.

Zo werkt de liefde altijd. Ze heeft haar eigen wetmatigheden. Ze moet niet worden opgedrongen en niet voortijdig worden opgewekt. Dat past niet bij de liefde. Opwekken of aanwakkeren van de liefde, voordat het de tijd voor de liefde is om zich te uiten, betekent een verstoren van de rust van de liefde. We kunnen dit toepassen op de relatie met onze kinderen. We hebben de armen van de bruidegom gezien, wat die als uitingen van liefde voor de bruid betekenen. Hoe denken onze kinderen aan onze armen? Sluiten we onze kinderen in onze armen, of zijn ze er bang voor omdat het armen zijn waaraan handen zitten die slaan?

Liefde heeft tijd nodig en moet de tijd krijgen. Laten we daarin ook geduld hebben met onze kinderen en met onze broeders en zusters als we iets bij hen zien wat ons misschien niet zo bevalt. Laten we niet te snel ingrijpen. Onze jonge mensen hebben tijd nodig om te groeien in hun liefde voor de Heer Jezus. We kunnen die groei blokkeren door bewijzen van hun liefde te vragen, die ze (nog) niet kunnen geven. Opmerkingen in de trant van ‘als je echt van de Heer Jezus houdt’ of ‘als je echt van mij houdt’ kunnen iemand tot een door ons gewenst handelen brengen, terwijl de liefde in die handeling ontbreekt. Dat breekt de liefde af.

Het hele tafereel van de Hl 2:4-7 spreekt van een atmosfeer van liefde, van een liefde die zich niet laat dwingen. Echte liefde heeft de tijd nodig om zich te ontwikkelen. Oudere gelovigen en ouders kunnen hun bijdrage leveren. Ze doen dat overeenkomstig het besef van het geduld dat de Heer ook met hen heeft gehad. Beseffen wij hoeveel geduld de Heer met ons heeft gehad?

Copyright information for DutKingComments