Song of Solomon 4:12

Een gesloten tuin

De bruidegom vergelijkt zijn bruid nu met “een gesloten tuin” en “een gesloten bron, een verzegelde fontein”. Dat wil zeggen dat hij haar ziet als uitsluitend voor hemzelf, als iemand die alleen voor hem openstaat. Ze laat niemand anders toe haar te benaderen. Zo is zij een verkwikking voor zijn hart. Hoezeer hij dat waardeert, klinkt door in hoe hij haar weer aanspreekt: “Mijn zuster, [Mijn] bruid” (Hl 4:12; Hl 4:9).

Dit geeft opnieuw een beeld van hoe de Heer Jezus de Zijnen ziet. Hij ziet hen als alleen voor Hem. Wie Hem liefheeft, wil zijn of haar liefde alleen met Hem delen en sluit zich af voor andere voorwerpen van liefde. Dit is ook van belang in het huwelijk. Daarin moeten man en vrouw een gesloten tuin zijn, wat inhoudt dat zij niemand anders in hun leven toelaten om hun liefde mee te delen.

Als een getrouwde man of vrouw verliefd wordt op iemand anders, zijn ze niet meer een gesloten tuin en een gesloten en verzegelde bron. Een oorzaak voor deze ‘openstelling’ kan bijvoorbeeld zijn dat de vrouw van haar eigen man geen aandacht krijgt en die aandacht wel van een andere man krijgt. Het kan dan gebeuren dat ze ‘haar tuin opent’ voor die ander en de ‘verzegeling van de bron’ verbreekt. De man is schuldig aan het ontstaan ervan, maar de vrouw heeft ook geen enkele verontschuldiging. Voor het openstellen van de ‘tuin’ is nooit een verontschuldiging te vinden.

In het boek Spreuken spreekt Salomo tot zijn zoon ook over de vrouw als een bron van vreugde voor haar man (Sp 5:15-19). In een andere benadering, maar met dezelfde strekking, waarschuwt hij zijn zoon ervoor dat hij niet naar een andere bron moet gaan, maar voortdurend mag ronddolen in haar liefde (Sp 5:19). Hij zegt tegen hem dat hij aan zijn eigen vrouw genoeg moet hebben. In zijn eigen huis heeft hij een bron die zijn dorst kan lessen. Daarmee bedoelt hij zijn eigen vrouw. Zo kan bij hem “het huwelijk … in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld” (Hb 13:4a).

Salomo stelt hem de vraag, waarvan het antwoord in de vraag opgesloten ligt: “Moeten je bronnen zich naar buiten toe verspreiden, de waterbeken op de pleinen?” (Sp 5:16). Als de man zijn huis en zijn vrouw verlaat om naar een vreemde vrouw te gaan, verlaat hij zijn ‘gesloten tuin’ en gaat hij “naar buiten toe”, naar “de waterbeken op de pleinen”. De bronnen die buiten zijn, de vrouw die hem verleidt, zijn voor iedereen beschikbaar. Maar de bron van verkwikking moet alleen zijn eigen vrouw zijn. Het mag geen optie zijn dat zijn liefde ook naar een vreemde vrouw uitgaat.

De geestelijke toepassing is, zoals ook hier in Hooglied, dat wij aan de Heer Jezus en aan Hem alleen genoeg hebben. Hij heeft ons onvoorwaardelijk en exclusief lief en rekent ook op onze onvoorwaardelijke, exclusieve liefde (2Ko 11:2). Ware bevrediging van elk verlangen dat wij hebben, is alleen in Christus’ liefde te vinden. Als we ouder worden, zal onze liefde voor onze vrouw niet verminderen, maar juist toenemen, net zoals onze liefde voor Christus.

Als het goed is, is het leven van de gelovige als een tuin, waarin de Heer Jezus met hem gemeenschap wil hebben. De gesloten bron in de tuin is een beeld van het Woord van God dat onder de leiding van de Heilige Geest wordt overdacht. De gelovige die als een gesloten tuin is, is iemand in wie het Woord van Christus, het Woord van de Geliefde, rijkelijk woont (Ko 3:16).

We mogen onszelf wel afvragen of wij zo’n gesloten tuin voor de Heer Jezus zijn. Is ons leven, is mijn leven, helemaal alleen voor Hem? We zullen wel moeten toegeven dat het niet altijd zo is, maar is het ons diepste verlangen dat Hij vreugde aan ons leven beleeft?

De gelovige is ook als een “verzegelde fontein”. Wat verzegeld is, behoort toe aan degene van wie het zegel is. De gelovige is “verzegeld … met de Heilige Geest van de belofte” (Ef 1:13; 2Ko 1:21-22) en behoort aan de Heer Jezus toe. Door de Geest is hij vast aan Christus verbonden en zal hij steeds meer van de heerlijkheid van Christus gaan ontdekken. De Geest is immers op aarde gekomen om van Christus te getuigen (Jh 16:13-14). Uit de verzegelde fontein stroomt door het onderwijs van de Geest levend water uit het binnenste van de gelovige tot verkwikking van de Heer Jezus en van zijn omgeving (Jh 7:37-39).

We kunnen ook op een verkeerde manier afgesloten zijn. Dat is het geval als ons leven en de christelijke gemeenschap waarvan wij deel uitmaken niet door Gods Woord en Gods Geest worden beheerst, maar door overleveringen van mensen, door dode orthodoxie. We handhaven regels voor ons eigen leven en voor anderen die niet uit de Schrift zelf komen, maar uit verklaringen van de Schrift, die per definitie mensenwerk zijn. Dan staan we niet meer open voor de werkzaamheid van de Heilige Geest. Het uiterlijk wordt dan de maatstaf waaraan het geestelijk leven wordt afgemeten. Naar het innerlijke leven, de omgang met de Heer Jezus en de liefde voor Gods Woord, wordt niet gevraagd.

Een hof of een tuin is in de Schrift een plaats waar God gemeenschap met de mens wil hebben. Dat zien we al in het paradijs (Gn 2:8). Het is een tuin die helemaal door Hem is gemaakt als een lusthof voor Hemzelf. Daarin zijn de hoogste zegeningen van de schepping verenigd. De mens mag daarin en daarvan samen met Hem genieten. Hij komt hiervoor naar hem toe “in de namiddag” (Gn 3:8a).

Door de zondeval is er voor God niets van het genot van de tuin overgebleven. De mens heeft de tuin niet afgesloten gehouden en heeft zijn gemeenschap met God opgezegd. Hij is ongehoorzaam geworden aan zijn opdracht de hof te bewerken en te onderhouden als een lusthof voor God (Gn 2:15). Hij heeft de duivel de toegang niet geweigerd, maar heeft hem toegestaan binnen te komen en met hem in gesprek te gaan (Gn 3:1-6). Bij volgende ‘tuinen’ zien we eenzelfde beeld. Bijvoorbeeld bij Israël dat God tot een wijngaard voor Zichzelf heeft gemaakt (Js 5:1-7). Daarin zijn mensen gekomen die Hem hebben uitgeworpen om die wijngaard zelf te bezitten (Mt 21:33-39).

Toch er is vandaag een groep mensen, en die zal er ook in de toekomst zijn, die voor Hem die tuin vormen die uitsluitend voor Hem is. Wij mogen dat als gelovigen zijn. Wij zijn het als we ons leven openstellen voor de werking van Gods Woord en Gods Geest. Het gevolg is dat ons hart en ons denken op Christus worden gericht. Om Hem gaat het in Gods Woord en om Hem gaat het bij het werk van de Geest. Israël zal zo’n hof voor Hem zijn in de toekomst (Js 51:3).

Copyright information for DutKingComments