Song of Solomon 5:2

Ik sliep, maar mijn hart waakte

Met dit vers begint een nieuw deel van het boek. Het vorige gedeelte is geëindigd met de bruidegom die in de tuin van de bruid is gekomen en zich verheugt over alles wat er in haar tuin is. Nu volgt een gedeelte waarin we zien hoe de bruid de bruidegom weer afwijst, maar hem later toch weer opzoekt en terugvindt.

De bruid is in slaap gevallen. Ze is de bruidegom vergeten en schijnt geen behoefte aan zijn gezelschap te hebben. Zo kan het ook in het leven van de gelovige zijn, dat hij nu weer eens vol is van de Heer Jezus, maar dat hij ook momenten of perioden heeft waarin hij niet volledig op Hem is gericht en zijn liefde is verminderd. Deze wisseling van liefde en de afwezigheid daarvan zal ook het overblijfsel kenmerken.

Als we zijn ingeslapen, hebben we de oproep nodig om uit de slaap te ontwaken (Ef 5:14). Het hart van de bruid is wakker, maar toch slaapt ze. Ze slaapt met betrekking tot de bruidegom, maar ze is wakker voor haar omgeving. Haar aandacht is niet meer op hem, maar op al het andere gericht.

Dat is een situatie die de bruidegom niet wenst. Hij wil de ongedeelde aandacht van zijn bruid hebben. Daarvoor gaat hij aan het werk. Hij laat de bruid horen dat hij er eraan komt. Ze neemt het met haar oren waar en weet dat hij het is. Ze noemt hem “mijn liefste”. Dan hoort ze hem kloppen en vragen om hem erin te laten. Hij spreekt haar aan met namen die aangeven wat zij voor hem betekent. Zo probeert de Heer ook onze vaak koude of onverschillige harten voor Zich te winnen door tegen ons te zeggen wat wij voor Hem betekenen.

Hij noemt haar “mijn zuster”, wat erop wijst dat er een familiebetrekking is. Voor ons is die er door het nieuwe leven, de Goddelijke natuur, die ons is geschonken (2Pt 1:4; Jh 20:17). Hij noemt haar ook “mijn vriendin”, wat wijst op vertrouwelijkheid, op het met elkaar delen van geheimen. De Heer Jezus noemt ons “vrienden”, omdat Hij ons alles wat Hij van Zijn Vader heeft gehoord, heeft bekendgemaakt. Hij heeft ons ingeleid in Gods gedachten (Jh 15:14-15).

Hij noemt haar vervolgens “mijn duif”. Een duif is het beeld van eenvoudigheid en aanhankelijkheid ten opzichte van hem. Voor ons geldt dat wij alleen oog moeten hebben voor de Heer Jezus, wat wordt bewerkt door de aanwezigheid van de Heilige Geest, Die met een duif wordt vergeleken (Mt 10:16; Mt 3:16).

Ten slotte noemt hij haar “mijn volmaakte”. Daarmee bedoelt hij dat zij het stadium van volwassenheid heeft bereikt. In geestelijk opzicht betekent het dat een gelovige zijn positie in Christus kent. Hij weet dat hij door de ene offerande van Christus “voor altijd … volmaakt“ is (Hb 10:14). Vervolgens zal hij zich ook geestelijk volwassen gedragen (Fp 3:15a). Dat Christus een ‘slapende’ gelovige met deze namen aanspreekt, laat wel zien op welke liefdevolle manier Hij zo’n gelovige wakker wil maken om weer voor Hem te gaan leven.

Maar de bruidegom is nog niet klaar met haar aan te spreken. Hij wijst niet alleen op wat zij voor hem betekent, maar ook op wat hij voor haar doet en heeft gedaan. Hij heeft de nacht buiten doorgebracht, zonder een plek om te slapen. Daar heeft hij aan haar gedacht, met gedachten van zegen voor haar.

Zo kan het zijn dat de Heer Jezus buiten ons leven staat en wij binnen zijn in onze veilige, gemakkelijke omgeving. Er is een voor Hem onverdraaglijke scheiding gekomen. Hij heeft op aarde niemand dan alleen Zijn bruid, de gelovigen. Als zij geen interesse meer in Hem toont, zal Hij er alles aan doen om haar liefde voor Hem weer op te wekken.

Hiertoe laat Hij zien wat Hij voor haar verdraagt. Hij zwerft als het ware eenzaam door de nacht. Als Hij bij haar komt, zegt Hij tegen haar wat er op Zijn hoofd en Zijn haarlokken zit als gevolg van Zijn zoektocht naar haar. Zijn zoektocht betreft niet haar locatie, want Hij weet waar zij is. Zijn zoektocht betreft haar hart, want dat is niet meer op Hem gericht.

Als wij Hem niet meer de enige plaats in ons leven geven, stelt Hij Zichzelf aan ons voor in Zijn lijden in de nacht. We kunnen dan denken aan de angsten die Hem in Gethsémané overvallen hebben. Daar is Zijn hoofd “vol dauw” en Zijn haarlokken zijn “vol druppels van de nacht” geworden. Wij weten wat Hij in Gethsémané heeft doorworsteld, hoe Zijn zweet daar “als grote bloeddruppels” op de aarde is gevallen (Lk 22:44).

Zijn “hoofd … vol dauw” herinnert eraan dat Hij steeds aan Zijn bruid heeft gedacht om met haar een nieuw leven te beginnen. Dauw kondigt een nieuwe dag met verkwikkingen aan. Daaraan heeft Hij gedacht in Gethsémané. Zijn “haarlokken vol druppels van de nacht” herinnert aan Zijn toewijding – waarvan de haarlokken spreken – aan haar, waaraan de tranen van het lijden in de nacht zijn verbonden (Hb 5:7). Dat heeft Hem beziggehouden in de hof.

Zal deze indrukwekkende benadering bij Zijn slapende geliefde iets bewerken? Wat bewerkt het bij ons, die misschien ook in slaap zijn gevallen?

Copyright information for DutKingComments