Song of Solomon 5:12

Ogen, wangen en lippen

De bruid vervolgt haar beschrijving van de bruidegom met “zijn ogen” (Hl 5:12). Om iemands ogen te zien moet men dicht bij de persoon zijn. De ogen worden wel ‘de spiegel van de ziel’ genoemd. Als je iemand diep in de ogen kijkt, kun je veel lezen van wat er in hem omgaat, of iemand vrolijk is of verdriet heeft.

De bruid vergelijkt zijn ogen met “duiven”. Dat betekent dat zijn ogen worden gekenmerkt door wat duiven kenmerkt. Duiven symboliseren oprechtheid en eenvoudigheid en trouw (Mt 6:22; Mt 10:16). Bij de Heer Jezus zien we dat in volmaaktheid. Zijn oogopslag was altijd recht vooruit (Sp 4:25). Meerdere keren lezen we van Hem dat Hij Zijn ogen naar de hemel heeft opgeheven (Jh 17:1; Jh 11:41).

Zijn ogen waren altijd op de Vader gericht. Hij had om zo te zeggen altijd ‘oogcontact’ met Zijn Vader. Hij zag nooit iets verkeerds en keek ook nooit op een verkeerde manier. Eva heeft dat wel gedaan, waardoor de zonde in de wereld is gekomen. De Heer Jezus heeft Zich steeds door Zijn Vader – door alles wat Hij zei – laten leiden. Dat wordt weergegeven door “bij waterstromen”. Hij leefde bij het Woord van God (Mt 4:4). Dat Woord was voor Hem een verkwikking (Ps 110:7).

Met die verkwikking verkwikt of herstelt Hij ook anderen die door de zonde vermoeid zijn. Zo heeft Hij Petrus aangekeken, nadat die Hem drie keer heeft verloochend. Daardoor wordt Petrus aan het woord herinnerd dat de Heer tot hem heeft gesproken. Dat breekt zijn hart, waardoor de weg naar herstel is begonnen (Lk 22:61-62).

Nog is de bruid niet klaar met de beschrijving van de ogen van de bruidegom. Ze ziet zijn ogen “badend in melk, zittend bij een volle bron”. Het oogwit van de oogkas vergelijkt de bruid met melk. Aan melk is de gedachte aan overvloed, reinheid, zuiverheid en gezond voedsel verbonden. Israël is een land dat overvloeit van melk en honing. Melk is ook een beeld van het gezonde voedsel van Gods Woord (1Pt 2:2).

De omschrijving “zittend bij een volle bron” straalt rust uit. Dit geeft een beeld van de volle gemeenschap van de Heer met Zijn Vader. Zijn ogen dwalen niet, gaan ook niet schichtig heen en weer. Zijn ogen zijn altijd op Zijn Vader gericht. Vanuit de gemeenschap met de Vader gaan Zijn ogen ook naar Zijn discipelen (Lk 6:20) en naar de menigten (Jh 6:5; Mt 14:14).

Het is goed om de ogen van de Heer Jezus te kennen en erin te lezen wat hierin voor ons is. Het zijn de ogen van duiven, wat ook herinnert aan de Heilige Geest, Die in de gedaante van een duif op Hem is neergedaald. De Geest geeft aan Zijn ogen een glans die aan waterstromen doet denken en een blik die aan de reinheid van melk doet denken. Zijn ogen zijn voor de Zijnen een bron vol van medegevoel.

Na de ogen wordt de blik gericht op Zijn wangen (Hl 5:13). Dan denken we eraan dat Hij Zijn wangen heeft gegeven aan hen die Hem de baard uitplukten (Js 50:6). Voor wie Hem kent, zijn die wangen “als een bed met specerijen, als torentjes met kruiden”. Zijn reactie op de smadelijke behandeling die Hem is aangedaan, is vol rust, als een bed. Hij heeft zwijgend geleden. En wat een lieflijke geur is er uit die rust tot God omhooggestegen, als de geur van specerijen. Hij, Die eens werd veracht als de Weerloze, wordt daarom juist door God én de Zijnen bewonderd.

De “torentjes” spreken van waakzaamheid. De Heer Jezus heeft Zich niet laten afleiden van de weg die Hij moest gaan. Hij is waakzaam gebleven tot heel Zijn werk was volbracht. Kruiden geven, net als specerijen, een aangename geur. Zijn waakzaamheid, het voortdurende letten op de Vader, is voor de Vader een welriekende geur geweest, een grote vreugde voor Zijn hart.

Hier wordt door de bruid verteld dat zij dat in hem heeft gezien. Hebben wij dat ook gezien in de Heer Jezus? We moeten naar Hem kijken, dat wil zeggen dat we het Woord lezen en over Hem nadenken. Als we nadenken over Zijn leven op aarde, zullen we steeds meer van Zijn Persoon leren kennen en Hem steeds meer gaan bewonderen. Hiervan zullen we dan ook getuigen tegenover anderen.

De bruid vergelijkt de lippen van de bruidegom met “lelies druipend van vloeiende mirre”. We lezen van de Heer Jezus dat op Zijn lippen “genade is … uitgegoten” (Ps 45:3). De lelie is een beeld van teerheid in een omgeving van dorens (Hl 2:1-2). De Heer Jezus heeft woorden van leven en bemoediging gesproken te midden van een volk dat wordt vergeleken met “prikkels en dorens” (Ez 2:6).

In een weerbarstige, pijn veroorzakende wereld spreekt Hij woorden van genade. Die woorden staan niet in de krant, maar in Gods Woord en in de harten van hen die Zijn woorden hebben aangenomen. Zij hebben ervaren, zoals de bruid, dat Zijn woorden geen goedkope woorden zijn. Ze zijn doordrenkt van het lijden, dat Hij heeft willen ondergaan om die woorden te kunnen spreken. Daarvan spreekt de “vloeiende mirre”. Er is van Hem getuigd: “Nooit heeft een mens zo gesproken ” (Jh 7:46). “Allen gaven Hem getuigenis en verwonderden zich over de woorden van de genade die uit Zijn mond kwamen” (Lk 4:22).

Hij kan met onze zwakheden meelijden omdat Hij op aarde hetzelfde heeft geleden als wij, met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). Nooit kloppen we bij Hem tevergeefs aan als wij Hem onze problemen willen vertellen. Als we bij Hem komen met onze nood, staat Hij voor ons open en mogen we ervaren dat Hij ons begrijpt. Dan zegt Hij: “Heb goede moed” (Mt 9:2; 22; Mt 14:27; Mk 10:49; Jh 16:33; Hd 23:11). Dit is zo’n woord van genade waarmee Hij ons troost met de troost die Hij uit eigen ervaring kent.

Copyright information for DutKingComments