Song of Solomon 5:6

De grendel verwijderd

In de voorgaande verzen hebben we gezien dat de bruid in slaap is gevallen en geen aandacht meer voor de bruidegom heeft. Als de bruidegom bij haar komt en haar wakker maakt, voert ze diverse excuses aan om in haar behaaglijke slaapkamer te blijven. De bruidegom zegt wie zij voor hem is en wat hij voor haar heeft overgehad. Maar de bruid blijft erbij: ze heeft er geen zin in om uit haar gemakkelijke houding op te staan en de bruidegom buiten te volgen. Ze heeft met haar excuses haar kamer voor hem vergrendeld. We hebben de toepassing gezien die dit voor ons heeft in onze verhouding tot de Heer Jezus.

In de verzen die we nu voor ons hebben, zien we dat de bruidegom, hoewel hij afgewezen is, doorgaat met het benaderen van zijn bruid. De bruid ziet dat haar geliefde zijn hand door de opening van de deur steekt (Hl 5:4). Zij heeft de deur voor hem op slot gedaan. Maar hij vindt een opening in het vertrek waarin ze zich heeft opgesloten. Door die opening laat hij zijn hand zien. Dat raakt haar. Het is de hand van haar geliefde, de hand die voor haar bezig is. Die hand wil de grendel wegnemen, zodat de bruid naar hem toe kan komen.

Dit herinnert aan de hand van de Heer Jezus die Hij aan de Zijnen laat zien als zij bang bij elkaar zijn (Lk 24:39; Zc 13:6). Het is de hand die voor hen doorboord is. Het is zoals het staat in lied 817 in de bundel van Johannes de Heer, ‘‘k Zal Hem kennen … aan de handen doorboord ook voor mij.’ De Heer Jezus weet ook in ons leven een opening te vinden om ons Zijn doorboorde hand te laten zien. Als we die hand, Zijn hand, zien die voor ons, voor mij, aan het kruis werd gespijkerd, kan ons dat niet onbewogen laten. Het zal ons, net zoals bij de bruid, van binnen onrustig maken.

Het zien van de hand van de bruidegom brengt de bruid ertoe op te staan (Hl 5:5). Ze wil hem opendoen. Ze pakt de handgreep van de grendel. Daar blijkt mirre op te zitten. Die mirre heeft zijn hand erop achtergelaten en die zit nu aan haar eigen handen en vingers. Ze komt er persoonlijk mee in aanraking. Het is mirre in overvloed, haar handen “dropen van mirre”. Het is ook “vloeiende mirre”, er zit beweging in. Zij wordt – in beeld – herinnerd aan zijn lijden, waarvan de mirre spreekt.

Dit is ook wat wij nodig hebben als onze liefde voor de Heer Jezus is verslapt. We hebben de herinnering aan Zijn lijden nodig, niet oppervlakkig, maar het diepe besef daarvan. Het moet opnieuw goed tot mij doordringen wat Hij voor mij persoonlijk geleden heeft. De mirre moet als het ware van mijn handen en vingers druipen. Dat zal mij ertoe brengen mij opnieuw helemaal voor Hem in te zetten en Hem al mijn liefde te geven.

We zien bij Petrus dat hij de Heer verloochent zodra hij in het nauw komt. Dat komt doordat hij in Gethsémané in slaap is gevallen. Dan laat de Heer hem Zijn liefde zien door naar hem te kijken – terwijl Hij lijdt. Zo giet Hij als het ware de mirre over zijn handen. Door deze persoonlijke ontmoeting met de Heer in Zijn lijden komt Petrus tot berouw.

Dan staat de bruid op om open te doen (Hl 5:6). Als ze opendoet om hem binnen te laten, blijkt hij er niet meer te zijn. Hij is weg, weggegaan! Waar is hij? Hij heeft zich teruggetrokken. Waarom? Hij wil haar laten ervaren wat haar weigering om voor hem open te doen betekent. Zo kan het ook in ons leven gaan. Als wij er eindelijk toe komen de deur voor Hem open te doen en Hem weer in ons leven toe te laten, is Hij ineens niet meer te vinden. Dan moeten we leren dat Hij ook dit uit liefde voor ons doet, om ons nog meer te leren beseffen Wie Hij is. Hij is namelijk niet voorgoed verdwenen, maar Hij is weggegaan om ons ertoe te brengen naar Hem op zoek te gaan.

De bruid is ineens tot leven gekomen. Ze is plotseling vol actie om naar hem op zoek te gaan. Hoe is dat gekomen? Ze zegt het: “Ik was buiten mijzelf, toen hij sprak!” Zijn stem, zijn woorden, hebben dat in haar bewerkt. Zo gaat het ook bij ons. De woorden van de Heer Jezus “zijn geest en zijn leven” (Jh 6:63). Hij spreekt levende en levendmakende woorden. Petrus erkent dat en wil daarom naar niemand anders gaan dan alleen naar de Heer, want Hij heeft “woorden van eeuwig leven” (Jh 6:67-69).

De bruid gaat zoeken, maar vindt hem niet. Ze roept, maar hij antwoordt niet. Door weg te gaan test hij haar verlangen of ze echt naar hem op zoek wil gaan. Wij vragen ons ook wel eens af waarom de Heer niet antwoordt als we Hem zoeken in het gebed. Een van de lessen die Hij ons daardoor wil leren, is dat wijzelf niet de voorwaarden kunnen stellen voor het contact met Hem. Soms verbergt God Zich voor ons, dat gevoel hebben we dan in elk geval (vgl. Kl 3:8; 44), omdat wij ons zo vaak voor Hem hebben verborgen. Soms antwoordt God niet op ons roepen, omdat wij zo vaak niet hebben geantwoord op Zijn spreken en roepen tot ons.

Het is Zijn liefde die zo handelt, want Hij wil toewijding bewerken en liefde opwekken. Daarom laat de Heer ons ook door oefeningen heen gaan om te zien of we Hem missen en naar Hem op zoek gaan. Hij beproeft ons dan om te zien of het ons er werkelijk om te doen is dat we met Hem gemeenschap willen hebben. Het kan namelijk ook zo zijn dat wij alleen tot Hem roepen omdat we ons in een nare situatie bevinden. Daarvan willen we verlost worden. Of God dat maar even wil doen. Daarna kunnen we verder met ons eigen leven, waar Hij Zich niet al te nadrukkelijk mee moet bemoeien.

Als het ons werkelijk om een leven in gemeenschap met Hem te doen is, zullen we niet teleurgesteld zijn als Hij niet direct antwoordt of op een andere manier antwoordt dan wij ons voorstellen. Dan blijven we erop vertrouwen dat Hij het beste met ons voor heeft en volharden we in het zoeken naar Hem. Dat zien we hier bij de bruid. Zij zet haar zoektocht voort. Dat brengt haar in omstandigheden waardoor ze op prachtige wijze ervan getuigt wie de bruidegom voor haar is, zoals de volgende verzen laten zien. Dit wil de Heer Jezus ook bij ons bewerken door situaties waarin wij Hem voor ons gevoel kwijt zijn.

Copyright information for DutKingComments