Song of Solomon 4:3

Tanden, lippen en slapen

Dan spreekt de bruidegom over haar tanden, die hij vergelijkt met “een kudde pasgeschoren schapen” (Hl 4:2). De tanden dienen om voedsel te kauwen en dit in zich te kunnen opnemen. In geestelijke zin kunnen we zeggen dat de gelovige de woorden van de Heer Jezus eet. Jeremia zegt: “[Zodra] Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart, want Uw Naam is over mij uitgeroepen, HEERE, God van de legermachten” (Jr 15:16). Bij hem zien we dat hij Gods woorden graag eet omdat Gods Naam over hem is uitgeroepen.

Tanden kunnen ook verkeerd gebruikt worden. Daarvoor waarschuwt de apostel Paulus de gelovigen in de gemeenten in Galatië. Hij ziet dat ze de wet weer willen invoeren. Als gelovigen zich weer onder de wet plaatsen of die aan anderen opleggen en de wet weer wordt ingevoerd in hun leven om die te gaan houden, is het resultaat dat men elkaar verslindt. Paulus is daar duidelijk over en zegt: “Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt” (Gl 5:15; vgl. Ps 57:5; Jl 1:6).

De tanden worden hier dan ook niet vergeleken met leeuwen, maar met schapen. Schapen verscheuren geen andere dieren, maar volgzaam gaan ze achter de Goede Herder aan Die hen naar grazige weiden brengt. Een kudde schapen wijst op het grazen in groene weiden en het onderscheid kunnen maken tussen wat goed voedsel is en wat het niet is. Een schaap is ook een beeld van Christus Zelf in Zijn stilzwijgende overgave aan de wil van God. Deze eigenschap kenmerkt ook de gelovige.

Bij pasgeschoren schapen is het duidelijk dat de wol eraf is geschoren. De geestelijke betekenis van scheren is dat de gelovige alles oordeelt wat van zijn zondige vlees is en waarop hij zich beroemt. Het stelt het oordeel voor over wat uit zijn oude natuur voortkomt. De melaatse die gereinigd moet worden, moet helemaal kaal worden geschoren (Lv 14:8-9). Priesters mogen geen wollen kleren dragen als ze het heiligdom binnengaan (Ez 44:17).

Het voedsel van de bruid wordt gekenmerkt door reinheid. De bruid voedt zich geestelijk met de woorden van de bruidegom. Dat maakt haar helemaal schoon, alsof ze “uit de wasplaats” komt. Water is het bekende beeld van het Woord van God (Ef 5:26; Tt 3:5). Door het lezen van het Woord van God worden we gereinigd van de onreinheid die we zo snel oplopen als we door de wereld gaan. We ontkomen er niet aan. Daarom is het belangrijk telkens Gods Woord te lezen en weer zuiver te worden in ons denken.

Het gevolg is ook dat er een evenwichtig geloofsleven is. Dat wordt voorgesteld in de “tweelingen”. Het is opmerkelijk dat de eerste tandjes die een kind krijgt, per paar verschijnen. Het gezonde onderwijs uit Gods Woord heeft een gezonde praktijk tot gevolg. Er zal geen dweperij zijn over allerlei waarheden en er zal geen overtrokken nadruk worden gelegd op het praktisch christelijk leven. Beide aspecten moeten in evenwicht zijn.

Dat heeft geestelijke vrucht tot gevolg, waaraan we mogen denken bij de uitspraak “geen van hen is zonder jongen”. Anderen worden aangemoedigd ook zo te leven. Timotheüs en Titus worden aangespoord voorbeelden te zijn voor anderen (1Tm 4:12; Tt 2:7). Vooral oudere mannen en vrouwen hebben de gelegenheid voorbeelden voor de jongeren te zijn (Tt 2:2-5).

Dan spreekt de bruidegom over haar lippen (Hl 4:3). Lippen vormen de woorden die we spreken en zijn daarom een beeld van de taal. Onze tanden zijn de instrumenten om voedsel dat door de Heer is gegeven te ontvangen en te vermalen en de lippen zijn de middelen om tot uitdrukking te brengen wat we van Hem hebben ontvangen. Haar lippen worden vergeleken met “een scharlakenrode draad”.

Dat herinnert zowel aan de zonde als aan de bevrijding van het oordeel over de zonde. Jesaja spreekt over “zonden” die “als scharlaken” zijn, wat betekent dat er bloedschuld op het volk rust, maar hij wijst er ook op dat ze “wit” kunnen “worden als sneeuw” (Js 1:18). De bevrijding van het oordeel zien we in de geschiedenis van Rachab. Zij moet een scharlaken koord aan het venster van haar huis op de muur van Jericho hangen (Jz 2:18a). Dit scharlaken koord is het teken van haar bevrijding van het oordeel dat over Jericho komt.

Het beeld is hier dat de gelovige woorden gebruikt die zijn bevrijding uit de macht van de zonde duidelijk maken. Dit komt tot uiting in het spreken dat “bekoorlijk” is. In haar woorden klinkt haar koninklijke waardigheid door. Scharlaken is ook de kleding van koningen (vgl. Mt 27:28-29). De bruid gebruikt geen platvloerse of vuile taal, maar woorden die goed zijn, terwijl haar lippen onder het gezag van de koning staan.

Een van de contrasten tussen ons leven in de zonde en ons leven als christen is de taal of de woorden die wij gebruiken. In de woorden die we vroeger spraken, was niets van en voor God. Onze mond stond in dienst van ons eigen verdorven hart, terwijl we bralden: “Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons?” (Ps 12:4). Dit geldt trouwens niet alleen voor de grootsprekers, maar ook voor uiterst beschaafde taalgebruikers. Er is niets van en voor God bij.

De gelovige roemt niet in zichzelf, maar in de Heer. Dat laat hij horen, want zijn hart en mond zijn vol van Christus en Zijn liefdewerk op het kruis. Hij zal zijn lippen niet beletten (Ps 40:10) om Hem te eren, maar “voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is [de] vrucht van [de] lippen die Zijn Naam belijden” (Hb 13:15).

Daarmee staat ook de “opengesprongen granaatappel” in verband waaraan de bruidegom moet denken als hij haar “slapen” ziet. De slapen zijn de zijkant van het hoofd, achter de ogen. Het zijn de kwetsbare plekken in de schedel. De granaatappel wijst op een volheid van leven in de vele zaadjes die erin zitten. Elk zaadje is sappig, zoet en rood. Dat de granaatappel opengesprongen is, wijst erop dat die volheid voor de bruidegom zichtbaar is.

Granaatappels zien we ook aan de zomen van het bovenkleed van de hogepriester (Ex 28:33-35). Hier zien we dat de volheid van het leven het gevolg is van de dienst van de Heer Jezus als Hogepriester in het heiligdom. Hij leeft door de kracht van een onvergankelijk leven en is in staat om volkomen te behouden wie door Hem tot God naderen (Hb 7:15-17; 24-25). De vrucht die Hij Zelf voortbrengt in het heiligdom, ziet Hij bij de bruid.

We kunnen de slapen verbinden met het gedachteleven. Niemand ziet onze gedachten, maar de Heer Jezus ziet ze wel. Alle verborgen gedachten van iedereen zijn voor Hem een open boek (Hb 4:12-13). Van de gelovigen veronderstelt Hij – in het beeld dat we hier voor ons hebben – dat hun gedachten naar Hem uitgaan en dat ze met David tegen Hem zeggen: “Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser!” (Ps 19:15).

De gedachten worden hier met de sluier verbonden. In Hl 4:1 is de sluier ook al genoemd. Daar hebben we gezien dat het een beeld is van toewijding aan en afzondering voor de Heer Jezus. Hier zien we dat het gedachteleven vol is van Hem, juist omdat er voor de gelovige niemand anders belangrijk is dan Hij alleen. De Heer Jezus ziet de gelovige als iemand die de dingen zoekt en bedenkt die boven zijn, waar Hij is (Ko 3:2-3).

De “overdenking van Hem” is “aangenaam” (Ps 104:34), zowel voor de gelovige als voor Hem. De gelovige overdenkt Zijn wet, dat is Zijn Woord, dag en nacht (Ps 1:2; Ps 119:97; 148). Hij overdenkt al Zijn werken (Ps 77:13). Hij overdenkt Zijn bevelen (Ps 119:15; 78). Hij overdenkt Zijn wonderen (Ps 119:27). Hij overdenkt Zijn verordeningen (Ps 119:48). Hij overdenkt Zijn getuigenissen (Ps 119:99). Hij overdenkt al Zijn daden (Ps 143:5). Al deze overdenkingen zijn tegelijk een bescherming tegen de aanvallen van de satan op zijn zwakke, zwerfzieke gedachteleven.

Copyright information for DutKingComments